113
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzit -
tenden (ORC) controleert de interne circuits
en de bedrading van de elektrische compo -
nenten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo -
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Bestuurders- en passagiersairbags
Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Aanvullende zijairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Glijrailpositiesensoren
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De controller van het beveiligings -
systeem voor inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elek -
tronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschake -
laar in de stand START of ON/RUN staat. Als
het contactslot in de stand OFF of ACC staat,
is het airbagsysteem niet ingeschakeld en
zullen de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een
reservevoeding, waardoor de airbags ook
geactiveerd kunnen worden wanneer de accu
leeg is of is losgekoppeld. De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu
-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest
gedurende vier tot acht seconden, wanneer
de contactschakelaar voor het eerst in de
stand ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest
gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem uit. Als de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden een
storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem knipperen of continu
branden. Een enkel geluidssignaal klinkt om
u te waarschuwen wanneer het lampje weer
gaat branden na de eerste keer starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem in het instrumentenpaneel
laten branden wanneer een storing wordt
geconstateerd die het airbagsysteem zou
kunnen beïnvloeden. De diagnose meldt
eveneens de aard van het defect. Omdat het
airbagsysteem zodanig is ontworpen dat het
geen onderhoud vergt, raden wij u aan
onmiddellijk een erkende dealer te raad -
plegen wanneer een van de volgende
problemen zich voordoet.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 113
115
(Vervolgd)
Locaties van de frontairbags/kniebescherming
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het frontairbagsysteem is zodanig ontworpen
dat het wordt opgeblazen overeenkomstig de
kracht en de aard van de botsing die worden
vastgesteld door de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden (ORC). Deze
controller ontvangt informatie van de
sensoren voor frontale botsingen (indien
aanwezig) of van andere systeemcompo -
nenten. Het frontairbagsysteem aan bestuur -
derszijde heeft een eentraps airbag. Het
frontairbagsysteem aan passagierszijde heeft
een meertraps frontairbag. Het eerste
opblaasmechanisme wordt onmiddellijk
geactiveerd bij een botsing waarbij gebruik
van de airbags noodzakelijk is. Bij minder
zware botsingen wordt voor de meertraps
airbag een geringe opblazing toegepast. Bij
zwaardere botsingen wordt een krachtiger
opblazing toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een
gespsluitingsschakelaar voor de veiligheids -
gordel voor de bestuurders- en/of de voorpas -
sagiersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake -
laar kan het niveau worden aangepast
waarmee de meertraps frontairbag aan
passagierszijde wordt opgeblazen.
1 — Frontairbags voor bestuurder en passa
-
gier
2 — Kniebescherming voor bestuurder en
passagier
WAARSCHUWING!
Als u tijdens het activeren van de fron -
tairbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden opge-
blazen. Ga achterover zitten en strek uw
armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel te vervoeren in een naar
achteren gericht kinderzitje, dan moet
de front-airbag aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld. Zorg er altijd voor
dat het controlelampje van de uitschake-
ling van de airbag brandt bij gebruik van
een kinderzitje. De passagiersstoel moet
ook zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12
of jonger, maar ook een kind in een
kinderzitje tegen de rijrichting in, ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 115
VEILIGHEID
116
Deze auto kan zijn uitgerust met glijrailpositie-
sensoren voor de bestuurders- en/of de voorpas-
sagiersstoel waarmee de mate van opblazen
van de geavanceerde voorairbags op basis van
de stoelpositie kan worden aangepast.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra
bescherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet
bedoeld voor het verminderen van het risico
op letsel bij botsingen van achteren,
botsingen van opzij of over de kop slaan. De
frontairbags worden niet bij alle frontale
botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor
sommige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen,
aanrijdingen waarbij de auto onder een
vrachtwagen terechtkomt en aanrijdingen
onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke -
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote
afname van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag. Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de fron
-
tairbags moeten worden geactiveerd. Een
grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt gege -
nereerd om de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten -
paneel komen los en worden verwijderd
terwijl de airbags volledig worden opge -
blazen. De frontairbags worden binnen een
oogwenk volledig opgeblazen. De frontair -
bags lopen vervolgens snel leeg terwijl ze de
bestuurder en de voorpassagier bescherming
bieden.
Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de
geavanceerde frontairbag aan passagiers -
zijde uitschakelen (UIT) als een kinderzitje
op de voorstoel moet worden geplaatst.
Schakel de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde alleen uit (UIT) als het abso -
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op of nabij het
airbagpaneel op het instrumentenpaneel of
het stuur worden geplaatst, omdat deze
letsel kunnen veroorzaken bij botsingen
waarbij de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen en
probeer deze nooit handmatig te openen.
Anders is het mogelijk dat u de airbags
beschadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags mogelijk niet
meer functioneren. De beschermpanelen
van de airbagkussens gaan alleen open als
de airbags worden opgeblazen.
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet
opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 116
VEILIGHEID
124
(Vervolgd)
De zijairbags (indien aanwezig) kunnen
helpen om het risico van letsel van inzit-
tenden te beperken tijdens bepaalde zijde -
lingse botsingen, als aanvulling op de
potentiële letselreductie door de veiligheids -
gordels en de constructie van de carrosserie.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle -
ding open. De geactiveerde aanvullende
zijairbag in de stoel komt via de stoelnaad
naar buiten in de ruimte tussen de inzittende
en het portier. De zijairbag beweegt zo snel
en krachtig dat deze letsel kan veroorzaken
wanneer de inzittenden niet goed in de stoel
zitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opge -
blazen. Kinderen lopen een nog hoger risico
van letsel door een geactiveerde airbag. Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse
botsingen. De controller van het beveiligings
-
systeem voor inzittenden (ORC) bepaalt op
basis van de aard en ernst van een botsing of
de zijairbags moeten worden opgeblazen. De
sensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is geka -
libreerd om de zijairbags aan de zijde van de
botsing van het voertuig te activeren bij
botsingen waarbij bescherming van de inzit -
tenden door zijairbags noodzakelijk is. Bij
een zijdelingse botsing worden de zijairbags
onafhankelijk geactiveerd; bij een botsing
aan de linkerzijde worden alleen de zijair -
bags links geactiveerd en bij een botsing aan
de rechterzijde alleen de zijairbags rechts.
Beschadiging van de auto is op zichzelf geen
goede indicatie of activering van de zijair -
bags al dan niet vereist was. De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals sommige aanrij
-
dingen onder bepaalde hoeken of bij
bepaalde zijdelingse botsingen die geen
invloed hebben op het interieur. De zijair -
bags kunnen worden geactiveerd tijdens
botsingen onder een hoek of frontale
botsingen, waarbij de frontairbags worden
geactiveerd.
Zijairbags vormen een aanvulling op de
veiligheidsgordels. Zijairbags worden sneller
opgeblazen dan u met uw ogen kunt knip -
peren.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING!
Inzittenden, waaronder kinderen, die
tegen of heel dicht bij zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Inzittenden, waaronder
kinderen, dienen nooit tegen het portier,
de zijruiten of het gebied waar de zijair -
bags worden opgeblazen aan te leunen of
in slaap te vallen, ook niet als zij in een
babyzitje of kinderzitje zitten.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 124
125
(Vervolgd)
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Componenten van het airbagsysteem
OPMERKING:
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de
interne circuits en de bedrading van de
onderstaande elektrische componenten van
het airbagsysteem:
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Bestuurders- en passagiersairbags
Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Aanvullende zijairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Glijrailpositiesensoren
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor -
zaken bij de inzittenden tijdens het
Veiligheidsgordels (en kinderzitjes
indien van toepassing) zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher -
ming. Ze houden u ook op uw plaats, uit
de buurt van een zijairbag die wordt
opgeblazen. Voor de beste bescherming
van de zijairbags, moeten inzittenden
hun veiligheidsgordels naar behoren
dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen hun stoel. Kinderen moeten naar
behoren worden vastgegespt in een
kinderzitje of zitverhoger, afgestemd op
de grootte van het kind.
WAARSCHUWING!
Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot
ernstig letsel. De zijairbags werken in
combinatie met uw veiligheidsgordel om
u op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair -
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is
uitgerust met zijairbags.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 125
151
Als het voertuig niet in de stand PARK staat en
de bestuurder de motor uitschakelt, kan het
voertuig de automatische handremfunctie
inschakelen.
De automatische handremfunctie wordt
ingeschakeld wanneer alle aan deze voor-
waarden wordt voldaan:
De auto is voorzien van een achttraps
versnellingsbak
Het bestuurdersportier is open. In gevallen
waarin het bestuurdersportier is verwijderd
zou het feit dat er niemand op de bestuur -
dersstoel zit (een sensor in het zitkussen
detecteert het ontbreken van de
bestuurder) een extra activering vormen.
Het voertuig staat niet in de stand PARK
De rijsnelheid is 0 mph (0 km/u)
De contactschakelaar is van RUN naar
OFF gezet
OPMERKING:
Voor voertuigen met Keyless Enter-N-Go
wordt de motor uitgeschakeld en wordt de
contactschakelaar in de ACC-stand gezet. Na
30 minuten gaat de contactschakelaar auto -matisch naar de stand OFF, tenzij de
bestuurder de contactschakelaar in de stand
OFF zet.
Als het voertuig niet in de stand PARK staat en
de bestuurder het voertuig verlaat terwijl de
motor draait, schakelt het voertuig mogelijk de
automatische handremfunctie in.
De automatische handremfunctie wordt
ingeschakeld wanneer alle aan deze voor
-
waarden wordt voldaan:
De auto is voorzien van een achttraps
versnellingsbak
Het bestuurdersportier is open. In gevallen
waarin het bestuurdersportier is verwijderd
zou het feit dat er niemand op de bestuur -
dersstoel zit (een sensor in het zitkussen
detecteert het ontbreken van de
bestuurder) een extra activering vormen.
Het voertuig staat niet in de stand PARK
Het bestuurdersportier is verwijderd
De rijsnelheid is 1,2 mph (2,0 km/u) of lager
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgegespt
Het bestuurdersportier is open
Het rempedaal wordt niet ingetrapt
Het BERICHT " AutoPark Engaged Shift to P
then Shift to Gear " (De automatische
handremfunctie is ingeschakeld; schakel
naar P en dan naar versnelling) verschijnt op
het instrumentenpaneel.
OPMERKING:
In sommige gevallen wordt de Park -
Sense-afbeelding weergegeven in de instru -
mentengroep. In dergelijke gevallen moet de
schakelhendel worden teruggezet naar "P"
om de gewenste versnelling te selecteren.
Als de bestuurder de stand PARK inschakelt
tijdens het rijden, kan het voertuig de automa -
tische handremfunctie inschakelen.
De automatische handremfunctie wordt
ALLEEN ingeschakeld wanneer de rijsnelheid
1,2 mph (2,0 km/u) of lager is.
Het BERICHT " Vehicle Speed is too High to
Shift to P " (rijsnelheid is te hoog om naar P te
schakelen) verschijnt in de instrumenten -
groep als de voertuigsnelheid hoger is dan
1,2 mph (1,9 km/u).
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 151
171
Wanneer de ACC-sensor een voorligger
detecteert, zorgt de ACC dat uw auto auto-
matisch gematigd afremt of versnelt om een
vooraf ingestelde volgafstand aan te houden,
waarbij de snelheid van de voorligger wordt
overgenomen.
Als de sensor geen voor u rijdend voertuig
detecteert, houdt ACC een vaste ingestelde
snelheid aan.
De functie in- of uitschakelen
Druk kort op de toets aan/uit van de adap -
tieve cruise control (ACC). Het ACC-menu op
het display in de instrumentengroep geeft de
melding weer "ACC ready" (ACC gereed).
Om het systeem uit te schakelen, drukt u
nogmaals kort op de toets aan/uit van de
adaptieve cruise control (ACC). Het systeem
wordt dan uitgeschakeld en in de instrumen -
tengroep wordt de melding "Adaptive Cruise
Control (ACC) Off" (adaptieve cruisecontrol
uitgeschakeld) weergegeven.Gewenste ACC-snelheid instellen
Wanneer het voertuig de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de knop SET (+) of
op knop de SET (-). Op het display in de
instrumentengroep wordt de ingestelde snel -
heid weergegeven.
Als het systeem wordt ingesteld op een rijs -
nelheid lager dan 30 km/u (19 mph), zal de
ingestelde snelheid automatisch veranderen
in 30 km/u (19 mph). Als het systeem wordt
ingesteld op een rijsnelheid hoger dan
30 km/u (19 mph), zal de ingestelde snel -
heid overeenkomen met de huidige snelheid
van het voertuig. OPMERKING:
ACC kan niet worden ingesteld als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig
bevindt.
Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet, dan kan de auto blijven versnellen tot
voorbij de ingestelde snelheid. Als dat
gebeurt:
Het bericht "DRIVER OVERRIDE" (ingreep
door de bestuurder) verschijnt in het
display in de instrumentengroep.
Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid alleen bepaald door de
stand van het gaspedaal.
Hervatten
Als er een ingestelde snelheid in het
geheugen is, drukt u op de knop RES
(hervatten) en haalt u daarna uw voet van het
gaspedaal af. Op het display in de instru
-
mentengroep wordt de laatst ingestelde snel -
heid weergegeven.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de adaptieve
cruisecontrol (ACC) ingeschakeld te laten
wanneer u deze niet gebruikt. U kunt het
systeem dan per ongeluk instellen en
sneller rijden dan u wilt. U zou de macht
over het stuur kunnen verliezen en een
aanrijding kunnen veroorzaken. Laat het
systeem altijd uitgeschakeld als u het niet
gebruikt.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 171
173
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display van de instrumentengroep wordt
de snelheidsafname weergegeven.
Metrische snelheid (km/u)
Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display van de instrumentengroep
wordt de snelheidsafname weergegeven.
OPMERKING:
Als u harder rijdt dan de ingestelde snel -
heid en op de toets SET (+) of SET (-)
drukt, wordt de huidige snelheid van het
voertuig de ingestelde snelheid van het
systeem.
Wanneer u de toets SET (-) gebruikt om de
snelheid te verlagen, maar het voertuig door het afremmen op de motor onvol
-
doende vertraagt om de ingestelde snel -
heid te bereiken, zal het voertuig
automatisch worden afgeremd door remsy-
steem.
Het ACC-systeem remt de auto af tot volle-
dige stilstand bij het volgen van een doel -
voertuig. Als een auto met ACC een
doelvoertuig tot stilstand volgt, worden de
remmen van de auto twee seconden na
volledige stilstand gelost.
Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde
rijsnelheid als u op een helling of afdaling
rijdt. Een kleine snelheidsverandering op
lichte hellingen is echter normaal. Tijdens
het rijden op een helling of afdaling kan de
transmissie terugschakelen. Dit is normaal
en noodzakelijk om de ingestelde rijsnel -
heid aan te houden. Bij het rijden bergop -
waarts en bergafwaarts zal het
ACC-systeem worden uitgeschakeld als de
temperatuur van de remmen hoger wordt
dan het normale bereik (oververhit).
Volgafstand instellen in ACC
De volgafstand voor de ACC kan worden inge -
steld door de instelling van de volgafstand te
variëren tussen vier balken (grootst), drie
balken (groot), twee balken (normaal) en één balk (klein). Aan de hand van deze instel
-
waarde voor de volgafstand en de rijsnelheid
berekent ACC de afstand tot uw voorligger.
Deze afstand wordt ingesteld. Deze afstands -
instelling wordt weergegeven op het display
in de instrumentengroep.
Om de instelling van de volgafstand te
verhogen, drukt u kort op de knop Afstand
Instellen — Verhogen. Telkens wanneer de
knop wordt ingedrukt, wordt de instelling van
de volgafstand verhoogd met één balk
(groter).
Om de instelling van de volgafstand te
verlagen, drukt u kort op de knop Afstand
Instellen — Verlagen. Telkens wanneer de
knop wordt ingedrukt, wordt de instelling van
de volgafstand verlaagd met één balk
(kleiner).
PARKSENSE
PARKEERSENSOREN
ACHTER — INDIEN
AANWEZIG
ParkSense parkeersensoren achter zorgen
voor zichtbare en hoorbare aanwijzingen
m.b.t. de afstand tussen de achterzijde van
de auto en een gedetecteerd obstakel bij het
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 173