SPRAAKHERKENNING — INDIEN
AANWEZIG
Bediening van het
spraakherkenningssysteem
Met dit spraakherkenningssys-
teem kunt u de AM- en FM-radio,
cd/dvd-speler en een dicteerap-
paraat bedienen.
OPMERKING:
Zorg dat u zo rustig en normaal mogelijk
tegen het Voice Interface Systeem spreekt.
De mogelijkheid voor het Voice Interface
Systeem om commando’s met de stem van
de gebruiker te herkennen kan negatief
beïnvloed worden als u snel spreekt of har-
der dan normaal.
WAARSCHUWING!
U mag een spraakherkenningssysteem alleen
gebruiken als de rijomstandigheden veilig zijn
en in overeenstemming met de lokale voor-
schriften. Alle aandacht moet gericht blijven
op de weg vooruit. Als u dit niet doet, kan een
botsing met ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Wanneer u op de spraakherkenningstoets
drukt, hoort u een pieptoon. De pieptoon
is het teken dat u een opdracht moet geven.
OPMERKING:
Indien u niet binnen een paar seconden een
opdracht uitspreekt, geeft het systeem u een
lijst met mogelijkheden.
Als u het systeem wilt onderbreken terwijl de
lijst met mogelijkheden wordt weergegeven,
drukt u op de spraakherkenningstoets
,
wacht u tot de pieptoon heeft geklonken en
spreekt u uw opdracht in.
Het drukken op de spraakherkenningstoets
terwijl het systeem spreekt, wordtinbre-
kengenoemd. Het systeem wordt in dat gevalonderbroken en na de pieptoon kunt u op-
drachten toevoegen of wijzigen. Dit wordt erg
makkelijk als u eenmaal de opties begint te
leren.
OPMERKING:
U kunt op elk ogenblik de woordenannule-
ren,help,ofhoofdmenuinspreken.
Deze opdrachten zijn universeel en kunnen
vanuit elk menu gebruikt worden. Alle andere
opdrachten kunnen gebruikt worden afhanke-
lijk van de actieve toepassing.
Bij het gebruiken van dit systeem moet u dui-
delijk en met een normaal volume spreken.
Het systeem zal uw opdrachten het best begrij-
pen als de ramen gesloten zijn en de fan van
de verwarming/airconditioning laag staat.
Als het systeem ergens een van uw opdrachten
niet begrijpt, wordt u gevraagd dit te herhalen.
Als u het eerste beschikbare menu wilt horen,
drukt u op de spraakherkenningstoets
en zegt uHelpofHoofdmenu.
87
Commando’sHet spraakherkenningssysteem begrijpt twee
typen commando’s. De algemene comman-
do’s zijn altijd beschikbaar. Plaatselijke com-
mando’s zijn beschikbaar als de ondersteunde
radiomodus actief is.
Het volume veranderen
1. Start een dialoog door op de
spraakherkenningstoets
te drukken.
2. Spreek een commando in (bijvoorbeeld
help).
3. Gebruik de draaiknop ON/OFF VOLUME om
het volume in te stellen op een comfortabel
niveau terwijl het spraakherkenningssysteem
spreekt. Let op: het volume voor spraakherken-
ning wordt anders ingesteld dan voor het au-
diosysteem.
Hoofdmenu
Start een dialoog door op de
spraakherkenningstoets
te drukken. Als
u naar het hoofdmenu wilt gaan, zegt uhoofd-
menu.In deze modus kunt u de volgende comman-
do’s inspreken:
•Radio, als u wilt overschakelen naar de
radiomodus
•Disc, als u wilt overschakelen naar de
disc-modus
•Memo, als u wilt overschakelen naar de
memorecorder-modus
•Setup(instellingen), als u wilt overschake-
len naar het instellingenmenu van het sys-
teem
AM-radio (of Langegolf- of Middengolf-
radio, indien aanwezig)
Als u wilt overschakelen naar AM-ontvangst,
zegt uAMofradio AM. In deze modus kunt
u de volgende commando’s inspreken:
•Frequency #(frequentie), als u de frequen-
tie wilt wijzigen
•Next station(volgende zender), als u de
volgende zender wilt kiezen
•Previous station(vorige zender), als u de
vorige zender wilt kiezen•Menu radio(radiomenu), als u naar het
radiomenu wilt overschakelen
•Main menu(hoofdmenu), als u naar het
hoofdmenu wilt overschakelen
Radio FM
Als u wilt overschakelen naar FM-ontvangst,
zegt uFMofradio FM. In deze modus kunt
u de volgende commando’s inspreken:
•Frequency #(frequentie), als u de frequen-
tie wilt wijzigen
•Next station(volgende zender), als u de
volgende zender wilt kiezen
•Previous station
(vorige zender), als u de
vorige zender wilt kiezen
•Menu radio(radiomenu), als u naar het
radiomenu wilt overschakelen
•Main menu(hoofdmenu), als u naar het
hoofdmenu wilt overschakelen
88
Dimlicht/grootlichtschakelaarDruk de multifunctionele hendel van u weg om
het grootlicht in te schakelen. Trek de hendel
naar u toe om terug te schakelen naar dimlicht.
PasseersignaalU kunt met uw koplampen een lichtsignaal
geven aan een ander voertuig door de multi-
functionele hendel heel even naar u toe te
trekken. Hierdoor wordt het grootlicht inge-
schakeld tot u de hendel weer loslaat.
OPMERKING:
Indien de multifunctionele hendel langer
dan 15 seconden in de passeersignaalstand
wordt gehouden, schakelt het grootlicht uit.
Indien dit gebeurt, moet u 30 seconden
wachten voordat u het passeersignaal weer
kunt gebruiken.
Dimmer instrumentenpaneelDraai het middelste gedeelte van de hendel
naar de onderste stand om de instrumenten-
verlichting volledig te dimmen. Hierdoor voor-
komt u dat de interieurverlichting gaat branden
wanneer er een portier wordt geopend.Draai het middelste gedeelte van de hendel
naar boven om de verlichting van het instru-
mentenpaneel helderder in te stellen wanneer
de stadslichten of koplampen aan staan.
Draai het middelste gedeelte van de hendel
naar boven tot in de volgende klikpositie om de
en de radio helderder in te stellen wanneer de
stadslichten of koplampen branden.
Draai het middelste gedeelte van de hendel
naar de laatste klikpositie om de binnenverlich-
ting in te schakelen.
Systeem voor het afstemmen van de
lichtbundelhoogte — indien
aanwezig
Met dit systeem heeft de bestuurder altijd de
juiste afstelling voor de koplamplichtbundel,
onafhankelijk van de belading van de auto.
De schakelaar voor de koplamphoogteverstel-
ling bevindt zich op het instrumentenpaneel,
onder de radio.
Bediening: druk op de schakelaar
voor het verstellen van de koplam-
pen totdat het nummer dat over-
eenstemt met de in de onder-
staande tabel aangegeven
belasting op de schakelaar wordt
weergegeven.
Dimmerknop
101
De optionele dwarsdragers moeten ook wor-
den vastgezet in een van de zeven montage-
posities op de langsdragers die met een pijl
zijn gemarkeerd, om te voorkomen dat ze ver-
schuiven. Om de dwarsdragers te verstellen,
draait u de duimschroeven op de bovenrand
van de dwarsdrager los (ongeveer acht sla-
gen) en schuift u de drager in de gewenste
stand. Zorg wel dat de dwarsdragers evenwij-
dig lopen aan het imperiaalframe. Als de dwar-
drager zich in een van de zeven montageposi-
ties bevindt, draait u de duimschroeven weer
aan om de dwarsdrager vast te zetten.
OPMERKING:
•U kunt het windgeruis bij onbelaste
dwarsdragers verminderen door de voor-
ste dwarsdrager in de voorste bevesti-
gingspositie en de achterste dwarsdrager
in de voorlaatste bevestigingspositie te
monteren.
•Als de achterste dwarsdrager (of een an-
der metalen voorwerp) wordt geplaatst
boven de antenne van de satellietradio
(indien aanwezig), kan dit storingen ver-
oorzaken in de satellietradio-ontvangst.
Bevestig voor een betere satellietradio-ontvangst de achterste dwarsdrager in de
tweede montagepositie vanaf de achter-
kant van de auto als geen dakbagage
wordt vervoerd.
•De handgrepen aan de achterzijde van de
wagen (indien aanwezig) mogen niet wor-
den gebruikt voor slepen.
LET OP!
•Om schade aan het dak van de auto te
voorkomen, mag u NOOIT bagage op uw
imperiaal vervoeren zonder dat dwarsdra-
gers zijn aangebracht. De bagage moet op
de dwarsdragers worden gezet en hieraan
worden bevestigd, niet rechtstreeks op het
dak zelf. Als u toch bagage op het dak moet
vervoeren, gebruik dan een deken tussen
de bagage en het autodak.
•Om schade aan de auto en het daktrans-
portsysteem te voorkomen mag de maxi-
male dakbelasting van 68 kg niet worden
overschreden. Verdeel zware lading altijd
zo gelijkmatig mogelijk en bind alles stevig
vast.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
•Lange objecten die voorbij de voorruit ste-
ken, zoals houten panelen of surfplanken,
moet u zowel aan de voorzijde als aan de
achterzijde van de auto vastmaken.
•
Rijd met gereduceerde snelheid en neem
bochten voorzichtig als u een grote of zware
lading op het dak hebt bevestigd. Windsto-
ten, die door passerend vrachtverkeer of op
natuurlijke wijze worden veroorzaakt, kunnen
plotselinge opwaartse krachten uitoefenen
op de lading. Dit geldt vooral bij grote en
platte objecten. Hierdoor kan schade aan de
lading of aan de auto worden toegebracht.
WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met uw
auto gaat rijden. Onzorgvuldig vastgebonden
lading kan van de auto afvliegen, vooral bij
hoge snelheden, waardoor letsel en materiële
schade kan ontstaan. Volg de opmerkingen
voor daktransportsysteem op wanneer u la-
ding op het dak vervoert.
11 7
•Distance To Empty (Afstand tot lege tank) (DTE)..... 139
•Bandenspanningsmeter (TPM)................ 139
•Elapsed Time (Verstreken tijd)................ 139
•Persoonlijke instellingen
(door de klant te programmeren functies)......... 139
•GELUIDSSYSTEMEN........................ 143
•iPod/USB/MP3 REGELING — INDIEN AANWEZIG...... 143
•De iPodof het externe USB-apparaat aansluiten..... 144
•Gebruik van deze functie................... 144
•De iPodof het externe USB-apparaat bedienen met de
radioknoppen.......................... 144
•De Play-modus......................... 144
•De List-modus (Browse-modus)............... 146
•Bluetooth Streaming Audio (BTSA)............. 147
•NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG.......... 147
•STUURBEDIENING VOOR AUDIO................. 148
•Bediening van de radio.................... 148
•Cd-speler............................. 148
•ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES............. 149
•RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS......... 149
•KLIMAATREGELING........................ 149
120
INSTRUMENTENPANEEL
1 — Ventilatieopening 6 — Handschoenenvakje 11 - Schakelaar voor uitschakelen ESC – indien aanwezig
2 — Zijruitontwaseming 7 — Klimaatregeling 12 — Schakelaar stoelverwarming – indien aanwezig
3 — Instrumentenpaneel 8 — Aansluitcontact 13 — Schakelaar koplampstand
4 — Radio 9 — Schakelaar stoelverwarming – indien aanwezig
5 — Opbergvakje 10 — Knop voor alarmknipperlichten
122
29. Weergave Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) — indien
aanwezig
Als de juiste voorwaarden aanwezig zijn, geeft
dit scherm de berichten weer van het EVIC.
Raadpleeg voor meer informatieElektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
30. Controlelampje mistlampen achter
Dit lampje gaat branden wanneer de
mistlichten achter aan zijn. Raad-
pleeg voor meer informatieVerlich-
tinginLeren over de functies van
uw voertuig.
31. Voorgloeilampje — alleen dieselmotor
Het voorgloeilampje gaat branden
wanneer u de eerste keer het contact
aanzet. Wacht tot het lampje uitgaat
voordat u de motor start.
KOMPAS EN MINIRITCOMPUTER
(CMTC) — INDIEN AANWEZIG
OPMERKING:
•Het autokompas wordt automatisch geijkt
zodat het niet nodig is om het kompas
handmatig te ijken.•Als de auto is voorzien van een Chrysler
GPS-systeem (navigatieradio), verzorgt
het navigatiesysteem de kompasrichting
en zijn de menu’s voor kompasafwijking
en kalibratie niet beschikbaar. Het kom-
pas is zeer nauwkeurig, omdat het werkt
op basis van GPS-signalen en niet op het
magnetisch veld van de aarde.
Het kompas met miniritcomputer bevindt zich
op het instrumentenpaneel en heeft een inter-
actief scherm (toont informatie over buitentem-
peratuur, kompasrichting en ritinformatie).
OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de laatst
bekende buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere minuten rijtijd
nodig voordat de werkelijke buitentempera-
tuur weergegeven wordt. De temperatuur
van de motor kan van invloed zijn op de
weergave van de buitentemperatuur,
daarom wordt de weergegeven temperatuur
niet geüpdate wanneer het voertuig stil
staat.
Bedieningsknoppen
Toets STEP
Druk op de STEP toets op het stuur om door
submenu’s te lopen (bijvoorbeeld temperatuur,
ritfuncties: Kilometerteller, Trip A (Rit A), Trip B
(Rit B)).
Kompas Mini-Trip bedieningsknoppen
133
RESET-toets
Om het weergegeven display terug te stellen,
zet u de contactsleutel in de stand ON; vervol-
gens houdt u de RESET-toets op het stuur
ingedrukt.
De volgende displays kunnen worden terugge-
steld of gewijzigd:
•Kompas/Temperatuur
•Trip A (Rit A)
•Trip B (Rit B)
Ritteller (ODO)
Geeft de afgelegde afstand aan sinds deze
functie het laatst op nul is teruggesteld. Druk
de STEP-toets op het instrumentenpaneel in en
laat weer los om tussen de kilometerteller, Trip
A (rit A) of Trip B (rit B) schakelen.
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die werd
afgelegd sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die werd
afgelegd sinds de laatste reset.Kompas/temperatuur display
OPMERKING:
Als de auto is voorzien van een Chrysler
Uconnect™ GPS-systeem (navigatieradio),
verzorgt het navigatiesysteem de kompas-
richting en zijn de menu’s voor kompasaf-
wijking en kalibratie niet beschikbaar. Het
kompas is zeer nauwkeurig, omdat het werkt
op basis van GPS-signalen en niet op het
magnetisch veld van de aarde.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische
noorden. Ter compensatie van de verschillen
moet de kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de zone
waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct hebt ingesteld, worden de ver-
schillen automatisch gecompenseerd, zodat
de nauwkeurigheid van de kompasrichting op-
timaal is.OPMERKING:
•Voor juiste ijking is een vlak wegdek en
een omgeving zonder grote metalen voor-
werpen zoals gebouwen, bruggen, onder-
grondse kabels, spoorrails etc. vereist.
•Magnetische stoffen mogen niet op het
instrumentenpaneel worden gelegd. Daar
bevindt zich de kompassensor.
134