VEILIGHEID
122
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Over de kop slaan van het voertuig (indien
uitgerust met systeem voor detectie van over de
kop slaan)
Zijairbags en gordelspanners zijn ontworpen
om te worden geactiveerd bij bepaalde gevallen van over de kop slaan van de auto
(indien uitgerust met detectie van over de
kop slaan). De controller van het beveili
-
gingssysteem voor inzittenden (ORC) bepaalt
op basis van de aard en ernst van een
bepaalde kanteling of activering noodzakelijk
is. Beschadiging van de auto is op zichzelf
geen goede indicatie of activering van de
zijairbags en gordelspanners al dan niet
vereist was.
De zijairbags en gordelspanners worden niet
altijd geactiveerd wanneer de auto over de
kop slaat. Het systeem voor detectie van over
de kop slaan bepaalt of de het voertuig
mogelijk over de kop slaat en of activering
noodzakelijk is. Als het voertuig over de kop
slaat of bijna over de kop slaat en het
systeem moet worden geactiveerd, activeert
het systeem voor detectie van over de kop
slaan de zijairbags en de gordelspanners aan
beide zijden van het voertuig.
De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het
beperken van het risico van gedeeltelijk of
volledig uit de auto geslingerd worden van
inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde
zijdelingse botsingen of het over de kop
slaan van de auto.
Componenten van het airbagsysteem
OPMERKING:
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de
interne circuits en de bedrading van de
onderstaande elektrische componenten van
het airbagsysteem:
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Bestuurders- en passagiersairbags
Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Aanvullende zijairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Glijrailpositiesensoren
WAARSCHUWING!
Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot
ernstig letsel. De zijairbags werken in
combinatie met uw veiligheidsgordel om
u op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair -
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is
uitgerust met zijairbags.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 122
123
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het
opblazen van de airbags. De schaaf -
wonden lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de vloer -
bedekking of op de vloer van een gymnas-
tiekzaal. Deze schaafwonden worden niet
veroorzaakt door contact met chemische
stoffen. De schaafwonden zijn niet blij -
vend en genezen normaal gesproken snel.
Als uw schaafwonden echter na enkele
dagen nog niet zijn genezen of als u last
hebt van blaren, raadpleeg dan onmiddel -
lijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u
mogelijk zwevende stofdeeltjes die op rook
lijken. Dit stof is een normaal bijproduct
van het activeringsproces voor het niet-giftige opblaasgas. Deze zwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen, neus of
keel irriteren. Spoel met koud water als u
last hebt van geïrriteerde ogen of huid.
Zorg voor frisse lucht bij neus- of keelirri
-
taties. Raadpleeg uw huisarts als de irri -
tatie blijvend is. Als deze deeltjes op uw
kleding terechtkomen, volg dan de gebrui -
kelijke wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een
aanrijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden. OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddel
-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk -
kenresponssysteem de volgende functies
uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten (indien aanwezig)
De accuvoeding naar de elektromotor
afsluiten (indien aanwezig)
De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu energie heeft
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel effect
bij een volgende aanrijding. Laat de
airbags, gordelspanners en het
oprolmechanisme van de veiligheidsgordels
onmiddellijk vervangen door een erkende
dealer. U dient ook de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden te
laten nakijken.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 123
VEILIGHEID
124
De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten
na interventie van het uitgebreid ongeluk-
kenresponssysteem
De centrale portiervergrendeling ontgren-
delen
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit te
voeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
De verwarming van het brandstoffilter
uitschakelen, de aanjagermotor van de
klimaatregeling uitschakelen, de circula-
tieklep van de klimaatregeling sluiten
De accuvoeding afsluiten naar de:
Motor
Elektromotor (indien aanwezig)
Elektrische stuurbekrachtiging
Rembekrachtiging
Elektrische parkeerrem
Automatische schakelhendel
Claxon
Ruitenwissers vóór
Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact
in de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en
de sleutel uit de contactschakelaar te verwij -
deren om te voorkomen dat de accu leeg -
loopt. Controleer zorgvuldig de auto op
brandstoflekkage in de motorruimte en op de
grond in de buurt van de motorruimte en de
brandstoftank voordat u het systeem reset en
de motor te star. Als er na een ongeval geen
brandstoflekkage of schade aan de elektri -
sche apparaten van het voertuig (bijv.
koplampen) is, reset u het systeem door de
hierna beschreven procedure te volgen.
Indien u twijfelt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Resetprocedure uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha -
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig
de auto op brandstoflekkage in de motor -
ruimte en op de grond in de buurt van de
motorruimte en de brandstoftank voordat u
het systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident
kunnen de linker- en rechterrichtingaan -
wijzer, die zich op het instrumentenpaneel
bevinden, beide knipperen en blijven knip -
peren. Om het voertuig te verplaatsen naar
de kant van de weg, moet u de resetproce -
dure uitvoeren.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 124
127
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die
duidelijk maken hoe een voertuigsysteem
zich heeft gedragen bij aanrijdingen of
bijna-aanrijdingen, zoals de activering van
airbags of een botsing tegen een obstakel. De
EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of korter, gegevens te regi-
streren die verband houden met de dynamiek
en veiligheidssystemen van de auto. De EDR
in deze auto is ontworpen om gegevens te
registreren die onder meer antwoord geven
op de volgende vragen:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
Waren de veiligheidsgordels van de
bestuurder en passagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een
beter inzicht in de omstandigheden waar -
onder botsingen en letsel ontstaan. OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend bij
werkelijke ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen persoonlijke
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevallocatie geregistreerd. Het is echter
wel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de
politie, de EDR-gegevens combineren met de
persoonsgegevens die standaard worden
opgevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde
EDR-gegevens is toegang tot de auto of de
EDR en speciale apparatuur nodig. Naast de
fabrikant van de auto kunnen ook anderen
die over deze speciale apparatuur
beschikken, zoals de politie, de EDR-gege
-
vens lezen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren
Waarschuwingslabel op zonneklep voorpassagier
Iedereen in uw auto moet altijd een veilig -
heidsgordel dragen, ook baby's en kinderen.
EG-richtlijn 2003/20/EG vereist het gebruik
van kinderzitjes in alle landen binnen de EU.
Kinderen kleiner dan 1,5 meter en 12 jaar of
jonger moeten altijd goed vastgegespt op de
achterbank zitten, indien aanwezig. Statis -
tieken tonen aan dat kinderen beter
beschermd zijn wanneer ze op de achterbank
zijn vastgegespt en niet op de voorstoelen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 127
VEILIGHEID
128
(Vervolgd)
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in
verschillende maten verkrijgbaar, van zitjes
voor baby’s tot oudere kinderen die bijna
groot genoeg zijn om een veiligheidsgordel
voor volwassenen te dragen. Kinderen
moeten zo lang mogelijk worden vervoerd in
een tegen de rijrichting in geplaatst kinder-
zitje; dit is de positie waarin het kind het
best beschermd is in geval van een botsing.
Lees altijd het instructieboekje van het kinderzitje om te controleren of het geschikt
is voor het kind. Lees aandachtig alle
instructies en waarschuwingen door in het
instructieboekje van het kinderzitje en op
alle stickers die zijn bevestigd aan het
kinderzitje, en neem ze in acht.
In Europa zijn de regels voor kinderzitjes
vastgelegd in de norm ECE R44 waarin ze in
vijf gewichtsklassen zijn onderverdeeld:
Controleer de sticker van uw kinderzitje. Alle
goedgekeurde kinderzitjes moeten voorzien
zijn een datum van de type-goedkeuring en
de controlemarkering op de sticker. De
sticker moet permanent op het kinderzitje
zijn bevestigd. U mag deze sticker niet van
het kinderzitje verwijderen.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitje, dan moeten de front- en
zij-airbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) worden
uitgeschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12
of jonger, maar ook een kind in een
kinderzitje tegen de rijrichting in, ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Bij een aanrijding kan een niet-vastge-
gespt kind als een projectiel naar voren
worden geslingerd. Bij een aanrijding
kan zo veel kracht nodig zijn om een
baby op uw schoot te houden dat u het
kind onmogelijk kunt vasthouden, hoe
sterk u ook bent. Het kind en anderen
kunnen dan ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Voor elk kind in uw auto
moet u het bijbehorende kinderzitje
gebruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Groepen
kinderzitjes Gewichtsklasse
Groep 0
tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15 - 25 kg
Groep 3 22 - 36 kg
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 128
129
"Universele" kinderzitjes
De afbeeldingen in de volgende para-
grafen zijn voorbeelden van elk type
universeel kinderzitje. Kenmerkende
installaties worden getoond. Installeer
altijd uw kinderzitje volgens de aanwij-
zingen van de fabrikant van het kinder -
zitje, die meegeleverd moeten zijn met dit
type veiligheidssysteem.
Kinderzitjes met ISOFIX-ankerpunten zijn
beschikbaar om het kinderzitje in de auto
te installeren zonder de veiligheidsgordels
van de auto gebruiken.
klasse 0 en 0+
Afb. A Veiligheidsdeskundigen raden aan om
kinderen zo lang mogelijk tegen de rijrichting
in gericht in het voertuig te vervoeren.
Kinderen tot 13 kg moeten worden vastge
-
gespt in een naar achteren gericht kinder -
zitje, zoals afgebeeld op afbeelding A. Dit
type kinderzitje ondersteunt het hoofd van
het kind en oefent geen kracht uit op de nek
bij een plotselinge vertraging of botsing.
Het naar achteren gerichte kinderzitje wordt
tegengehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals weergegeven op afb.
A. Het kinderzitje beschermt het kind met
zijn eigen vierpuntsgordel.
WAARSCHUWING!
Zeer gevaarlijk! Plaats een naar achter
gericht kinderzitje niet voor een actieve
airbag. Lees ook de informatiestickers op
de zonneklep. Activering van de airbag bij
een ongeval kan leiden tot dodelijk letsel
aan de baby, ongeacht de ernst van de
botsing. Wij raden u aan kinderen altijd in
een kinderzitje op de achterbank te
voeren, de best beschermde positie in het
geval van een aanrijding.
WAARSCHUWING!
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel te vervoeren in een naar
achteren gericht kinderzitje, dan moeten
de front- en zij-airbag aan de
passagierszijde (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) worden uitgeschakeld
via het menu Setup (instellingen).
Deactivering moet worden geverifieerd
door te controleren of het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel brandt. De
passagiersstoel moet ook zo ver mogelijk
naar achteren worden geplaatst om te
voorkomen dat het kinderzitje in aanraking
komt met het dashboard. WAARSCHUWING!
Plaats nooit een naar achter gericht
kinderzitje voor een actieve airbag. Als de
frontairbag aan de passagierszijde wordt
opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
Altijd de frontairbag deactiveren bij
gebruik van een naar achter gericht
kinderzitje op de voorstoel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 129
VEILIGHEID
134
Veiligheidsgordels voor oudere kinderen
Kinderen langer dan 1,50 m mogen veilig-
heidsgordels gebruiken in plaats van kinder -
zitjes.
Gebruik deze eenvoudige test van 5 stappen
om te bepalen of de gordel het kind goed
past of nog niet en er een kinderzitje van
groep 2 of 3 moet worden gebruikt om de
veiligheidsgordel beter passend te maken:
1. Kan het kind helemaal naar achteren tegen de achterkant van de stoel zitten?
2. Buigen de knieën van het kind comfor -
tabel over de voorkant van de stoel -
terwijl het kind nog steeds helemaal naar
achteren zit?
3. Loopt de schoudergordel over de schouder van het kind tussen de nek en
de arm?
4. Bevindt het heupgedeelte van de veilig -
heidsgordel zich zo laag mogelijk en
raakt het de dijbenen van het kind en niet
de maag?
5. Kan het kind gedurende de hele reis in deze houding blijven zitten? Als het antwoord op een van deze vragen
"nee" is, moet het kind nog een kinderzitje
van groep 2 of 3 gebruiken in deze auto. Als
het kind de driepuntsgordel gebruikt, moet u
regelmatig controleren of de gordel goed past
en moet u controleren of veiligheidsgordel
goed is vastgegespt. Door de bewegingen van
het kind kan de gordel een foutieve positie
aannemen. Als de schoudergordel het
gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de auto, of
gebruik een zitverhoger om te zorgen dat de
veiligheidsgordel goed op het lichaam van
het kind rust.
ISOFIX-systeem voor kinderzitjes
Afb. E
Uw auto is uitgerust met het zogeheten
ISOFIX-bevestigingssysteem voor kinder -
zitjes. Met dit systeem kunnen
ISOFIX-kinderzitjes worden geïnstalleerd
zonder gebruik van de veiligheidsgordels.
Het ISOFIX-systeem is uitgerust met twee
lage ankerpunten, die zich aan de achter -
zijde van de zitting bevinden, op het punt
waar deze samenkomt met de rugleuning, en
een bovenste ankerpunt achter de zitplaats.
In afb. E wordt een voorbeeld van een univer -
seel ISOFIX-kinderzitje voor gewichtsklasse
1 getoond. ISOFIX-kinderzitjes zijn ook
leverbaar voor de overige gewichtsklassen.
WAARSCHUWING!
Sta nooit toe dat een kind de
schoudergordel onder de arm door of
achter de rug langs draagt. Bij een botsing
beschermt de schoudergordel een kind
niet op de juiste wijze, wat kan resulteren
in ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg
hebben. Een kind dient altijd zowel het
heup- als het schoudergedeelte van de
veiligheidsgordel correct te dragen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 134
VEILIGHEID
146
(Vervolgd)
Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen
die in het loopvlak of de wang vast zijn
blijven zitten. Controleer het loopvlak op
sneden en scheuren. Controleer de wangen
op sneden, scheuren en bobbels. Controleer
of de wielmoeren stevig zijn aangedraaid.
Controleer de bandenspanning (met inbegrip
van het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en
buitenverlichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Controleer de
controlelampjes voor de richtingaanwijzers
en het grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en
worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder het voer -
tuig. Controleer op brandstof-, koelvloeistof-,
olie- of andere vloeistoflekkage. Ook als u
een benzinelucht ruikt of lekkage van brand -
stof of remvloeistof vermoedt, moet direct de
oorzaak worden opgespoord en verholpen.
Voorkom ALTIJD dat er tijdens het rijden
voorwerpen op de vloer aan bestuurders-
zijde kunnen vallen of glijden. Voor -
werpen kunnen beklemd raken onder
gaspedaal, rem of koppelingspedalen en
dit kan leiden tot verlies van de controle
over het voertuig.
Plaats NOOIT voorwerpen onder de
vloermat (bijv. doeken, sleutels enz.).
Deze voorwerpen kunnen de positie van
de vloermat veranderen en dit kan leiden
tot hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedaal.
Als de vloerbedekking van het voertuig is
verwijderd en opnieuw geplaatst,
bevestig de vloerbedekking dan altijd
naar behoren op de vloer en controleer of
de vloermatbevestigingen goed vast -
zitten aan de vloerbedekking. Druk elk
pedaal volledig in om te controleren op
hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedalen en
plaats vervolgens de vloermatten
opnieuw.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Het wordt aanbevolen om uitsluitend
milde zeep en water te gebruiken voor
het reinigen van uw vloermatten. Na het
reinigen moet u altijd controleren of uw
vloermat correct is geplaatst en beves-
tigd met behulp van de vloermatbevesti -
gingen door licht aan de mat te trekken.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 146