7
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK MET
ELEKTRISCH BEDIENDE ZONWERING —
INDIEN AANWEZIG ................................ 51
Zonnedak openen ................................. 52
Ventilatiestand zonnedak ...................... 52
Zonnedak sluiten .................................. 53
Openen Elektrisch Bediende Zonwering .. 53
Elektrisch bediende zonwering sluiten .... 53
Klembeveiliging ................................... 53
Onderhoud schuifdak ............................ 54
Werking bij uitgeschakeld contact .......... 54
MOTORKAP ....................................... 54
De motorkap openen ............................. 54
Motorkap sluiten .................................. 54
ACHTERKLEP ......................................... 55
Openen ............................................... 55
Sluiten ................................................ 56
Handsfree achterklep - indien aanwezig ..... 56
BOORDAPPARATUUR .............................. 58
Voedingsuitgangen ............................ 58
Spanningsomvormer — indien
aanwezig ............................................ 59
IMPERIAAL — INDIEN AANWEZIG .......... 60
MILIEUBESCHERMINGSSYSTEMEN —
INDIEN AANWEZIG ................................. 61
UW INSTRUMENTENPANEEL
LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTENGROEP .... 62
Locatie en bedieningselementen display in de
instrumentengroep................................ 62 Indicator voor olieverversing — indien
aanwezig ............................................ 63 Schakelindicator (GSI) — indien
aanwezig ............................................. 63 Selecteerbare items op display in
instrumentengroep................................ 64 Dieseldisplays ...................................... 64
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF) ... 65
Meldingen brandstofsysteem ................. 65
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN
MELDINGEN ...........................................68
Rode waarschuwingslampjes.................. 68
Gele waarschuwingslampjes................... 72
Gele controlelampjes ............................ 76
Groene controlelampjes ......................... 77
Witte controlelampjes ........................... 78
Blauwe controlelampjes ........................ 79
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II ... 79
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid ..................................... 80
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ..................81
Antiblokkeersysteem (ABS) ................... 81
Elektronisch remregelsysteem (EBC) ..... 82
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTEMEN ...........94
Dodehoekbewaking — indien aanwezig ... 94 Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig .......... 97 Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) ............................................ 101
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN ......................................105
Beveiligingssystemen
voor inzittenden ................................ 105 Belangrijke veiligheidsmaatregelen....... 105
Veiligheidsgordelsystemen .................. 107
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS).... 116
Kinderzitjes - Kinderen
veilig vervoeren ................................ 126 Vervoer van huisdieren ..................... 144
VEILIGHEIDSTIPS ..............................145
Passagiers vervoeren ........................... 145
Uitlaatgas .......................................... 145
Aanbevolen veiligheidscontroles
in de auto ......................................... 145 Veiligheidscontroles buiten de auto ...... 148
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN ...........................149
Normaal starten — benzinemotor ......... 149
Normaal starten — dieselmotor............ 150
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN ..........151
HANDREM .........................................152
Elektrische handrem (EPB) ................. 152
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG ..............................154
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 7
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
74
— Waarschuwingslampje AdBlue®
(UREUM)-inspuitsysteem defect — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
samen met een speciale melding op het
display (indien aanwezig) als er een onbe-
kende vloeistof die niet voldoet aan
aanvaardbare eigenschappen is gebruikt, of
als een gemiddeld verbruik van AdBlue®
(UREUM) van meer dan 50% wordt gedetec-
teerd. Neem dan zo snel mogelijk contact op
met een erkende dealer.
Als het probleem niet is opgelost, wordt een
specifiek bericht weergegeven op het display
van de instrumentengroep wanneer een
bepaalde drempelwaarde wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor
te starten.
Wanneer ongeveer 125 mijl (200 km)
resteren voordat de AdBlue®-tank leeg is,
verschijnt er een continu speciaal bericht op
het instrumentenpaneel, vergezeld van een
zoemergeluid (indien aanwezig).
— Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er sprake is van een storing
van het vierwielaandrijvingssysteem. Als het
lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel-
aandrijving niet correct werkt en moet
worden nagekeken. Neem contact op met
een erkende dealer voor onderhoud.
— Lampje Service Forward Collision
Warning (FCW) — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er een storing aanwezig is in
het Forward Collision Warning-systeem.
Neem contact op met uw erkende dealer voor
service. Raadpleeg de paragraaf "Forward
Collision Warning (FCW) - indien aanwezig" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor meer infor-
matie.
— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het Stop/Start-systeem niet correct
werkt en onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud.
— Waarschuwingslampje storing
cruisecontrol
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de cruisecontrol niet correct
werkt en moet worden nagekeken. Neem
contact op met een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en
er wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen,
worden de optimale gebruiksduur van de
banden en het optimale brandstofverbruik
mogelijk niet gegarandeerd.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het
voertuigregelsysteem beschadigd raken.
Het kan ook van invloed zijn op het
brandstofverbruik en het rijgedrag. Als het
lampje knippert, zal de katalysator vrij snel
ernstig defect raken en zal het
motorvermogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 74
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het kan ze niet
oppompen.
Gele controlelampjes — Controlelampje storing actieve
snelheidsbegrenzer — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een storing is gedetecteerd in de
actieve snelheidsbegrenzer.
— Controlelampje Forward Collision
Warning uit — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat Forward Collision
Warning is uitgeschakeld.
— Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de modus LOW staat van de vier-
wielaandrijving. De aandrijfassen vóór en
achter zijn samen mechanisch vergrendeld
waardoor de voor- en achterwielen worden
gedwongen om bij dezelfde snelheid te
draaien. De modus Low zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding zodat meer
koppel aan de wielen wordt geleverd.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie of de werking
en het gebruik van vierwielaandrijving.
— Controlelampje achterasvergrendeling
Dit lampje geeft aan wanneer de achterasver-
grendeling is geactiveerd.
— Controlelampje mistachterlichten —
indien aanwezig
Dit controlelampje gaat branden wanneer de
mistachterlichten zijn ingeschakeld.
— Gloeibougielampje — indien aanwezig
Dit voertuig blokkeert het starten wanneer de
omgevingstemperatuur lager is dan -30 °C
(-22 °F) en de afgelezen waarde van de olie-
temperatuursensor aangeeft dat geen motor-
blokverwarming is gebruikt. Het
gloeibougielampje gaat tijdens koud weer
gedurende 10 seconden knipperen.
Als het voertuig is uitgerust met een blokver-
warmingskabelboom wordt het bericht "Plug
In Engine Heater" (motorverwarming
aansluiten) weergegeven in de instrumenten-
groep wanneer de omgevingstemperatuur
lager is dan -15 °C (5 °F) op het moment dat
de motor wordt uitgeschakeld als herinnering
om mogelijke vertragingen bij het starten bij
de volgende koude start te voorkomen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele banden
en wielen. De bandenspanning en
waarschuwing van het
bandenspanningscontrolesysteem zijn
ingesteld voor de bandenmaat van uw
auto. Het gebruik van vervangende
onderdelen met een andere maat, type en/
of stijl kan leiden tot een ongewenste
werking van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de sensoren
beschadigd raken. Gebruik van
niet-originele bandenafdichtingsmiddelen
kan ertoe leiden dat de sensor van het
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
niet meer werkt. Na gebruik van een
niet-origineel bandenafdichtingsmiddel
wordt geadviseerd dat u uw voertuig naar
een erkende dealer brengt om de werking
van de sensor te laten controleren.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 76
101
OPMERKING:
Het PEB-systeem onthoudt NIET de instel-
ling die het laatst door de bestuurder is
gekozen nadat het contact werd uitgescha-
keld. Het systeem gaat terug naar de stan-
daardinstelling wanneer het voertuig
opnieuw wordt gestart.
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor te lage banden-
spanning op basis van de op de sticker
vermelde bandenspanning.
OPMERKING:
Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het kan ze niet
oppompen.
De bandenspanning varieert met de tempera-
tuur met ongeveer 1 psi (7 kPa) voor elke
6,5 °C (12 °F). Dat betekent dat de banden-
spanning afneemt wanneer de buitentempe-
ratuur daalt. De bandenspanning moet altijd
worden gemeten en ingesteld wanneer de
banden "koud" zijn. De banden zijn "koud" als
ten minste drie uur niet met de auto is
gereden, of minder dan 1,6 km (1 mijl) is
gereden na een periode van drie uur stilstaan.
De spanning van een koude band mag nooithoger zijn dan de maximumspanning die op
de wang van de band staat vermeld. De
bandenspanning stijgt ook als de auto rijdt.
Dit is normaal en er is geen aanpassing nodig
voor deze verhoogde druk.
Raadpleeg de paragraaf "Banden" in het
hoofdstuk "Service en onderhoud" voor infor-
matie over hoe de autobanden correct op
spanning moeten worden gebracht.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan-
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook onder de waarschuwingsgrens daalt,
inclusief de gevolgen van lage temperaturen
en natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem blijft
de bestuurder waarschuwen zolang de
bandenspanning te laag is. De waarschuwing
verdwijnt pas als de bandenspanning gelijk
is aan of hoger is dan de aanbevolen waarden
in op de sticker. Zodra het waarschuwings-
lampje voor lage bandenspanning gaat
branden, dient u de betreffende band(en) op
te pompen tot de waarde die in de banden-
spanningstabel vermeld staat. Als dat is
gebeurd, gaat het waarschuwingslampje uit.
Het systeem wordt automatisch van infor-
matie voorzien en het waarschuwingslampje
gaat uit zodra het systeem de juiste banden-
spanning registreert. Het is mogelijk dat u
eerst ongeveer 10 minuten met een snelheid
hoger dan 24 km/u (15 mph) moet rijden,
voordat het bandenspanningscontrolesy-
steem deze informatie ontvangt.
Uw auto kan bijvoorbeeld een aanbevolen
koude bandenspanning (geparkeerd gedu-
rende meer dan drie uur) hebben van 33 psi
(227 kPa). Als de omgevingstemperatuur
20 °C (68 °F) bedraagt en de gemeten
bandenspanning 28 psi (193 kPa) is, zal bij
een temperatuurdaling tot -7 °C (20 °F) de
bandenspanning afnemen tot ongeveer
24 psi (165 kPa). Deze bandenspanning is
laag genoeg om het bandenspanningslampje
te laten branden. Als u met het voertuig gaat
rijden, kan de bandenspanning naar onge-
veer 193 kPa (28 psi) stijgen, maar het
bandenspanningslampje blijft branden. In
deze situatie gaat het bandenspannings-
lampje pas uit als de banden op de banden-
spanning zijn gebracht die in de
bandenspanningstabel (koud) is vermeld.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 101
VEILIGHEID
102
(Vervolgd)
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 35 kPa (5 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning
wordt uitgeschakeld.OPMERKING:
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet bedoeld als vervanging voor normaal
onderhoud en waarschuwt niet bij andere
problemen met de band.
Als u met een veel te lage bandenspanning
rijdt, raakt de band oververhit en kan de
band defect raken. Een te lage banden-
spanning verhoogt ook het brandstofver-
bruik, vermindert de levensduur van deband en kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden.
Het TPMS is geen vervanging voor het
juiste bandenonderhoud en de bestuurder
is er verantwoordelijk voor om de juiste
bandenspanning te handhaven met
gebruik van een precieze bandenspan-
ningsmeter, zelfs als de spanning nog niet
zover is afgenomen dat het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning
gaat branden.
Het bandenspanningscontrolesysteem
registreert altijd de werkelijke banden-
spanning, ook als die spanning onder
invloed van temperatuurverschillen veran-
dert.
Premiumsysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem maakt
gebruik van draadloze technologie met op de
velg gemonteerde elektronische sensoren die
de bandenspanning meten. De sensoren, die
bij het ventiel op de velgen zijn gemonteerd,
sturen informatie over de bandenspanning
naar de ontvangstmodule.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele
banden en wielen. De bandenspanning
en waarschuwing van het bandenspan-
ningscontrolesysteem zijn ingesteld voor
de bandenmaat van uw auto. Het gebruik
van vervangende onderdelen met een
andere maat, type en/of stijl kan leiden
tot een ongewenste werking van het
systeem of schade aan de sensoren. De
bandenspanningssensor is niet geschikt
voor het gebruik bij niet-originele wielen,
aangezien dit kan bijdragen tot een
slechte werking van het gehele systeem.
Klanten wordt aangeraden om
OEM-wielen te gebruiken, zodat de
functie van het bandenspanningscontro-
lesysteem goed werkt.
Gebruik van niet-originele bandenaf-
dichtingsmiddelen kan ertoe leiden dat
de sensor van het bandenspanningscon-
trolesysteem (TPMS) niet meer werkt.
Na gebruik van een niet-origineel
bandenafdichtingsmiddel wordt geadvi-
seerd dat u uw voertuig naar een erkende
dealer brengt om de werking van de
sensor te laten controleren.
Plaats na het controleren of aanpassen
van de bandenspanning altijd de
ventieldop terug. Hierdoor voorkomt u
dat de TPM-sensor beschadigd raakt
door binnendringend vocht of vuil in het
ventiel.
LET OP! (Vervolgd)
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 102
VEILIGHEID
104
Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radi-
ogolfsignalen worden beïnvloed.
Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten.
Het gebruik van sneeuwkettingen.
Het gebruik van wielen/banden die niet
zijn voorzien van bandenspanningssen-
soren.
Auto's met compact reservewiel of full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen
1. Het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve afmetingen
is niet voorzien van een bandenspan-
ningssensor. Daarom wordt de banden-
spanning van het compacte reservewiel
niet door het bandenspanningscontrole-
systeem geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve
afmetingen aanbrengt in plaats van een
band met een spanning onder de waar-
schuwingsgrens, blijft het bandenspan-
ningslampje branden en klinkt er een
geluidssignaal wanneer u het contact uit
en weer inschakelt. Daarnaast wordt de
bandenspanningswaarde in de afbeel- ding in de instrumentengroep met een
andere kleur aangegeven.
3. Nadat u maximaal 10 minuten met een snelheid van meer dan 24 km/u
(15 mph) hebt gereden, gaat het
bandenspanningslampje gedurende 75
seconden knipperen en vervolgens
continu branden. Verder verschijnt gedu-
rende vijf seconden in de instrumenten-
groep het bericht "Service tire pressure
system” (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) en worden er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van
de bandenspanning.
4. Telkens als daarna het voertuig wordt gestart, klinkt er een geluidssignaal,
knippert het bandenspanningslampje 75
seconden lang en blijft vervolgens
aanhoudend branden, terwijl in de
instrumentengroep gedurende vijf
seconden het bericht "SERVICE TPMS
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) verschijnt en
vervolgens worden er streepjes (- -) weer-
gegeven in plaats van de de bandenspan-
ning.
5. Zodra de oorspronkelijke band is gerepa- reerd of vervangen en op de auto wordt gemonteerd in plaats van het compacte
reservewiel of het full-size reservewiel
met alternatieve afmetingen, wordt het
bandenspanningscontrolesysteem auto-
matisch bijgewerkt. Verder gaat het
bandenspanningslampje uit en geeft de
grafiek in de instrumentengroep de
nieuwe spanningswaarde weer in plaats
van de streepjes (- -), tenzij de spanning
in één van de vier wegbanden onder de
waarschuwingsgrens valt. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 10 minuten met een
snelheid hoger dan 24 km/u (15 mph)
moet rijden, voordat het bandenspan-
ningscontrolesysteem deze informatie
ontvangt.
Bandenspanningscontrolesysteem uitschakelen -
indien aanwezig
Het bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen
met banden die geen bandenspanningssen-
soren hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de (origi-
nele) banden met wielen met bandenspan-
ningssensoren weer vervangen worden door
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 104
347
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) ................................ 74 , 101
Compact reservewiel ....................... 269
Hoge snelheden ............................. 264 Kettingen ...................................... 271
Levensduur van banden .................. 266
Opkrikken .............................. 210 , 262
Radiaal ......................................... 264
Reservebanden ...................... 268 , 269
Rouleren ....................................... 272
Spinnen ........................................ 265
Veiligheid ...................................... 262
Veroudering (levensduur van banden) ............................... 266
Vervanging..................................... 266
Verwisselen............................ 210 , 262
Winterbanden ................................ 268
Bandenservicekit ........ 219 , 220 , 223 , 225
Bandenspanning Banden ......................................... 263
Bandenspanningssysteem ................... 101
Bediening MP3 ................................. 309
Bediening van de radio ........291 , 294 , 301
Bediening van de zonwering.................. 51
Benzinedeeltjesfilter (GPF) ................... 61
Bergplaats krik .................................. 210
Bewaking, bandenspanningssysteem.... 101
Bougies ............................................ 284 Brandstof
Additieven..................................... 280
Octaangetal ................................... 284
Specificaties ................................. 284
Tankinhoud ................................... 283
Verbruik ........................................ 287
Vereisten ....................................... 283
Verlichting....................................... 73
Brandstof bijvullen met een
jerrycan in noodgevallen ..................... 227
Brandstof tanken ........................188 , 189
Buitenverlichting ..........................31 , 148
C
Camera achter................................... 187
Camera, achter.................................. 187
Capaciteiten, vloeistof........................ 283
Certificatielabel ................................. 194
Compacte reserveband ....................... 269
Contact .............................................. 15 Schakelaar ...................................... 15
Controlelampje Hill Descent Control ...... 89
Cruisecontrol (snelheidsregeling)..172 , 174
Cyberveiligheid.................................. 290
D
Dagverlichting ..................................... 32
Dakbagagedrager ................................. 60
Dealerservice .................................... 258
Diagnosesysteem ................................. 79 Diagnosesysteem, boord........................79
Dieren ...............................................144
Diesel
Schermberichten ........................ 64 , 65
Do Not Disturb (niet storen) ........ 320 , 329
Dodehoekbewaking ...............................94
Driepuntsgordels ................................108
E
Elektrisch bediende ramen ....................50 Vermogen ........................................50
Elektrisch bediende ramen,
automatisch sluiten ..............................50
Elektrische aansluitingen ......................58
Elektrische handrem...........................152
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESC) ..................................................84
Elektronische remregeling .....................82 ABS-systeem ....................................81
Electronic Roll Mitigation ............ 83 , 88
Elektronische snelheidsregeling
(cruisecontrol) ........................... 172 , 174
Emissies ...........................................287
F
Filters Airconditioning .................................49
Motorolie .......................................284
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EEIX.fm Page 347