
VERSIE MET
LPG-SYSTEEM
(indien aanwezig)
31) 32)
10) 11) 12) 13)
INLEIDING
De LPG-uitvoering heeft twee
brandstoftoevoersystemen: een voor
benzine en een voor LPG.
PASSIEVE VEILIGHEID/
ACTIEVE VEILIGHEID
Passieve veiligheid
De auto heeft dezelfde passieve
veiligheidsspecificaties als andere
uitvoeringen. Met name zijn de
bevestigingen van de tank (die in de
ruimte voor het noodreservewiel zit)
zodanig ontworpen dat ze botsproeven
doorstaan in overeenstemming met de
veiligheidsstandaards van Fiat.
Bij het rijden op LPG stroomt het gas (in
vloeibare staat) afkomstig uit de tank,
via de speciale leiding naar de
drukregelaar. Hierin bevindt zich een
veiligheidsmagneetklep die de
LPG-stroom onderbreekt als de sleutel
uit het contact wordt gehaald of
wanneer de bestuurder overschakelt op
het andere brandstoftoevoersysteem
(keuze van benzinetoevoer).Samen met de magneetklep van de
regelaar, zorgt een tweede
magneetklep in de tank ervoor dat de
LPG-leiding aan de uitgang van de tank
wordt gesloten.
De twee magneetkleppen zijn
aangesloten op het systeem voor
brandstofafsluiting (Fire Protection
System).
De LPG-tank voldoet aan de huidige
wettelijke voorschriften van de landen
waar de auto wordt verkocht.
Actieve veiligheid
De auto heeft dezelfde actieve
veiligheidskenmerken als de andere
versies.
Alhoewel het LPG-systeem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan
als het voertuig lange tijd niet gebruikt
wordt of als het voertuig verplaatst
wordt in een noodgeval na pech of een
ongeval:
de bevestigingselementen 1
fig. 46 los te maken en vervolgens het
deksel 2 te verwijderen;
draai de LPG-kraan dicht door de
ring 1 fig. 47 rechtsom te draaien;
zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.
BELANGRIJK Als er gaslucht wordt
waargenomen, schakel dan over van
de werking op LPG naar de werking op
benzine en ga onmiddellijk naar het Fiat
Servicepunt om het voertuig te laten
controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
46PGL6J0029
47PGL00003
36
KENNISMAKING MET DE AUTO

Bovendien kan, bij het starten bij een
buitentemperatuur van minder dan
ongeveer -10 °C, de omschakeltijd van
benzine naar LPG langer zijn om de
drukregelaar voor te verwarmen.
Druk bij stilstaande auto en met
lopende motor of terwijl u rijdt op de
knop
fig. 50 op het
instrumentenpaneel om van de ene
naar de andere brandstof over te
schakelen.
14) 15)
LPG-BRANDSTOFRESERVE
Wanneer de resterende hoeveelheid
LPG onder 1/5 van de tankinhoud
komt:
blijft het eerste streepje op het
display 1 fig. 51 branden;
gaat het gele lampjeop het
instrumentenpaneel branden;
klinkt er een geluidssignaal.Het knipperen op het display gaat door
tot de volgende LPG-tankbeurt, ook als
de motor op benzine loopt.
Als de LPG op is, schakelt het systeem
automatisch over naar benzine en gaat
het lampje
1 fig. 48 op het
instrumentenpaneel branden.
MELDING STORING VAN HET
SYSTEEM
Bij een storing in het LPG-systeem
wordt het symbool
weergegeven en
worden alle peilstreepjes uitgeschakeld.
Neem in dat geval zo snel mogelijk
contact op met een Fiat
Servicenetwerk, en rijd verder op
benzine.
TANKEN
16) 17)
LPG
Maximale vulcapaciteit (inclusief
reserve): 42 liter. Er is bij de waarde
reeds rekening gehouden met de 80%
vullimiet van de tank en de
resthoeveelheid die nodig is voor de
opvoering; deze waarde
vertegenwoordigt de maximum
toelaatbare vulinhoud. Bovendien kan
deze maximuminhoud, na herhaaldelijk
tanken, afwijken wegens verschillen
tussen de toevoerdrukwaarden bij de
tankstations, pompen met verschillende
toevoer-/blokkeringswaarden, of een
tank die niet helemaal leeg is.
BELANGRIJK Om een inconsistente
weergave van de LPG-meter op het
instrumentenpaneel te voorkomen, is
het raadzaam om bij elke tankbeurt
minstens 10 liter te tanken.
BELANGRIJK
31)Let wel dat in sommige landen
(inclusief Italië) wettelijke beperkingen
gelden voor het parkeren/stallen van auto's
die rijden op gas dat dichter is dan
zuurstof; LPG valt onder deze categorie.
32)Als er gaslucht wordt waargenomen,
schakel dan over van werking op LPG naar
werking op benzine en ga onmiddellijk naar
een Fiat Servicepunt om het voertuig te
laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
51PGL00024
38
KENNISMAKING MET DE AUTO

BELANGRIJK
10)De auto is uitgerust met een gasvormig
LPG inspuitsysteem dat speciaal
ontworpen is voor deze auto: daarom is het
absoluut verboden de configuratie van het
systeem of de componenten ervan te
wijzigen. Het gebruik van andere
componenten of materialen zou kunnen
leiden tot een slechte werking en
verminderde veiligheid; neem dus in geval
van problemen altijd contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Volg, om beschadiging
aan onderdelen van het gassysteem te
voorkomen, wanneer het voertuig wordt
gesleept of opgekrikt, de aanwijzingen op
die beschreven zijn in de paragraaf "Slepen
van het voertuig" van het Instructieboek.
11)Het systeem werkt op temperaturen
tussen -20°C en 100°C.
12)Bij gebruik van een lakoven moet de
LPG-tank uit de auto verwijderd worden en
later weer worden gemonteerd bij het Fiat
Servicenetwerk. Alhoewel het LPG-systeem
talrijke veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt of als
het voertuig verplaatst wordt in een
noodgeval na panne of een ongeval: draai
de bevestigingselementen van de LPG-tank
los en verwijder de tank. Draai de
LPG-kraan dicht door de ringmoer
rechtsom te draaien (zie "Passieve/actieve
veiligheid"). Zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.13)Wanneer om omschakeling verzocht
wordt kan er een metaalachtig geluid van
de kleppen gehoord worden als deze het
circuit onder druk zetten. Bij de
omschakellogica zoals hierboven
beschreven, is een vertraging tussen het
tikkende geluid van de kleppen en het
uitgaan van het lampje op het
instrumentenpaneel volstrekt normaal.
14)Schakel niet om tussen de twee
werkingsmethodes tijdens het starten van
de motor.
15)In bijzondere gebruiksomstandigheden,
zoals starten en de werking op LPG met
een laag propaangehalte bij lage
buitentemperaturen, kan het systeem
tijdelijk omschakelen naar de werking op
benzine, zonder dat er op het display een
indicatie verschijnt of een lampje gaat
branden. Als het LPG-niveau in de tank
laag is of als er hoge prestaties gevraagd
worden (bijv. inhalen, volgeladen auto, steile
hellingen) kan het systeem automatisch
overschakelen naar werking op benzine om
het vereiste motorvermogen te garanderen;
het groene lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om dit
aan te geven. Wanneer bovengenoemde
omstandigheden niet langer aanwezig zijn,
keert het systeem automatisch terug naar
werking op LPG en gaat het groene lampje
uit. Om bovenbeschreven automatische
omschakeling te verkrijgen, moet u zich
ervan verzekeren dat er altijd voldoende
brandstof in de benzinetank zit.16)Het strikt verboden is om additieven in
LPG te gebruiken. Het wordt geadviseerd
zo nu en dan (minstens één keer elke zes
maanden), de LPG in de tank volledig op te
maken en bij de volgende tankbeurt te
controleren of de maximuminhoud van
42 liter (inclusief reserve) (met een tolerantie
van 1 liter) niet overschreden wordt. Als het
niveau de 42 liter (inclusief reserve)
overschrijdt, neem dan onmiddellijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
17)Gebruik uitsluitend LPG voor
motorvoertuigen.
39

EOBD-SYSTEEM
(European On Board
Diagnosis)
(indien aanwezig)
Werking
Het EOBD (European On Board
Diagnosis) voert een voortdurende
diagnose uit op die componenten van
het voertuig die te maken hebben met
de uitlaatgasemissie.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder door het inschakelen van
een waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel (en het verschijnen
van een bericht op het display) wanneer
deze componenten niet langer in
uitstekende staat verkeren (zie
paragraaf "Lampjes en berichten" in dit
hoofdstuk).
Het doel van het EOBD-systeem
(European On Board Diagnosis) is:
de efficiëntie van het systeem te
bewaken;
signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen;
de noodzaak voor het vervangen van
beschadigde onderdelen aangeven.Het voertuig beschikt ook over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen. Deze
controle kan ook door de
verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen moet het Fiat
Servicenetwerk, om het systeem
volledig te controleren, tests uitvoeren
en zo nodig tests op de weg die ook
een lange afstandsrit kunnen vereisen.
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL

LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJK Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er
klinkt een geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun
beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het
Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. Zie de informatie in dit hoofdstuk in
de gevallen dat een storing wordt gemeld.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën
kan onderbroken worden. De melding op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.
OPMERKING De waarschuwingslampjes en pictogrammen die hieronder zijn beschreven zijn indicatief en kunnen wijzigen op
basis van de versie of de markt.
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodONVOLDOENDE REMVLOEISTOF / PARKEERREM INGESCHAKELD
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil
bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het remcircuit. Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of het
lampje gedoofd is. Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Parkeerrem aangetrokken
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de parkeerrem is ingeschakeld.
roodSTORING STUURBEKRACHTIGING
Dit waarschuwingslampje (of het symbool op het display) gaat branden wanneer de startinrichting in de
stand MAR wordt gezet, maar het moet na enkele seconden doven. Als het lampje blijft branden (of het
symbool op het display blijft staan), zou de elektrische stuurbekrachtiging niet meer kunnen werken
waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om het voertuig te besturen. Het sturen blijft echter wel
mogelijk. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
49

Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodFOUT IN AT6 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat er een storing is met het automatisch
aandrijfsysteem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.18)
roodMOTOROLIEDRUK TE LAAG
Het waarschuwingslampje of symbool gaat branden als er niet voldoende motoroliedruk is.
19)
BELANGRIJK Gebruik de auto niet tot de storing is verholpen. Het aangaan van het symbool geeft de
hoeveelheid olie in de motor niet aan: het oliepeil moet handmatig gecontroleerd worden.
rood
amberSTORING EBD
Wanneer de waarschuwingslampjes
(rood) and(geel) bij draaiende motor tegelijk gaan branden,
dan is er een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de
achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
BELANGRIJK
18)Door blijven rijden terwijl dit symbool brandt kan leiden tot ernstige schade aan de versnellingsbak, waardoor deze defect raakt. De olie
kan ook oververhit raken: contact met hete motor of componenten op hoge temperatuur van het uitlaatsysteem kunnen leiden tot brand.
19)Als het symbool tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
50
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL

Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodGORDELVERKLIKKER
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurders- en
passagierszijde (voor bepaalde versies/markten) indien een passagier aanwezig is, niet is omgelegd. Het
lampje gaat knipperen en er klinkt een geluidssignaal als het voertuig rijdt en de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de passagier voorin (voor bepaalde versies/markten) indien aanwezig niet goed is
vastgemaakt. Maak in dat geval de veiligheidsgordel vast.
roodTE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het waarschuwingslampje gaat branden (of bij sommige versies verschijnt het pictogram op het display)
wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir niet onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de
motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en
controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na het starten het lampje opnieuw gaat branden (of het pictogram
verschijnt weer op het display), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden wordt gebruikt(bijv. wanneer er tijdens het
rijden hoge prestaties worden gevraagd): minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng het
voertuig tot stilstand. Stop gedurende twee of drie minuten met lopende motor en geef een beetje gas om
de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor uit. Controleer of het
koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
roodSTORING DYNAMO
Als dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer de motor draait, duidt dit op een voertuig
laadsysteemstoring. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
roodPORTIER OPEN
Het waarschuwingslampje of het symbool gaat branden wanneer een of meer portieren (of, voor sommige
versies ook de motorkap en de laadklep) niet perfect gesloten zijn (voor bepaalde versies/markten). Bij
geopende portieren en als de auto rijdt klinkt er een geluidssignaal. Sluit de portieren goed.
51

Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodSTORING AIRBAGSYSTEEM
Als het lampje permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem.
33) 34)
BELANGRIJK
33)Als, wanneer de startinrichting naar MAR is gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden,
dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of gordelspanners mogelijk niet in werking treden bij
een botsing of, in een zeer beperkt aantal gevallen, per ongeluk in werking treden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
34)De storing van het
waarschuwingslampje wordt aangegeven door het aangaan van hetpictogram op het display van het
instrumentenpaneel (of, bij bepaalde versies, door het knipperen van het lampje algemene storing). In dergelijke gevallen kan het lampje
mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te
rijden.
Gele waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
amberALGEMENE STORING
Wanneer dit waarschuwingslampje of symbool begint te knipperen, voor versies/markten waar voorzien,
duidt dit op een fout in het airbagwaarschuwingslampje. In dit geval kan het zijn dat de airbag geen
mogelijke airbagsysteemstoringen aanduidt. Neem onmiddellijk contact op met een Fiat Servicenetwerk.
Wanneer dit waarschuwingslampje of symbook gaat branden, kan dit duiden op een interventie of een
probleem met het brandstofafsluitsysteem of een storing in de motoroliedruksensor.
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL