Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
28 Remlichten 34 Interieurverlichting, airconditioning 40 Extra stopcontact achter
29APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel35Startmotor voor voertuigen met
elektronische sleutel41
Starter BCM
(1)
30 Extra algemeen 36 Ruitenwisser achter 42 Verwarmde stoelen
31Sigarenaansteker,
hulpstopcontact37 Elektromagnetische waarschuwing 43 Snelheidsmeter
32 Verwarmingselement 38 Extra stopcontact in laadruimte 44 Voorruitwisser
33
Remlichten, ABS, zender
(1)39Motor elektrische ruitbediening
bestuurderszijde45 Verwarming en klimaatregeling
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
BELANGRIJK
172)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
173)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
174)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, probeer dan niet eigenhandig
reparaties uit te voeren maar neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
175)Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is van de startschakelaar en of alle stroomverbruikers
uitstaan en/of zijn ontkoppeld.
176)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
31)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
32)Als de motorruimte moet worden gewassen, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast en de motortjes
van de ruitenwissers terechtkomt.
162
NOODGEVALLEN
35)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Let bij het gebruik
van de reparatiebus goed op om spatten
product op de huid te voorkomen. Als het
product in contact komt met de huid, spoel
de huid dan grondig af. Laat de reparatiekit
niet binnen het bereik van kinderen. Laat
lege bussen niet achter in de omgeving.
Lever deze af bij een Fiat Servicepunt of
een afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
36)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
37)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
38)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.39)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
186) 187) 188) 189) 190)
40)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
268T36708
168
NOODGEVALLEN
Zorg ervoor dat de twee voertuigen
elkaar niet raken (risico op kortsluiting
op het moment dat de pluspolen
contact maken) en dat de lege accu
goed is aangesloten. Schakel de
startinrichting uit.
Maak, afhankelijk van de versie, de kap
van de accu los.
Sluit de pluskabel A fig. 268 aan op
pool 1 (+) fig. 268 en vervolgens op
pool 4 (+) fig. 268 van de accu die de
spanning levert.
Sluit de minkabel B fig. 268 aan op pool
3 (-) fig. 268 van de accu die de
spanning levert, en vervolgens op pool
2 (-) fig. 268 van de lege accu.
Start de motor en ontkoppel de kabels
A en B in omgekeerde volgorde
(2-3-4-1) zodra de motor start.
BELANGRIJK
186)Controleer of de draden A en B elkaar
niet raken en of de pluskabel A geen
metalen onderdeel van het stroomgevende
voertuig raakt. Gevaar op letsel en/of
schade aan het voertuig.
187)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand "S" (Stop) staat.
Volg de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan.
188)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
189)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
190)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.
BELANGRIJK
40)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
269T36629
169
MOTOR
Multijet 115 Ecojet 120 Ecojet 140
EMISSIENIVEAU Euro 5 Euro4/Euro5 Euro5
MOTOR
MotortypeR9M
Cilinderinhoud (cm³) 1598
Type inspuiting Common rail turbo Common rail twin turbo Common rail twin turbo
Type brandstof Diesel
Start&Stop – Standaard Opties
Aantal cilinders 4
Aantal kleppen 16
Boring/slag (bij tpm) 80/79,5
Roetfilter Ja Ja
Maximum motorvermogen 84 KW (115 pk) bij 3500 tpm 88 KW (120 pk) bij 3500 tpm 103 KW (140 pk) bij 3500 tpm
Maximum koppel 300 Nm bij 1500 tpm 320 Nm bij 1550 tpm 340 Nm bij 1550 tpm
Tankinhoud (liter) 80
Type brandstof Het etiket op het tankluikje geeft de goedgekeurde brandstof aan.
195
Multijet 95 Ecojet 95 Multijet 120 Ecojet 125 Ecojet 145
EMISSIENIVEAU Euro 6
MOTOR
MotortypeR9M
Cilinderinhoud (cm³) 1598
Type inspuiting Common rail turbo Common rail turbo Common rail turboCommon rail twin
turboCommon rail twin
turbo
Type brandstof Diesel
Start&Stop – Standaard – Standaard Standaard
Aantal cilinders 4 in lijn
Aantal kleppen 16
Boring/slag (bij tpm) 80/79,5
Roetfilter SCR-katalysator en Adblue-injectie met roetfilter (DPF)
Compressieverhouding 15,45:1
Maximum motorvermogen70 KW (95 pk) bij
3500 tpm70 KW (95 pk) bij
3500 tpm88 KW (120 pk) bij
3500 tpm92 KW (125 pk) bij
3500 tpm107 KW (145 pk)
bij 3500 tpm
Maximum koppel260 Nm bij
1500 tpm260 Nm bij
1500 tpm300 Nm bij
1750 tpm320 Nm bij
1500 tpm340 Nm bij
1750 tpm
Tankinhoud (liter) 80
Type brandstof Het etiket op het tankluikje geeft de goedgekeurde brandstof aan.
BELANGRIJK
230)Wijzigingen of reparaties aan het brandstoftoevoersysteem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met
de technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
196
TECHNISCHE GEGEVENS
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De motor stopt niet.Elektronische sleutel niet herkend. Steek de sleutel in de lezer.
Elektronisch probleem.Druk vijf keer achter elkaar snel op de
startknop.
Het stuurwiel blijft vergrendeld.Stuurwiel vergrendeld.Draai aan het stuur en druk tegelijkertijd op
de startknop (zie de paragraaf "Start de
motor” in het hoofdstuk “Kennismaken met
uw voertuig”).
Defect circuit.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Tijdens het rijden
Er komt witte rook uit de uitlaat.Dit hoeft niet op een defect te wijzen: de rook
is afkomstig van de regeneratie van het
roetfilter.Raadpleeg de paragraaf "Gegevens over de
dieselversie".
Er komt rook onder het voertuig vandaan als
de verwarming wordt aangezet.Dit hoeft niet op een storing te wijzen: de
rook is afkomstig van de boiler.
In dit geval verdwijnt de rook geleidelijk als
het interieur op de juiste temperatuur is.
Er komt rook uit de motorruimte. Kortsluiting of lekken in het koelcircuit.Zet het voertuig stil, neem de startinrichting
uit, verlaat het voertuig en neem contact op
met het Fiat Servicepunt.
Het controlelampje van de oliedruk gaat aan
in bochten of tijdens het remmen.Het oliepeil is te laag.Vul de motorolie bij (zie de paragraaf
"Lampjes en berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het instrumentenpaneel").
Het controlelampje van de oliedruk gaat aan
en gaat laat uit of blijft aan als er gas wordt
gegeven.Oliedruk te laag.Zet het voertuig stil en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
235
PBA-systeem
(Panic Brake Assist).........136
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........179
Portieren...................21
Achterklep...............24
Centrale portiervergrendeling/-
ontgrendeling voor opengaande
delen...................25
Handmatige portiervergrendeling/
-ontgrendeling.............25
Openslaande achterportieren....23
Voorportieren..............21
Zijschuifportier.............22
Prestaties.................226
Radiozendapparatuur en mobiele
telefoons..................5
Regeleenheid van de zekeringen
in het interieur.............160
Remsysteem...............197
Ruitbediening................63
Ruitenwisser / Achterruitwisser.....42
Slepen van het voertuig........171
Sleutels...................13
Elektronische Sleutel.........16
Sleutel met afstandsbediening . . .13
Speed limiter................77
Start&Stop-systeem...........34
Starten met hulpaccu..........168
Starten van de motor..........142
Startsysteem................48
Stoelen....................29
Voorstoelen...............29
Sturen...................199
Stuurwiel / Stuurbekrachtiging.....33
Stuurwiel/Stuurbekrachtiging
Het stuurwiel in de gewenste
stand zetten..............33
Stuurbekrachtiging..........33
Symbolen...................4
Tanken...................44
Tips voor het rijden...........149
TPMS – Tyre Pressure Monitoring
System.................139Traction Plus...............137
Transmissie................198
TSA (Trailer Stability Assist):......137
Veiligheidsgordels............100
Veiligheidssystemen voor
inzittenden...............100
Veiligheidssystemen voor
kinderen................109
Verificatie van de peilen.........180
Verwarming en ventilatie.........50
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .224
Voorruitsproeier/
achterruitsproeier............42
Voorste hoofdsteun............28
Wielen en banden...........185
Wisserbladen...............188
Zekeringen in het interieur......159
Zijairbags.................108
Gordijnairbag.............108
ALFABETISCH REGISTER
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Service Operations - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italy)
603.91.628N 09/ 2 L - 2018 - Druknummer
Editie