161
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE- VALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Fiat Servicenetwerk om deze werkzaam-
heden uit te laten voeren.
BELANGRIJK Nadat de contactslot naar
STOP is gedraaid en het bestuurderspor-
tier is gesloten, minstens een minuut wach-
ten voordat u de elektrische voeding van
de accu loskoppelt en vervolgens weer aan-
sluit.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampèrage) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu snel oplaadt met een hoge stroom-
sterkte, kan de accu worden beschadigd. UITVOERINGEN ZONDER
Start&Stop fig. 41
Ga voor het opladen als volgt te werk:
maak de B-klem - fig. 41
los van de min-
pool Avan de accu; sluit op de polen van
de accu de kabels van het laadapparaat aan,
let goed o de polariteit; schakel het laad-
apparaat in; als het opladen voltooid is,
eerst het apparaat uitschakelen en dan los-
koppelen van de accu; sluit de B-klem
weer aan op de minpool A van de accu.
fig. 41F0M0625m
133-164 PUNTO POP 1ed NL 25/03/14 16:32 Pagina 161
162
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE- VALLEN
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ontploft.
Als de accu bevroren is geweest, moet
door deskundig personeel worden ge-
controleerd of de cellen niet bescha-
digd zijn en of de bak geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en
corrosieve vloeistof kan weglekken.
ATTENTIE!
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileer-
de ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!VERSIES MET Start&Stop
SYSTEEM fig. 42
Ga als volgt te werk om het opladen, heel
voorzichtig, uit te voeren:
❒druk op knop A-fig. 42 om de stekker
B los te maken van de sensor Cvoor be-
waking van de accustatus (deze laatste zit
op de minpool van de accu zelf).
❒sluit de pluskabel ( +) van het laadappa-
raat aan op de pluspool ( +) van de accu;
❒sluit de minkabel (– ) van het laadapparaat
aan op de pen D van de minpool (– ) van
de accu;
❒schakel het laadapparaat in;
❒als het opladen voltooid is, eerst het ap- paraat uitschakelen voordat het losge-
koppeld wordt van de accu;
❒sluit de stekker Bweer aan de de sen-
sor Cvan de accu.
fig. 42F0M0661m
133-164 PUNTO POP 1ed NL 25/03/14 16:32 Pagina 162
179
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD EN ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, worden
gecontroleerd: de bandenspanning moet
bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 10:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 10F0M0160m
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
❒Voorkom bruusk remmen, met spin- nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig opscheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Als u deze ge-
breken constateert, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen au-to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke banden verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als zij weinigof nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan
dat de band verouderd is. Banden die
langer dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het
noodreservewiel;
❒monteer nooit gebruikte banden ofbanden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒bij de montage van een nieuwe bandmoet ook het ventiel vernieuwd worden;
❒om een gelijke slijtage van de banden opde vooras en de achteras te verkrijgen,
is het raadzaam de banden om de
10.000/15.000 km van as te verwisse-
len. Hierbij moeten de banden aan de-
zelfde zijde van de auto gemonteerd
blijven, zodat een omkering van de
draairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE!
165-184 PUNTO POP 1ed NL 07/04/14 09:51 Pagina 179
181
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD EN ZORG
Ruitenwisserbladen vervangen
fig. 11
Aanwijzingen voor het losmaken van het
wisserblad:
❒til de wisserarm A van de voorruit;
❒draai het wisserblad B 90° ten opzichte
van de pen C , die zich aan het uiteinde
van de wisserarm bevindt;
❒trek het wisserblad los van de pen C.
Aanwijzingen voor het plaatsen van het
wisserblad:
❒plaats de pen C in het gat in het mid-
delste deel van het wisserblad B;
❒plaats de wisserarm met het wisserblad
op de voorruit.
fig. 11F0M0161m
Wisserblad achter vervangen
fig. 12
Ga als volgt te werk:
❒kantel het dopje Aomhoog, draai de
moer Blos, waarmee de wisserarm aan
de as is bevestigd, en neem de arm van
de as;
❒plaats de nieuwe wisserarm in de juis- te stand en draai de moer zorgvuldig
vast;
❒kantel het dopje naar beneden.
fig. 12F0M0162m
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 13
Als de ruitensproeiers niet werken, con-
troleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeiertankje (zie de paragraaf
“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruitens-
proeiermonden niet verstopt zijn. Deze
kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
fig. 13F0M0163m
165-184 PUNTO POP 1ed NL 07/04/14 09:51 Pagina 181
183
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD EN ZORG
Het normale onderhoud van de auto be-
perkt zich tot wassen, waarbij de fre-
quentie afhankelijk is van het gebruik van
de auto en van de omgeving. In bijvoor-
beeld een omgeving met een vervuilde
atmosfeer of als op straten met strooi-
zout wordt gereden, moet de auto vaker
worden gewassen.
De juiste wasmethode:
❒verwijder de antenne van het dak alsu de auto in een wastunnel wast, om te
voorkomen dat deze beschadigt;
❒spoel de auto eerst met een waterstraalonder lage druk af;
❒was de auto met een zachte spons meteen oplossing van neutrale zeep; spoel
daarbij de spons regelmatig uit;
❒spoel de auto af met schoon water endroog de auto met warme lucht of een
schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de ran-
den van de portieren, achterklep, motor-
kap en de koplampranden moeten tijdens
het drogen niet vergeten worden, omdat
daar water kan blijven staan. Het verdient
aanbeveling de auto na het wassen niet
onmiddellijk binnen te zetten, maar de au-
to nog even buiten te laten staan, zodat
waterresten buiten kunnen verdampen. Was de auto nooit in de zon of als de mo-
torkap nog warm is, de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op
dezelfde wijze worden gewassen als de ge-
spoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aan-
gezien harsdruppels bij langere inwerking
de lak kunnen beschadigen, waardoor de
kans op roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen
zo snel en zo goed mogelijk van de lak ver-
wijderd te worden, omdat door de agres-
sieve bestanddelen de lak kan beschadigen.Schoonmaakmiddelen veront-
reinigen het water. Daarom
moet de auto bij voorkeur
worden gewassen op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de rui-
ten een daarvoor geschikt schoonmaak-
middel.
Gebruik een schone, zachte doek om
krassen en beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken
van de binnenzijde van de achterruit op
dat de elektrische weerstandsdraden van
de achterruitverwarming niet worden be-
schadigd. Veeg voorzichtig in de richting
van de draden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-
terstraal niet direct op de elektronische
regeleenheden worden gericht en moeten
de bovenste ventilatie-openingen goed be-
schermd worden, om beschadiging van de
ruitenwissermotor te voorkomen. Laat
deze werkzaamheden verzorgen door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in
stand STOP staan en de motor koud zijn.
Controleer na het reinigen of de ver-
schillende beschermingen (rubber kappen,
deksels enz.) nog op hun plaats zitten en
niet beschadigd zijn.
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen
van het kunststof lampenglas van de kop-
lampen geen aromatische producten (bijv.
benzine) of ketonen (bijv. aceton).
165-184 PUNTO POP 1ed NL 07/04/14 09:52 Pagina 183
210
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Stuurwielafstelling ............................... 35
Symbolen .............................................. 6
Tanken ................................................. 88
Technische gegev ens .......................... 185
Toerentelle r ........................................ 14
Topsnelheden ...................................... 195
Transmissie .......................................... 190
Trip computer ..................................... 30
Uitschuifbare stuurkolommen
– type ................................................. 189
Veiligheid ........................................91
Veiligheidsgordels – algemene waarschuwingen ......... 95
– gebruik ............................................ 92
– krachtbegrenzers .......................... 94
– onderhoud ..................................... 96
Velgbescherming (banden) ............... 193
Velgen – verklaring ve lgcodering ............... 193
Ventilatie interieur ............................. 37 Verbruik
– brandstof ........................................ 202
– motorolie ....................................... 174
Versnellingsbak – gebruik van de handgeschakelde versnellingsbak .............................. 114
Verwarming en ve ntilatie .................. 37
Verwarmings-/ventilatiesystee m ...... 37
Vloeistoffen en sm eermiddelen ....... 200
Vloeistofniveau ruitensproeier/ achterruitsproeier ............................. 176
Wielen
– reservewiel .................................... 192
– vervangen ....................................... 135
– wieluitlijning ................................... 192
Wielophanging ...................................... 191
Wieluitlijning ......................................... 194
Winterbanden ..................................... 194
Wisserbladen voorruit/achterruitwissers .............. 181
Zekeringen (verva ngen) ................... 153
Zijairbags .............................................. 106
Zonnekleppen....................................... 59
Sleutel zonder afstandsbediening .... 10
Sleutels .................................................. 8
Sneeuwkettingen
................................. 119
Snelheidsmeter .................................... 14
Stads-/achterlichten – bediening ........................................ 47
– lamp achter vervangen ................ 149
– lamp voor ve rvangen ................... 147
Start&Stop sy steem ............................ 79
Starten en rijden ................................. 109
Stilstand ................................................ 120
Stoelen – inklappen (achterbank) ................ 33
– reinigen ........................................... 184
– verstellen ........................................ 32
Stoelverste lling .................................... 32
Stopcontact .......................................... 59
Stuurbekrachtiging ..........................54-77
Stuurinrichting ...................................... 191
Stuurslot ............................................... 12
Stuurwiel (afstelling) ........................... 35
Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts&Services - Technical Services - Se\
rvice Engineering - Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 1004 0 Volvera - Torino (Italia)
Druknummer 603.99.506NL – 05/2014 – 1 editie
207-210 PUNTO POP 1ed NL 25/03/14 16:40 Pagina 210