46
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD VAN
HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
1 keer per maand gedurende 10 minuten
in. Laat voor het zomerseizoen de wer-
king van de airconditioning door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
De airconditioning maakt
gebruik van het koelmiddel
R134a. Bij lekkage is dit mid-
del niet schadelijk voor het
milieu. Gebruik in geen geval andere
middelen, zoals R12, omdat anders
de componenten van het systeem
beschadigd kunnen worden.BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van het
systeem (“verwarming” of “koeling”), de
gewenste omstandigheden sneller bereikt
worden.
Het is echter niet raadzaam deze functie
in te schakelen op regenachtige of koude
dagen, omdat dan de ruiten aan de bin-
nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.
LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Druk op de knop
•zodat het lampje
op de knop gaat branden.
Het verdient aanbeveling om de luchtre-
circulatie in te schakelen in de file of in tun-
nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-
vuilde lucht het interieur bereikt. Het is
niet raadzaam dit systeem langdurig te la-
ten werken, omdat anders, vooral als
u met meerdere personen in de auto zit,
de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
033-069 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.56 Pagina 46
81
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 102F0M0508m
OMSTANDIGHEDEN VOOR HET
HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de
uitstoot en om veiligheidsredenen kan de
motor weer automatisch worden gestart,
zonder ingrijpen van de bestuurder, onder
de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na herhaaldelijk intrappen
van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld wan-neer bergafwaarts wordt gereden);
❒door het Start&Stop-systeem langerdan ongeveer 3 minuten uitgezette mo-
tor.
❒bij automatische airconditioning, zolangnog niet een comfortabele temperatuur
in het interieur is bereikt of als de
MAX-DEF-functie is ingeschakeld.
Met een ingeschakelde versnelling kan de
motor alleen automatisch worden gestart
als het koppelingspedaal geheel wordt in-
getrapt. Via een melding op het instru-
mentenpaneel en het branden van het
lampje fig. 99 op het instrumentenpaneel
(indien aanwezig) wordt de bestuurder
verzocht deze handeling uit te voeren. Opmerking: Als het koppelingspedaal
niet wordt ingetrapt na 3 minuten na het
uitzetten van de motor, is een herstart van
de motor alleen mogelijk met behulp van
de contactsleutel.
Opmerking: Als de motor ongewenst is
afgeslagen, bijvoorbeeld wanneer het kop-
pelingspedaal te snel is losgelaten bij een in-
geschakelde versnelling, en het Start&Stop-
systeem is ingeschakeld, dan kan de mo-
tor gestart worden door het koppelings-
pedaal helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te zetten.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het
Start&Stop-systeem en de bestuurder
maakt de eigen veiligheidsgordel los en
opent het bestuurders- of passagierspor-
tier, dan kan de motor daarna alleen wor-
den gestart m.b.v. de contactsleutel.De bestuurder wordt op deze situatie ge-
attendeerd door een geluidssignaal, een
melding op het display en, voor bepaalde
uitvoeringen/markten, het knipperen van
symbool het lampje fig. 99
op het instru-
mentenpaneel.
“ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de mo-
tor de bestuurder 3 minuten geen enkele
actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-
systeem de motor definitief uit om brand-
stof te besparen. In dat geval kan de mo-
tor alleen gestart worden met de
contactsleutel.
Opmerking: Het is in alle gevallen mo-
gelijk de motor draaiend te houden door
het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-
systeem uit. De storing wordt aan de be-
stuurder getoond door het branden van
het lampje A-fig. 102 en, indien aanwe-
zig, het verschijnen van een melding en een
symbool Bop het instrumentenpaneel.
Wendt u in dat geval tot het Fiat Service-
netwerk.
070-090 PUNTO POP 1ed NL 25/03/14 16:31 Pagina 81
83
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 105F0M0511m
BELANGRIJKE TIPS
Controleer voordat u de mo-
torkap opent of de motor is
uitgeschakeld en de contactsleutel in
stand OFF staat. Houdt u aan hetgeen
beschreven staat op het etiket op de
fronttraverse fig. 105. Het is raadzaam
de contactsleutel uit te nemen als er
in de auto nog inzittenden zijn. Als de
auto wordt verlaten moet de contact-
sleutel altijd worden uitgenomen of in
stand OFF worden gedraaid. Tijdens
het tanken moet de motor uitgezet
zijn en de sleutel in stand OFF staan.
ATTENTIE!
Bij auto’s met automatisch
bediende versnellingsbak, is
het raadzaam om, als de motor auto-
matisch is uitgezet op een helling, de
motor opnieuw te starten door de ver-
snellingspook in stand (+) of (-) te zet-
ten zonder het rempedaal los te laten.
Bij auto’s met Dualogic versnellings-
bak en, indien aanwezig, Hill Holder-
systeem, moet u, als de motor auto-
matisch is uitgezet op een helling, de
motor opnieuw starten door de ver-
snellingspook in stand (+) of (–) te zet-
ten zonder het rempedaal los te laten,
zodat het Hill Holder-systeem be-
schikbaar is, dat alleen actief is bij een
draaiende motor.
ATTENTIE!
Als u het interieur in de auto
wilt blijven koelen, dan moet
u het Start&Stop-systeem uitschake-
len, zodat de airconditioning continu
kan blijven werken.
ATTENTIE!
070-090 PUNTO POP 1ed NL 25/03/14 16:31 Pagina 83
115
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
fig. 2F0M0503m
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat eventuele vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en zo de
slag van de pedalen beperken.
ATTENTIE!
Laat na het schakelen de ver-
snellingspook los. Door het
rijden met een hand aan de
versnellingspook wordt op
het schakelmechanisme in de versnel-
lingsbak een geringe kracht uitgeoe-
fend, waardoor onnodige slijtage kan
ontstaan.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet gebruikt. Ze verminderen de ae-
rodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 115
202
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
ALFABETISCHREGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
TECHNISCHE GEGEVENS
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is
gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-
normen is vastgelegd. Het brandstofverbruik is gemeten vol-
gens onderstaande procedure:
❒een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd
door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
❒een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geac-
celereerd in alle versnellingen en waarmee een nor-
maal gebruik van de auto buiten de stad wordt gesi-
muleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;
❒gecombineerd verbruik: hierbij telt de waarde van de
stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit bui-
ten de stad voor 63%.
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmo-
sferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van
de auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning,
lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situa-
ties die de aerodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een
ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
Brandstofverbruik volgens de geldende EU-normen (liter / 100 km)
Uitvoeringen StadsverkeerBuitenwegGecombineerd
1.2 (Euro 4) 7,3 4,8 5,7
1.2 (Euro 5 - Euro 6)7,2 4,4 5,4
1.4 (Euro 4)7,5 5,0 5,9
1.4 (Euro 5 - Euro 6)7,4 4,7 5,7
1.3 Multijet 75pk (Euro 4)6,2 3,5 4,5
1.3 Multijet 75pk (Euro 5 - Euro 5+)5,5 3,5 4,2
1.3 Multijet 85pk (Euro 5+)4,4 2,9 3,5
185-206 PUNTO POP 1ed NL 03/04/14 10:51 Pagina 202