INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5005020100-121-001
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
VERSIES MET STUUR RECHTS
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Instelbare snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5105020100-667-888
53
Als de zichtbaarheid van het
instrumentenpaneel wordt verminderd
vanwege verblinding door
omgevingslicht, annuleert u de
verlichtingsdimmer.
Als de verlichtingsdimmer is
geannuleerd, kan het
instrumentenpaneel niet woorden
gedimd. Ook niet als de positielichten
zijn ingeschakeld. Als de
verlichtingsdimmer is geannuleerd,
schakelt het scherm op het middelste
display naar een constante weergave
van het dagscherm.
TRIPCOMPUTER EN
INFO-SCHAKELAAR
De volgende informatie kan worden
geselecteerd met de INFO-schakelaar
fig. 54 terwijl het contact is
ingeschakeld (AAN):
Afstand-tot-leeg (gemiddelde afstand
die u kunt rijden met beschikbare
brandstof);
Gemiddeld zuinig brandstofverbruik;
Huidig zuinig brandstofverbruik;
Gemiddelde voertuigsnelheid;
Snelheidsalarm voertuig (indien
aanwezig).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als u problemen heeft
met uw tripcomputer.Alarm voertuigsnelheid modus
(indien aanwezig)
In deze modus wordt de huidige
instelling voor het alarm van de
voertuigsnelheid weergegeven. U kunt
de voertuigsnelheidsinstelling waarbij de
waarschuwing wordt geactiveerd,
wijzigen.
BELANGRIJK Het alarmdisplay van de
voertuigsnelheid wordt tegelijkertijd met
de pieptoon geactiveerd. De ingestelde
voertuigsnelheid knippert meerdere
malen.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de
INFO-schakelaar.
De alarmfunctie van de voertuigsnelheid
kan worden ingesteld tussen 30 en
250 km/u.
BELANGRIJK Stel de voertuigsnelheid
altijd in volgens de wetten en regels in
uw land/stad waarin met het voertuig
wordt gereden. Controleer bovendien
altijd de snelheid van het voertuig
middels de snelheidsmeter.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de volgende
procedure:
druk op de INFO-schakelaar om de
alarmmodus voor de voertuigsnelheid
weer te geven;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knippert het derde
cijfer (hondertallen) fig. 55;
druk op de INFO-schakelaar en stel
het derde cijfer (hondertallen) in op de
gewenste voertuigsnelheid. De
numerieke waarde wijzigt elke keer dat
de INFO-schakelaar wordt ingedrukt;
540620500-122-001
5505020110-121-002
55
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knipperen de onderste
twee cijfers (tientallen en eentallen)
fig. 56;
druk op de INFO-schakelaar en stel
de twee onderste cijfers (tientallen en
eentallen) in op de gewenste
voertuigsnelheid. De numerieke waarde
wijzigt elke keer dat de INFO-
schakelaar wordt ingedrukt;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. De ingestelde
voertuigsnelheid wordt weergegeven p
het alarmscherm voor de
voertuigsnelheid.
SCHAKELINDICATOR(indien aanwezig)
De schakelindicator ondersteunt u bij
een optimaal zuinig brandstofverbruik
en soepel rijden.
De geselecteerde schakelstand 1
fig. 57 wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven en er wordt aangegeven
welke schakelstand 2 het meest
geschikt is volgens de huidige
rij-omstandigheden.Indicatie Toestand
CijferDe geselecteerde
schakelstand wordt
weergegeven
en cijferSchakel op of terug
naar de aangegeven
schakelstand die
wordt weergegeven
BELANGRIJK Vertrouw niet alleen op
de aanbevolen opschakeling/
terugschakeling die wordt
weergegeven. De werkelijke rijsituatie
kan andere schakelstanden vereisen.
Om ongelukken te vermijden, moet de
weg- en verkeerssituatie goed worden
beoordeeld door de bestuurder
alvorens te schakelen.
Versies met handmatige
versnellingsbak
De schakelindicator schakelt uit als de
volgende werkingen worden uitgevoerd:
het voertuig is gestopt;
het voertuig staat in de vrijstand;
het voertuig staat in de achteruit;
de koppeling is niet volledig ingetrapt
als er na stilstand gas wordt gegeven;
het koppelingspedaal wordt
2 seconden of langer ingetrapt tijdens
het rijden.
5605020110-121-003
5705210102-12A-001
56
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
HOOFDWAARSCHUWINGSLAMPJE
Versies zonder Radio 7”
Het waarschuwingslampje blijft branden bij
een storing in het accumanagementsysteem
of bij een storing van de remschakelaar.
Versies met Radio 7”
Het waarschuwingslampje gaat branden als
het systeem een storing heeft. Bedien het
middelste display en controleer de inhoud. Zie
de paragraaf "Voertuigen met Radio 7" in dit
hoofdstuk.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
INDICATIELAMPJE STUURBEKRACHTIGING
Dit lampje gaat branden bij een storing in de
elektrische stuurbekrachtiging. Als het lampje
gaat branden, brengt u het voertuig op een
veilige plek tot stilstand. Het stuurwiel mag niet
meer gebruikt worden. Er is geen probleem als
het lampje na bepaalde tijd uitschakelt.
OPMERKING Als het indicatielampje gaat
branden, functioneert de stuurbekrachtiging
niet naar behoren. Als dit optreedt, kan het
stuurwiel nog worden bediend. De werking zal
echter zwaarder aanvoelen dan normaal, of
het stuurwiel gaat trillen als eraan gedraaidwordt.
OPMERKING Als het stuurwiel herhaaldelijk
naar links en rechts wordt getrokken terwijl het
voertuig stil staat of zeer langzaam rijdt, heeft
tot gevolg dat het stuursysteem overschakelt
naar de beschermingsmodus waardoor het
stuurwiel zwaar aanvoelt; dit wijst echter niet
op een probleem. Als dit gebeurt, parkeert u
het voertuig op een veilige plek en wacht u
enkele minuten totdat het systeem terugkeert
naar de normale toestand.Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk
als het lampje blijft branden.
WAARSCHUWINGSLAMPJE
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (indienaanwezig)
Het lampje gaat branden bij een probleem met
de versnellingsbak.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje
van de automatische versnellingsbak gaat
branden, heeft de versnellingsbak een
elektrisch probleem. Als u onder deze
omstandigheden blijft doorrijden kunt u de
versnellingsbak beschadigen.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BERICHT OP DISPLAY(versies met Radio 7”)
Als er een bericht op het middelste
display wordt weergegeven, treft u de
benodigde maatregelen (op een kalme
manier) in overeenstemming met het
weergegeven bericht.
Als de volgende berichten op het
middelste display worden
weergegeven, kan er sprake zijn van
een storing in een van de systemen van
het voertuig:
Hoge temperatuur
motorkoelvloeistof: wordt
weergegeven als de motorkoelvloeistof
zeer hoog is geworden.
Storing oplaadsysteem: wordt
weergegeven als het laadsysteem een
storing heeft.
Temperatuurwaarschuwing: het
volgende bericht wordt weergegeven
als de temperatuur rond het middelste
display erg hoog is. Het wordt
aanbevolen de temperatuur in de auto
of de temperatuur rond het middelste
display te verlagen door rechtstreeks
zonlicht te vermijden.
Breng het voertuig tot stilstand op een
veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSTOON
IS GEACTIVEERD
In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingstoon geactiveerd:
Herinnering lampen aan;
Airbag/gordelspansysteem;
Actieve motorklep (indien aanwezig);
Contact niet uitgeschakeld (STOP);
Sleutel uit voertuig verwijderd;
Verzoekschakelaar inoperatief
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Sleutel in bagageruimte
achtergelaten (versies met
geavanceerde keyless functie);
Sleutel in voertuig achtergelaten
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Snelheidsalarm (indien aanwezig);
Waarschuwingstoon
bandenspanning (indien aanwezig);
Buitentemperatuur (indien aanwezig);
Elektronisch stuurslot;
Snelheidsbeperker (indien aanwezig);
Waarschuwing bij 120 km/u (indien
aanwezig).
BELANGRIJK
62)Manipuleer nooit de airbag/
gordelspansystemen en neem altijd
contact op met het Fiat Servicenetwerk
voor onderhoud en reparaties. Het zelf
onderhouden of manipuleren van de
systemen is gevaarlijk. Een airbag/
gordelspanner kan per ongeluk worden
geactiveerd of kapot gaan en resulteren in
ernstig letsel of overlijden.
63)Bestuur het voertuig niet als het
waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert. Het is
gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl
het waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert, aangezien het
actieve motorkapmechanisme dan mogelijk
niet goed functioneert in het geval het
voertuig een voetganger zou raken.
76
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
BELANGRIJK
154)Schakel het cruisecontrolsysteem
altijd uit als het niet gebruikt wordt: het is
gevaarlijk om het cruisecontrolsysteem
geactiveerd te laten wanneer het niet
gebruikt wordt, omdat de cruisecontrol
daardoor plotseling geactiveerd kan
worden wanneer per ongeluk op de knop
wordt gedrukt. Daardoor kan de controle
over het voertuig verloren gaan en een
ongeval worden veroorzaakt.
155)Als met het geactiveerde systeem
wordt gereden, mag de versnellingspook
nooit in de vrijstand worden gezet.
156)Neem in geval van defecten of
storingen in het systeem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
157)De cruise-control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid
kan handhaven. In bepaalde
omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
SNELHEIDS-
BEGRENZER
(indien aanwezig)
158) 159)
De snelheidsbegrenzer kan ingesteld
worden op een snelheid tussen
30 km/h en 200 km/h.
Het systeem bestaat uit een display van
de snelheidsbegrenzer en de
schakelaar op het stuurwiel fig. 92.
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Inschakelen
Druk op de ON-schakelaar om het
systeem in te schakelen. Het scherm
van de instelbare snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven en het (gele)
hoofdindicatielampje van de
snelheidsbegrenzer gaat branden.
BELANGRIJK Druk opnieuw op de
mode-schakelaar om naar de
snelheidsbegrenzer over te schakelen
als de cruise-control na een druk op de
ON-schakelaar werkt.
Uitschakelen
Schakel het systeem uit door de
volgende handelingen te verrichten:
Houd de OFF/CANCEL-schakelaar
lang ingedrukt of druk 2 keer op de
OFF/CANCEL-schakelaarwanneer
een kruissnelheid is ingesteld(het
groene waarschuwingslampje gaat
branden). Het scherm van de
snelheidsbegrenzer wordt niet langer
weergegeven en het (groene)
indicatielampje snelheidsbegrenzer
ingesteld gaat uit.
Druk op de OFF/CANCEL-
schakelaarwanneer geen
kruissnelheid is ingesteld(het gele
waarschuwingslampje gaat branden).
9205281500-12A-002
134
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Voer niet te veel kracht
uit op de camera. Daardoor zou u de
stand en de hoek van de camera
kunnen wijzigen. Probeer de camera
niet te demonteren, te wijzigen of te
verwijderen aangezien daardoor de
hermetische afdichting kan worden
aangetast.
BELANGRIJK De kap van de camera is
gemaakt van plastic. Maak de kap van
de camera niet schoon met
ontvettingsmiddelen, organische
oplosmiddelen, was of polijstmiddel
voor glas. Verwijder deze producten
onmiddellijk met een zachte doek als ze
op de kap terechtkomen.
BELANGRIJK Wrijf niet hard met een
schurende of harde borstel over de kap
van de camera. Daardoor kunnen
krassen op de kap of de lens van de
camera ontstaan, waardoor de beelden
nadelig kunnen worden beïnvloed.
BELANGRIJK Maak de cameralens met
een zachte doek schoon als er water,
sneeuw of modder op terecht is
gekomen. Gebruik een neutraal
reinigingsmiddel als u de camera niet
alleen met een doek schoon kunt
krijgen.BELANGRIJK Het kan zijn dat de
achteruitrijmonitor niet perfect werkt
wanneer de camera aan abrupte
wijzigingen in de temperatuur (van
warm naar koud of omgekeerd) wordt
blootgesteld.
BELANGRIJK Neem voor het
vervangen van de banden contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Door de
vervanging van de banden kunnen de
lijnen die op het display worden
weergegeven afwijken.
BELANGRIJK Na een frontale botsing,
zijbotsing of botsing achterop kan de
uitlijning (de locatie of de installatiehoek)
van de parkeercamera achter zijn
gewijzigd. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK De camera kan een
probleem vertonen als op het display
het bericht "no video signal" [geen
beeldsignaal] wordt weergegeven.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.HET DISPLAY BEKIJKEN
De voertuigbreedtelijnen
(geel)fig. 99 worden ter referentie op het
scherm weergegeven. Ze geven een
benadering van de voertuigbreedte in
vergelijking tot de breedte van de
parkeerplaats waarop u zult parkeren.
Gebruik deze weergave op het display
om het voertuig op een parkeerplaats of
in een garage te parkeren.
(gele) voertuigbreedtelijnen: deze
lijnen geven de breedte van het voertuig
aan.
afstandslijnen: deze lijnen geven bij
benadering de afstand tot een punt
gemeten vanaf de achterkant van het
voertuig (vanaf het uiteinde van de
bumper). De rode en gele lijnen geven
de afstand vanaf de bumper
(middelpunt van elke lijn) tot de
volgende punten aan: 50 cm voor de
rode lijnen en 1 m voor de gele lijnen.
9907080913-111-111
140
STARTEN EN RIJDEN