Bij verkeerd of onvolledig onderhoud
kunnen problemen ontstaan. De
aanwijzingen in dit hoofdstuk hebben
alleen betrekking op eenvoudig uit te
voeren controles en onderhoud.
Zoals is uitgelegd in de paragraaf
“Inleiding”, zijn er diverse procedures
die alleen met speciaal gereedschap
kunnen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
Verkeerd doe-het-zelf onderhoud
tijdens de garantieperiode kan gevolgen
hebben voor de garantie. Zie voor
nadere bijzonderheden de aparte
garantieverklaring die met het voertuig
wordt meegeleverd. Laat bij twijfel over
een service- of onderhoudsprocedure
de werkzaamheden uitvoeren door een
expert, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
De verwijdering van afgewerkte olie en
afvalvloeistoffen is onderworpen aan
strenge wettelijke milieuvoorschriften.
Zorg daarom voor een correcte
verwijdering van uw afval, met
inachtneming van het milieu.
We bevelen u aan het verversen van
oliën en vloeistoffen voor uw voertuig te
laten uitvoeren door het Fiat
Servicenetwerk.PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van voorruit.
Elke 3.000 kmcontroleren en
eventueel bijvullen: motoroliepeil.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
175
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en
eventueel op spanning brengen. Vervaldatum en
toestand lading snelle bandenreparatiekit
controleren (indien aanwezig)
●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.
●●●●●●●●●●
De vloeistofpeilen controleren en eventueel
bijvullen (1)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
Gebruik de diagnosestekker om de werking van
het motormanagementsysteem en de emissie te
controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
●●●●●●●●●●
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
176
ONDERHOUD EN ZORG
213)Laat de remmen inspecteren als het
koppeling-/remvloeistofpeil laag is. Een
laag koppeling-/remvloeistofpeil is
gevaarlijk. Een laag koppeling-/
remvloeistofpeil kan duiden op slijtage van
de remvoering of een lek in het
remsysteem waardoor de remmen kunnen
haperen en een ongeval kan worden
veroorzaakt.
214)Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof of kraanwater. Het
gebruik van antivries als
ruitensproeiervloeistof is gevaarlijk.
Wanneer antivries op de voorruit gespoten
wordt, zal de voorruit bevuild raken
waardoor uw zicht afneemt en een ongeval
kan worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
39)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan ernstige
schade aan het voertuig veroorzaken.
40)Het oliepeil mag nooit boven het
MAX-teken komen.
41)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
42)Vermijd dat remvloeistof, die uiterst
corrosief is, in contact komt met gelakte
zones. Spoel bij contact onmiddellijk af met
water.43)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische accessoires kan ernstige
schade aan het voertuig veroorzaken. Als
na aanschaf van de auto-accessoires (bijv.
alarmsysteem, mobiele telefoon enz.)
gemonteerd moeten worden, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk,
dat de meest geschikte apparaten weet
aan te raden en vooral kan beoordelen of
een accu met een grotere capaciteit nodig
is.
BELANGRIJK
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het wordt geadviseerd wordt naar
een werkplaats van het Fiat Servicenetwerk
te gaan om de olie en het oliefilter te laten
vervangen.
5)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de
vloeistof te laten vervangen.
6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
215) 216)
PROCEDURE VOOR HET
OPLADEN VAN DE ACCU
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
verwijder de doppen voordat u de
accu oplaadt;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem weer aan op de
accu.
BELANGRIJK Schakel alle accessoires
uit en stop de motor, alvorens de accu
op te laden.
BELANGRIJK Controleer of de kabels
van de elektrische installatie correct zijn
aangesloten op de accu, d.w.z. de
pluskabel (+) op de plusklem en de
minkabel (-) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (-), en zijn
weergegeven op het deksel van de
accu. De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
185
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig lezen..............2
Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) - Airbag.............107
ABS......................79
Accu (onderhoud)............183
Accu opladen...............185
Achterklep..................42
Achterklep (openen)............42
Actieve veiligheidssystemen.......79
Adaptive Front Lighting System
(AFS)...................29
Afmetingen................200
Alarmknipperlichten...........145
Alarmknipperlichten (bediening) . . .145
Antidiefstalsysteem............16
Automatische klimaatregeling......38
Automatische verlichting.........27
Automatische versnellingsbak. . . .127
Automatische wisserregeling......33
Auxiliary driving systems.........84
Band- en wielspecificaties......197
Bandenreparatiekit...........162
Bandenspanning.............187
Belangrijke informatie...........3
Bericht op display.............76
Beschermingssystemen
inzittenden................89Bestuurdersairbag............110
Beveiligingsalarm voertuig........15
Bevestiging van de trekhaken.....170
Brake Assist................125
Brandstofverbruik............206
Brandstofvuldop.............138
Buitenlampen vervangen........150
Buitenspiegels...............24
Buitenverlichting..............26
Cabrioletkap (openen)..........46
Cabrioletkap (zachte kap)........46
Camera achter (ParkView
achteruitrijcamera)..........139
Carrosserie (zorg en onderhoud) . . .189
CO2-emissie...............206
Coming
Home-verlichtingssysteem......27
Constante bewaking..........122
Contactslot.................11
Cruise-control..............131
Dashboard..................8
De lak onderhouden..........190
De motor starten..........11,124
De motor uitschakelen..........14
Dead Lock voorziening..........17
DRL (Dagverlichting)...........26
DSC-systeem...............80
Een aanhanger trekken........143
Een band vervangen..........187Een lamp vervangen..........145
Een wiel vervangen...........187
Elektrische ruiten.............40
Elektrische spiegels............25
Flash to pass...............26
Geavanceerd Keyless Entry
Systeem.................15
Gebruik van deze handleiding......3
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........175
Geprogrammeerd onderhoud.....174
Geprogrammeerd
onderhoudsschema.........176
Gewichten.................199
Gordelspanners...........93,110
Gordelspanners en
krachtbegrenzers............93
Grootlicht..................26
Handbediende klimaatregeling....36
Handgeschakelde
versnellingsbak............126
HLA-functie.................87
Hoofdsteunen...............23
Identificatiegegevens..........195
INFO-schakelaar..............55
Installatierichting kinderzitje.......98
Instrumentenpaneel............52