Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWINGSLAMPJE SLEUTEL
(continu aan)
Als er een storing in het keyless invoersysteem
optreedt, blijft dit lampje branden.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje
voor de sleutel gaat branden of als het
indicatielampje van de startknop gaat
knipperen (oranje), dan start de motor mogelijk
niet.Als de motor niet start, probeer dan te starten
via de noodwerking en neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg "Noodwerking voor het starten van
uw voertuig" in de paragraaf "De motor
starten".
WAARSCHUWINGSLAMPJE SLEUTEL
(knipperen)
Geavanceerde sleutelstoring
Voor de juiste handeling uit en controleer of
het waarschuwingslampje uitschakelt.
De batterij van de geavanceerde
sleutel is leeg: vervang de batterij.
De geavanceerde sleutel bevindt zich
niet in het werkingsbereik/bevindt zich
op een locatie in het voertuig waar de
sleutel moeilijk te detecteren is
: breng de
geavanceerde sleutel in het werkingsgebied.
Een sleutel van een andere fabrikant
die lijkt op de geavanceerde sleutel
bevindt zich in het werkingsgebied
:
verwijder de gelijksoortige sleutel van een
andere fabrikant uit het werkingsgebied.
Zonder dat het contact is
uitgeschakeld, is de sleutel uit het
voertuig verwijderd waarna alle portieren
zijn gesloten
: breng de geavanceerde
sleutel terug in de auto.
BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG (indien
aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden om
een storing van het beveiligingsalarm aan te
geven.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Groene waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet
of, samen met de rechter richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt
verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het
stadslicht of het dimlicht wordt ingeschakeld.
MISTLICHTEN (waar aanwezig)
Het lampje gaat branden wanneer de
mistlampen voor worden ingeschakeld.
CRUISE CONTROL (INDICATIELAMPJE
INSTELLING)
(indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden als er
een cruise-snelheid is ingesteld.
INDICATOR INSTELBARE
SNELHEIDSBEGRENZING (indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje licht groen op als
een snelheid is ingesteld (zie de paragraaf
"Speed Limiter" in het hoofdstuk "Starten en
rijden").
71
Indicaties trip computer en INFO-schakelaar
Indicaties Wat het betekent Wat te doen
ALARMMELDING VOERTUIGSNELHEID
(indien aanwezig)
De indicatie gaat aan als het alarm van de
voertuigsnelheid is ingesteld.Raadpleeg voor meer informatie “Alarm
voertuigsnelheid modus” in de paragraaf “Trip
Computer en INFO-schakelaar”.
INDICATIE VERSNELLINGSPOSITIE
(indien aanwezig)
De indicatie gaat aan als de automatische
versnellingshendel in stand P staat en de
contactschakelaar op ON staat.Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf
“Automatische versnellingsbak” in het
hoofdstuk “Starten en rijden”.
73
BERICHT OP DISPLAY(versies met Radio 7”)
Als er een bericht op het middelste
display wordt weergegeven, treft u de
benodigde maatregelen (op een kalme
manier) in overeenstemming met het
weergegeven bericht.
Als de volgende berichten op het
middelste display worden
weergegeven, kan er sprake zijn van
een storing in een van de systemen van
het voertuig:
Hoge temperatuur
motorkoelvloeistof: wordt
weergegeven als de motorkoelvloeistof
zeer hoog is geworden.
Storing oplaadsysteem: wordt
weergegeven als het laadsysteem een
storing heeft.
Temperatuurwaarschuwing: het
volgende bericht wordt weergegeven
als de temperatuur rond het middelste
display erg hoog is. Het wordt
aanbevolen de temperatuur in de auto
of de temperatuur rond het middelste
display te verlagen door rechtstreeks
zonlicht te vermijden.
Breng het voertuig tot stilstand op een
veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSTOON
IS GEACTIVEERD
In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingstoon geactiveerd:
Herinnering lampen aan;
Airbag/gordelspansysteem;
Actieve motorklep (indien aanwezig);
Contact niet uitgeschakeld (STOP);
Sleutel uit voertuig verwijderd;
Verzoekschakelaar inoperatief
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Sleutel in bagageruimte
achtergelaten (versies met
geavanceerde keyless functie);
Sleutel in voertuig achtergelaten
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Snelheidsalarm (indien aanwezig);
Waarschuwingstoon
bandenspanning (indien aanwezig);
Buitentemperatuur (indien aanwezig);
Elektronisch stuurslot;
Snelheidsbeperker (indien aanwezig);
Waarschuwing bij 120 km/u (indien
aanwezig).
BELANGRIJK
62)Manipuleer nooit de airbag/
gordelspansystemen en neem altijd
contact op met het Fiat Servicenetwerk
voor onderhoud en reparaties. Het zelf
onderhouden of manipuleren van de
systemen is gevaarlijk. Een airbag/
gordelspanner kan per ongeluk worden
geactiveerd of kapot gaan en resulteren in
ernstig letsel of overlijden.
63)Bestuur het voertuig niet als het
waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert. Het is
gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl
het waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert, aangezien het
actieve motorkapmechanisme dan mogelijk
niet goed functioneert in het geval het
voertuig een voetganger zou raken.
76
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
IN GEVAL VAN NOOD
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......145
EEN LAMP VERVANGEN.......145
ZEKERINGEN VERVANGEN.....155
BANDENREPARATIEKIT........162
STARTEN MET HULPACCU.....167
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .170
SLEPEN BIJ PECH...........171
144
IN GEVAL VAN NOOD
ALARM-
KNIPPERLICHTEN
CONTROLE
Druk op de knop fig. 103 om het licht
in/uit te schakelen.
Druk de knop van de
alarmknipperlichten in en alle
richtingaanwijzers zullen gaan
knipperen. Het alarmknipperlichten
indicatielampje
enzullen
tegelijkertijd op het instrumentencluster
gaan knipperen.
NOODSTOP
SIGNALERINGSSYSTEEM
Het systeem schakelt uit als het
vaststelt dat het rempedaal wordt
losgelaten of, op basis van de lagere
voertuigsnelheid, dat er niet langer
sprake van noodremmen is.
Als het systeem bepaalt dat een
dergelijke situatie zich voordoet, zullen
alle richtingaanwijzers snel gaan
knipperen om de bestuurder van het
voertuig achter u te waarschuwen dat
uw voertuig plotseling moet remmen.
Dit systeem is ontworpen om vast te
stellen wanneer u het rempedaal met
een grotere kracht dan normaal indrukt,
zoals wanneer noodremmen vereist is.
De snel knipperende richtingaanwijzers
zullen het normale knipperpatroon
hervatten als u het voertuig tot stilstand
brengt terwijl de richtingaanwijzers snel
knipperen.
Het noodstop signaleringssignaal werkt
niet bij een voertuigsnelheid lager dan
circa 60 km/h.
Als het rempedaal bij rijden op een
gladde weg ingedrukt wordt, kan het
noodstop signaleringssysteem worden
ingeschakeld, waardoor alle
richtingaanwijzers gaan knipperen.
EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
170) 171) 172) 173) 174)
30) 31)
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
neem voor het vervangen van de
lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk;
gebruik het beschermdeksel en het
karton van de nieuwe lamp voor de
verwijdering van de oude lamp en houd
de oude lamp buiten bereik van
kinderen;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
10305031100-L12A
145
158
IN GEVAL VAN NOOD
BESCHRIJVINGSTROOMSTERKTE
ZEKERINGBESCHERMD COMPONENT
F03 HORN2 7,5 A Claxon
F06 — — —
F07 INTERIEUR 15 A Interieurverlichting
F09 AUDIO2 15 A Audiosysteem
F10 METER1 10 A Instrumentencluster
F11 SRS1 7,5 A Air bag
F12 — — —
F13 RADIO 7,5 A Audiosysteem
F17 AUDIO1 25 A Audiosysteem
F18 A/C MAG 7,5 A Klimaatregeling
F20 AT 15 A Versnellingsbakcontrolesysteem (indien aanwezig)
F21 D SLOT 25 A Voeding portiersloten
F22 H/L R 20 A Koplamp (R)
F24 ACHTER 20 A Achterlichten/Kentekenverlichting/Positielichten
F25 DRL 15 A Dagrijverlichting
F26 BINNEN 25 A Interieurverlichting
F27 MIST 15 A Mistlampen
F28 K/SPROEI 20 A Koplampsproeier (indien aanwezig)
F29 STOP 10 A Remlichten/Mistachterlicht (indien aanwezig)
F30 CLAXON 15 A Claxon
F31 H/L L 20 A Koplamp (L)
F33 ALARM 15 A Lampen alarmknipperlichten/richtingaanwijzers
BANDENREPARATIEKIT
OPBERGRUIMTE
De bandenreparatiekit bevindt in de
achterbak fig. 128.
BELANGRIJK Uw voertuig heeft geen
reserveband. Repareer de band tijdelijk
met de bandenreparatiekit in het geval
van een lekke band. Raadpleeg tijdens
de reparatie de aanwijzingen van de
bandenreparatiekit. Neem contact met
het Fiat Servicenetwerk en repareer of
vervang de band zo snel mogelijk als
een lekke band in geval van nood met
een bandenreparatiekit is gerepareerd.VOORZORGSMAAT-
REGELEN EN GEBRUIK
BANDENREPARATIEKIT
OpmerkingHet afdichtmiddel mag niet worden
hergebruikt. Koop nieuw afdichtmiddel
bij een Fiat Servicenetwerk.
In de volgende gevallen mag de
bandenreparatiekit niet worden
gebruikt. Wend u tot het Fiat
Servicenetwerk als:
– de houdbaarheid van het
afdichtmiddel is verstreken (de
periode is aangegeven op het label
van het busje);
– de scheur of het gat groter dan
4mmis;
– de schade betreft een ander deel
van de band dan het loopvlak;
– het voertuig heeft met bijna geen
lucht in de band gereden;
– de band is van de velg gelopen;
– de velg is beschadigd geraakt;
– de band vertoont twee of meer
gaten.
EEN BAND MET DE
BANDENREPARATIEKIT
AFDICHTEN
Ga als volgt te werk:
verplaats het voertuig van de weg
naar een veilige plek met een harde en
vlakke ondergrond, daar waar het
voertuig het verkeer niet hindert;
verplaatst de versnellingspook naar
1 of achteruit (R) (handgeschakelde
versnellingsbak) of verplaats de
selectiehendel naar P (automatische
versnellingsbak);
activeer de parkeerrem met
ingedrukt rempedaal en schakel de
motor uit;
schakel, wanneer nodig, de
alarmknipperlichten in en breng een
gevarendriehoek langs de weg aan;
laat passagiers uitstappen, laad de
bagage uit en verwijder de
bandenreparatiekit;
schud het busje met afdichtmiddel
goed.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel kan uit
de opblaasslang spuiten als het busje
wordt geschud nadat de opblaasslang
eraan is bevestigd. Afdichtmiddel dat
op kleding of andere voorwerpen
terechtkomt, kan moeilijk worden
verwijderd. Schud het busje goed
voordat u de opblaasslang aanbrengt.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel hardt
snel uit. Het inspuiten ervan bij koud
weer (0 °C of lager) kan gevaarlijk zijn.
Warm het afdichtmiddel in het voertuig
op om het inspuiten ervan te
vereenvoudigen.
12808020202-121-003
163