
Rijden en bediening191Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Bedien het gaspedaal niet.
Dieselmotoren: draai de sleutel naar
stand 2 om voor te gloeien en wacht
totdat de controlelamp ! dooft.
Draai de sleutel even in stand 3 en
laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor met
een kort interval totdat de motor
draait, zie Automatische startmotor‐
regeling.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 192.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 192.
Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het
contactslot eerst terugdraaien naar
stand 0.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
De motor kan zonder bijkomende
verwarmers gestart worden bij
temperaturen tot -25 °C voor diesel‐
motoren en -30 °C voor benzinemo‐
toren. Motorolie met de juiste viscosi‐
teit, de juiste brandstof, uitgevoerd
onderhoud en een voldoende opge‐
laden accu zijn vereist. Bij tempera‐
turen onder -30 °C moet de automa‐
tische versnellingsbak gedurende ca. vijf minuten worden verwarmd. De
keuzehendel moet in stand P staan.
Automatische startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure van de motor. U hoeft de sleutel niet
in stand 3 vast te houden. Na de acti‐
vering blijft het systeem automatisch
doorstarten tot de motor loopt.
Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet star‐ ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of keuzehendel niet in P of N (auto‐
matische versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.
Turbomotor opwarmen Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motor koud is. Deze
beperking is er om het smeersysteem
de motor volledig te laten bescher‐
men.

Rijden en bediening195voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 250.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Uitlaatfilter
Het uitlaatfilter is een partikelfilter
voor diesel- en benzinemotoren.

Verzorging van de auto267Nr.Stroomkring17Transmissieregelmodule18Achterruitverwarming19Elektrische ruitbediening voorin20Elektrische ruitbediening
achterin21Relais- en zekeringhouder
achter (met zekeringhouder in
de bagageruimte)
Verwarmde voorstoelen (zonder
zekeringhouder in de bagage‐
ruimte)22Groot licht links (halogeen)23–24Koplamp rechts (LED)25Koplamp links (LED)26Mistlampen27Verwarming dieselbrandstof28Stop-startsysteem29Elektrische handrem30ABS31Adaptieve cruise controlNr.Stroomkring32Airbag33Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichting34Uitlaatgasrecirculatie35Buitenspiegel/regensensor36Verwarming en ventilatie37Magneetklep koolstofreservoir38Vacuümpomp39Centrale regelmodule40Voorruitsproeier/achterruits‐
proeier41Groot licht rechts (halogeen)42Koelventilator43Voorruitwissers44Voorruitwissers45Koelventilator46–47Claxon48Koelventilator49BrandstofpompNr.Stroomkring50Koplamphoogteregeling/adap‐
tief rijlicht (AFL)51Ventilatieklep52Hulpverwarming/dieselmotor53Transmissieregelmodule/motor‐
regelmodule54Vacuümpomp/instrumenten‐
groep/verwarming ventilatie/
airco
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u het deksel van de zeke‐
ringhouder niet goed sluit, kunnen er
storingen optreden.

268Verzorging van de autoZekeringenkast
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit de
zekeringhouder achter het opbergvak in het instrumentenpaneel.
Open het opbergvak en druk het naar
links om het te ontgrendelen. Klap het opbergvak omlaag en verwijder het.
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje, open daarna
de afdekking en klap die omlaag.
Nr.Stroomkring1Cruise control/snelheidsbe‐
grenzer/adaptieve cruise
control/stuurbedienings‐
knoppen2Rijverlichting/carrosserieregel‐
module3Rijverlichting/carrosserieregel‐
module4Infotainmentsysteem5Infotainmentsysteem/instru‐
ment612 V-aansluiting/aansteker712 V-aansluiting8Dimlicht links/carrosserieregel‐
module9Dimlicht rechts/carrosseriere‐
gelmodule/airbagmodule10Portiersloten/carrosserieregel‐
module11Aanjager12–13Zonnescherm

Verzorging van de auto269Nr.Stroomkring14Diagnosestekker15Airbag1612 V-aansluiting17Airconditioningssysteem18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep/diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23Carrosserieregelmodule24Carrosserieregelmodule25Stuurwielverwarming26–
Zekeringenkast in
bagageruimte
De zekeringenkast zit links in de
bagageruimte achter een deksel.
Verwijder het deksel.
Indien voorzien van bandenreparatie‐ set, gehele box verwijderen.
Toewijzingen van de zekeringen

320Klantinformatiemaken met betrekking tot de autocon‐
ditie, de belasting van componenten,
de onderhoudsvereisten en techni‐
sche gebeurtenissen en storingen.
Afhankelijk van de technische uitrus‐ tingsniveaus worden de volgende
gegevens opgeslagen:
● bedieningsstatus van systeem‐ componenten (bijv. vloeistofpeil,
bandenspanning, accustatus)
● storingen en gebreken in belang‐
rijke systeemcomponenten (bijv. verlichting, remmen)
● systeemreacties in bepaalde rijs‐
ituaties (bijv. triggering van eenairbag, activering van de stabili‐
teitsregelingen)
● informatie over gebeurtenissen die tot schade aan de auto
hebben geleid
● bij elektrische voertuigen de ladingsgraad van de hoogspan‐
ningsaccu, de actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto
een storing heeft gedetecteerd),
moeten mogelijk gegevens worden opgeslagen die anders vluchtig van
aard zijn.Wanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten (bijv. reparatie, onderhoud), zijn
de bedieningsgegevens samen met
het chassisnummer uit te lezen en
waar nodig te gebruiken. Personeel
werkzaam binnen het servicenetwerk (bijv. garages, fabrikanten) of derde
partijen (bijv. pechhulpverleners)
kunnen de gegevens uitlezen aan de
auto. Hetzelfde geldt voor werkzaam‐
heden onder garantie en kwaliteits‐
borgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐ teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en
de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐ vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐
gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant is
tevens onderworpen aan produc‐taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt bedieningsgegevens van
auto's mogelijk voor terugroepacties.
Deze gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garanties van klanten
te controleren en garantieclaims af te wikkelen.
Foutcodegeheugens in de auto zijn te
resetten door een servicebedrijf in het
kader van onderhoud of reparatie of
op uw verzoek.
Comfort- en Infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen zijn in de auto op te slaan en op ieder gewenst moment te wijzi‐
gen of te resetten.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de binnenverlichting

324TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............296, 301
Aanduidingen op banden ..........271
Aanhangerstabilisatie ................247
Aanhanger trekken ....................244
Aansteker .................................... 90
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 249
Accu ........................................... 254
Achterlichten .............................. 260
Achterruitverwarming ................... 33
Achteruitkijkcamera ...................232
Achteruitrijlichten .......................124
Actieve hoofdsteunen ...................36
Actieve noodrem......................... 225 Adaptieve cruise control .....103, 214
AdBlue ........................ 101, 197, 296
Afbeeldingen weergeven ............150
Afbeeldingsbestanden ................147
Afbeelding via USB activeren .....150
Afmetingen auto ........................307
Afslagverlichting ......................... 121
Afstand tot voorligger .................100
Airbag deactiveren ....................... 54 Airbag-deactivering ...................... 98
Airbag en gordelspanners ...........97
Airbaglabel.................................... 49
Airbagsysteem ............................. 49
Airconditioning ........................... 180Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 187
Alarmknipperlichten ...................122
Algemene aanwijzingen..... 127, 154, 169
Algemene informatie ..147, 169, 243
Bluetooth ................................. 147
DAB ......................................... 145
Infotainmentsysteem ...............127
Navigatie ................................. 154
Smartphone-applicaties ..........147
Telefoon .................................. 169
USB ......................................... 147
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 189
Andere auto slepen ...................290
Antiblokkeersysteem .................204
Antiblokkeersysteem (ABS) .........99
Antidiefstalfunctie ......................128
Armsteun ...................................... 40
Armsteun met opbergruimte ........66
Asbakken ..................................... 90
Audio afspelen ............................ 149
Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel .................................. 129
Audiobestanden ......................... 147
Audio via USB activeren .............149
Autogegevens ............................ 301
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 118

326Dagteller ...................................... 91
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 82
Dakconsole .................................. 65
Dakdrager .................................... 82
DEF ............................................ 197
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 256
Dieseluitlaatvloeistof ...................197
Digital Audio Broadcasting .........145
Dimlicht of grootlicht ...................117
Display-instellingen ............150, 152
Driepuntsgordel ........................... 46
Driver Information Center ...........104
E Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............89
Elektrische handrem .............99, 205
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 264
Elektronische rijprogramma's ....202
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...100
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 208
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............100Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............181
Erkenning van software ..............315
Event Data Recorders (EDR) .....319
F
Favoriete lijsten Zenders ophalen .....................143
Zenders opslaan .....................143
Favorieten................................... 160
Favorietenlijst ............................. 143
Filmbestanden ............................ 147
Films afspelen ............................ 152
Film via USB activeren ...............152
FlexOrganizer .............................. 77
Frontaal airbagsysteem ...............52
Frontaanrijdingswaarschuwing ...221
G
Gebruik ............... 132, 141, 156, 169
Bluetooth ................................. 147
Menu ....................................... 135
Navigatiesysteem ....................156
Radio ....................................... 141
Telefoon .................................. 173
USB ......................................... 147
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..318
Geluidsinstellingen .....................137
Geluidssignalen .........................109
Gereedschap ............................. 270Gesproken begeleiding ..............156
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................81
Gloeilamp vervangen ................257
Gordelverklikker ........................... 97
Gordijnairbagsysteem .................. 53
Grootlicht ........................... 102, 118
Grootlichtassistentie ...........102, 118
H
Halogeenkoplampen .................257
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde versnellingsbak ......................204
Handmatige dimfunctie ................29
Handmatige modus ...................202
Handmatige stoelverstelling .........38
Handrem ............................. 204, 205
Handschoenenkastje ...................63
Handzender ................................. 20
Hellingrem ................................. 207
Het navigatiesysteem activeren. 156
Hoofdsteunen .............................. 35
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 185
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 59
Indicatie afstand tot voorligger ...225