34Sleutels, deuren en ruitenLet op
Gebruik de elektrische schuifdeur
niet te vaak met een stilstaande
motor, om te voorkomen dat de accu leegraakt.
Nooduitgang
In een noodsituatie kan de zijschuif‐
deur na het ontgrendelen van de
binnenhandgreep met de hand
worden geopend.
Open de deur eventueel als de auto ontgrendeld is met de buitenkruk
(afhankelijk van de modelvariant). Til
de kruk (3) tot aan de tweede groef‐
stand op en schuif de deur naar
achteren met de handgreep (2) bij de
voorkant van de deur.
Terugzetten
Als de deur met de hand is geopend, moet het systeem van de elektrische
schuifdeur worden gereset.Open de zijschuifdeur voor de helft en zet de betreffende hendel in de eerste groefstand. Het waarschuwings‐
lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden. Druk daarna op de
knop (1) op de betreffende kruk.
Beweeg de hendel heen en weer om
te controleren of de motor van het deurstelelement werkt en houd de
schakelaar op het instrumentenpa‐
neel ingedrukt om de deur volledig te
sluiten. Het waarschuwingslampje
dooft wanneer het systeem goed is
teruggezet.
Instrumenten en bedieningsorganen95Waarschuwingslamp‐jes, meters en
controlelampjes
Instrumentengroep
Bij sommige uitvoeringen draaien de
naalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer hetcontact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
SnelheidsbegrenzerMaximumsnelheid kan door een snel‐ heidsbegrenzer beperkt zijn. In dat
geval zit er een waarschuwingslabel
op het instrumentenpaneel.
Er klinkt gedurende 10 seconden een
waarschuwingssignaal bij kort over‐
schrijden van de ingestelde snelheid.
Let op
In bepaalde omstandigheden (bijv.
op steile aflopende hellingen) kan de
rijsnelheid de ingestelde grens over‐
schrijden.
Snelheidsbegrenzer 3 170.
Cruisecontrol 3 168.Kilometerteller
Toont de geregistreerde afstand in
km.
Dagteller
De dagteller geeft de gereden afstand
aan sinds de laatste reset.
Druk één keer op de knop op het
uiteinde van de ruitenwisserhendel
om de dagteller te laten verschijnen.
Terugzetten door, met weergegeven
dagteller en ingeschakeld contact, de
knop enkele seconden ingedrukt te
houden. Het display zal knipperen en de waarde wordt op 0 teruggezet.
98Instrumenten en bedieningsorganenverschijnen. Afhankelijk van de rijom‐standigheden kan een onderhouds‐
beurt met aanzienlijk variërende
tussenpozen worden gemeld.
Als de resterende afstand tot aan de
volgende onderhoudsbeurt minder dan 3000 km of twee maanden is,
verschijnt ONDERHOUD OVER op
het Driver Information Center.
Bij het bereiken van een tellerstand
van 0 km of wanneer periodiek onder‐
houd vereist is, lichten de controle‐
lampen o en j op in de instrumen‐
tengroep en verschijnt VERVANG
ZSM DE MOTOROLIE in het Driver
Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt. De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt moet het
service-display worden gereset:
selecteer indien beschikbaar de
afstand vóór het service-display op
het Driver Information Center en houd de knop op het uiteinde van de ruiten‐
wisserhendel gedurende ongeveertien seconden ingedrukt totdat de
afstand vóór de onderhoudsbeurt
ononderbroken verschijnt.
Boordcomputer 3 110.
Driver Information Center 3 107.
Service-informatie 3 233.
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling van de geautomatiseerde
versnellingsbak verschijnt op het transmissiedisplay.
R:achteruitversnellingN:neutrale standA:automatische moduskg:beladingsmodusV:wintermodusT:rem intrappenW:versnellingsbakelektronica
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 158.
Controlelampjes
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampjes verschillen. Bij het
inschakelen van het contact lichten de meeste controlelampjes korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:
Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Instrumenten en bedieningsorganen111● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● afstand vóór onderhoudsbeurt 3 97
● klok 3 92
● cruise control 3 168
● snelheidsbegrenzer 3 170
● storings- en informatieberichten
● kilometerteller 3 95
● dagteller 3 95
Brandstofverbruik
Geeft de hoeveelheid brandstof aan
die verbruikt is sinds de laatste reset.
Het meten kan op elk gewenst
moment opnieuw worden gestart
door de knop aan het einde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
Gemiddeld verbruik De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
Het gemiddelde verbruik wordt
aangegeven op basis van de afge‐
legde afstand en de verbruikte brand‐ stof sinds de laatste reset.De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
De waarde verschijnt na het bereiken van een snelheid van 30 km/u.
Actieradius De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
De actieradius wordt berekend op
basis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde
verbruik sinds de laatste reset.
De actieradius verschijnt niet als
controlelampje Y op de instrumenten‐
groep 3 105 verschijnt.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.Gemiddelde snelheid
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.
Informatie boordcomputer
resetten
Boordcomputer terugzetten door een
van de functies ervan te selecteren en
de knop aan het uiteinde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
De volgende informatie op de boord‐ computer kan worden gereset:
● brandstofverbruik
● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
248Klantinformatietevens onderworpen aan produc‐
taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt mogelijk ook bedieningsge‐ gevens van auto's nodig voor terug‐roepacties. Deze gegevens kunnen
ook worden gebruikt ter controle van
garantieclaims van klanten.
Storingscodegeheugens in de auto
kunnen worden gereset door een
servicebedrijf in het kader van onder‐
houd of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen kunnen worden opgesla‐
gen in de auto en te allen tijde worden gewijzigd of gereset.
Afhankelijk van het desbetreffende uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de interieurverlichtingU kunt uw eigen gegevens invoeren
in de infotainmentfuncties van uw
auto bij het gebruik van bepaalde
functies.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● multimediagegevens zoals weer te geven tracks, video's of foto's
in een geïntegreerd multimedia‐
systeem
● adresboekgegevens voor gebruik in combinatie met een
handsfree-systeem of een geïn‐
tegreerd navigatiesysteem
● ingevoerde bestemmingen
● gegevens over het gebruik van online-services
Deze gegevens voor comfort- en info‐
tainmentfuncties worden mogelijk
lokaal in de auto opgeslagen of
bewaard op een apparaat dat u hebt
aangesloten op de auto (bijv. een
smartphone, USB-stick of mp3-
speler). Gegevens die u zelf hebt
ingevoerd is op ieder gewenst
moment te verwijderen.Deze gegevens zijn alleen op uw
verzoek door te geven tot buiten het
bereik van de auto, in het bijzonder bij
het gebruik van online services
afhankelijk van de door u geselec‐
teerde instellingen.
Integratie met smartphones, bijv.
Android Auto of Apple CarPlay
Als uw auto is uitgerust met een van
de genoemde systemen, kunt uw
smartphone of een ander mobiel
apparaat verbinden met de auto
waarna u de smartphone of het appa‐ raat kunt bedienen via de bedienings‐
elementen in de auto. De beelden en het geluid van de smartphone zijn in
het gegeven geval weer te geven via
het multimediasysteem in de auto. Er
wordt tegelijkertijd specifieke infor‐
matie naar uw smartphone gestuurd.
Afhankelijk van het type integratie,
bestaat dergelijke informatie uit posi‐
tiegegevens, dag-/nachtmodus en
andere algemene informatie over de
auto. Zie voor meer informatie de
bedieningsinstructies van de auto /
het Infotainmentsysteem.