
Rijden en bediening195Tank de AdBlue-tank helemaal vol,
omdat u anders de motor niet kunt starten.
3 331
Waarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Als de uitstoot van uitlaatgassen tot
boven een bepaalde waarde stijgt,
worden waarschuwingen weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Er worden verzoeken om het uitlaat‐
systeem te laten nakijken en ten
slotte de aankondiging om opnieuw
starten van de motor te voorkomen
weergegeven. Deze beperkingen zijn
wettelijk vereist.
Roep de hulp in van een werkplaats.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor
selectieve katalysatorreductie
beschadigd raken.
Let op
Gebruik wanneer er op een pomp‐ station geen pomp met een vulpis‐
tool voor personenauto's beschik‐
baar is alleen AdBlue-flessen of -
jerrycans met een afgedichte tank‐
adapter om bij te tanken, om terug‐
spatten en morsen te voorkomen en
om ervoor te zorgen dat de dampen uit de tank worden opgenomen en
niet eruit stromen. AdBlue in flessen
of jerrycans is verkrijgbaar bij veel
pompstations en is te koop bij bijv. Opel dealers en andere detailhan‐
delaars.
Controleer vóór het bijtanken van
AdBlue de houdbaarheidsdatum
ervan, omdat het maar beperkt
meegaat.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐ dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht
over het voorkomen van opnieuw
starten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulopening voor AdBlue zit achter
de tankvulklep, rechtsachter op de auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐men.
3. Ontgrendel de tankvulklep door tegen de klep te duwen 3 258.

272Verzorging van de autoDe accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐ koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐ ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐ gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 188.Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp 3 306.
Waarschuwingsetiket
Betekenis van symbolen: ● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan knalgas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer aanzetten.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Herhaal deze
procedure na minstens vijf seconden.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.

312Verzorging van de autoVloeibaar-gassysteem9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de LPG-tank
worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.

356Starten en bedienen...................184
Starthulp .................................... 306
Startscherm ................................ 150
Stemherkenning ......................... 164
Stoelpositie .................................. 47
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming Stoelverwarming, achter ...........56
Stoelverwarming, voor ..............54
Stop/Start-systeem .....................188
Storingsindicatielamp ................109
Sturen ......................................... 184
Stuurbedieningsknoppen .............90
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 90
Symbolen ....................................... 4
Systeeminstellingen.................... 154
T
Tanken ....................................... 258
Te laag brandstofpeil .................112
Telefoon Bluetooth-verbinding ...............168
Telefoonweergave ......................170
Telefoonweergave activeren ......170
Toerenteller ............................... 105
Traction Control .........................205
Traction Control-systeem UIT..... 111
Trechter ...................................... 258
Trekhaak .................................... 262Trekstang.................................... 261
Tweede telefoon .........................168
Typeplaatje ................................ 317
U Uitgebreid statusscherm .............150
Uitlaatfilter................................... 192
Uitlaatgassen ............................. 192
Uitrol-brandstofafsluiter .............188
Uitstapverlichting .......................148
Uplevel-display ........................... 114
USB-poort ............................. 95, 159
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 122Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 295
Vaste luchtroosters ....................181
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................56
Veiligheidsnet .............................. 83
Velgen en banden .....................290
Ventilatie ....................................... 54
Ventilatieopeningen ....................181
Verbanddoos ............................... 86
Vergrendelingssysteem ...............33
Verkeersbordherkenning ....114, 249
Verkeersinformatie .....................159
Verlichting middenconsole ........147
Verlichtingsfuncties..................... 147Verlichting zonneklep ................147
Versnellingsbak ........................... 16
Verstelbare luchtroosters ........... 181
Vertraagde uitschakeling stroom 186
Verwarmde spiegels ....................38
Verwarmd stuurwiel .....................90
Verwarming ........................... 54, 56
Verwerking van sloopauto .........267
Verzorging .................................. 310
Verzorging exterieur ..................310
Verzorging interieur ...................312
Vloerafdekking bagageruimte ......81
Voertuiggewicht .........................327
Voertuigidentificatienummer ......317
Voetgangersbescherming voor ..231
Voetgangersdetectie ..................114
Voordat u wegrijdt ........................ 17
Voorligger gedetecteerd .............113
Voorruit ......................................... 39
Voorruitverwarming ......................42
Voorstoelen .................................. 47
Voorverwarming ........................111
W
Waarschuwing kruisend verkeer achter ...................................... 247
Waarschuwingslichten ................103
Waarschuwing wisselen van rijstrook.................................... 241
Werkzaamheden uitvoeren .......267