Page 126 of 235

124Rijden en bedieningHet starten van de motor wordt
aangeduid door de naald van de stati‐ onaire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is
gehaald voordat u de koppeling hebt bediend, gaat het lampje  - branden
of wordt het als symbool weergege‐
ven op het Driver Information Centre.
Controlelampje  - 3  78.
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en het
bestuurdersportier is geopend.● De motortemperatuur is te laag.
● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet voldoende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht in het Driver Information
Centre.
Als een elektrisch accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte terugval
tijdens het herstarten.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien. 
     
        
        Page 176 of 235
174Verzorging van de autoNr.Stroomkring1–2–3Elektrische ruitbedieningNr.Stroomkring4Spanningsomvormer5Carrosserieregelmodule 16Carrosserieregelmodule 27Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 49Carrosserieregelmodule 510Carrosserieregelmodule 611Carrosserieregelmodule 712Carrosserieregelmodule 813–14Achterklep15Airbagmodule16Diagnoseaansluiting17Contactslot18Airconditioning19Audioversterker20Parkeerhulp21Remschakelaar22Infotainmentsysteem23USB-laadpoortNr.Stroomkring24Infotainmentsysteem25OnStar26Instrumentenpaneel27Stoelverwarming, bestuurder28–29–30Ontsteking31Diefstalalarmsysteem32Stoelverwarming, passagier33Verwarmd stuurwiel34–35–36–37Achterruitenwisser38Aansteker39Inductief opladen40– 
     
        
        Page 226 of 235

224Klantinformatiede onderhoudsvereisten en
technische gebeurtenissen en storin‐
gen.
Afhankelijk van de technische uitrus‐
tingsniveaus worden de volgende
gegevens opgeslagen:
● bedieningsstatus van systeem‐ componenten (bijv. vloeistofpeil,
bandenspanning, accustatus)
● storingen en gebreken in belang‐
rijke systeemcomponenten (bijv. verlichting, remmen)
● systeemreacties in bepaalde rijs‐
ituaties (bijv. triggering van een
airbag, activering van de stabili‐ teitsregelingen)
● informatie over gebeurtenissen die tot schade aan de auto
hebben geleid
● bij elektrische voertuigen het oplaadniveau in de hoogspan‐
ningsaccu, geschatte actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto
een storing heeft gedetecteerd),
moeten mogelijk gegevens worden
opgeslagen die anders vluchtig van
aard zijn.Wanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten (bijv. reparatie, onderhoud), zijn
de bedieningsgegevens samen met
het chassisnummer uit te lezen en
waar nodig te gebruiken. Personeel
werkzaam binnen het servicenetwerk
(bijv. garages, fabrikanten) of derden (bijv. pechhulpverleners) kunnen de
gegevens uitlezen aan de auto.
Hetzelfde geldt voor garantiewerk‐
zaamheden en kwaliteitsborgings‐
maatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐
teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en
helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐
fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐
gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant is
tevens onderworpen aan produc‐taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt mogelijk ook bedieningsge‐
gevens van auto's nodig voor terug‐
roepacties. Deze gegevens kunnen
ook worden gebruikt ter controle van
garantieclaims van klanten.
Storingscodegeheugens in de auto
kunnen worden gereset door een
servicebedrijf in het kader van onder‐
houd of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen kunnen worden opgesla‐
gen in de auto en te allen tijde worden gewijzigd of gereset.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de interieurverlichting 
     
        
        Page 230 of 235

228TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen  ..............204, 209
Aanduidingen op banden  ..........176
Aansteker  .................................... 69
Accessoires en modificaties van auto  ........................................ 154
Accu ........................................... 159
Achterlichten  .............................. 165
Achterruitverwarming ................... 30
Achteruitrijlichten  .......................105
Afmetingen auto  ........................214
Airbag deactiveren ....................... 45 Airbag-deactivering ...................... 77
Airbag en gordelspanners  ...........77
Airbaglabel.................................... 40
Airbagsysteem  ............................. 40
Airconditioning  ........................... 110
Airconditioning regelmatig aanzetten  ............................... 118
Alarmknipperlichten  ...................103
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 119
Antiblokkeersysteem  .................128
Antiblokkeersysteem (ABS)  .........79
Asbakken  ..................................... 69
Autogegevens ............................ 209
Autokrik....................................... 175 Automatische dimfunctie  .............28
Automatische verlichting ............ 102Automatisch vergrendelen  ...........24
Auto ontgrendelen  .........................6
Auto slepen ................................ 197 Auto stallen ................................. 155
Autostop ..................................... 122
B Bagageruimte  ........................ 25, 54
Bagageruimte-afdekking  .............55
Bandenreparatieset  ...................183
Bandenspanning  .......................177
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 80, 178
Bandenspanningswaarden  ........215
Batterijspanning  ........................... 91
Bedieningsorganen ......................63
Bekerhouders  .............................. 52
Bekleding .................................... 201
Beladingsinformatie  .....................60
Beslagen lampglazen  ................105
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 133
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 28
Binnenverlichting  ...............105, 170
Blindehoeksysteem ....................146
Bolle vorm .................................... 27
Boordgereedschap .....................175
Boordinformatie  ........................... 89
Brandstof .................................... 148