INSTRUMENTENPANEEL
Instrumentenpaneel
1 — Luchtrooster 4 — Cruisecontrol-knoppen 7 — Klimaatregeling
2 — Bedieningselementen display in instru-
mentengroep5 — Contactknop 8 — Schakelaars elektrisch bediende ramen
3 — Instrumentengroep 6 — Uconnect Radio 9 — Schakelpaneel terreinrijden
GRAFISCHE INHOUDSOPGAVE
10
Beschrijvingen van automatische regeling
Pictogram Omschrijving
MAX
A/CKnop MAX A/C
Druk op deze knop om over te schakelen naar de koudste instelling, het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is in-
geschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het
indicatielampje MAX A/C uit.
A/C
A/C-knop
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje gaat branden wanneer A/C is ingescha-
keld.
Bedieningselementen automatische
klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch
displayBedieningselementen automatische
klimaatregeling Uconnect 4C/4C NAV met
8,4-inch display
45
MILIEUBESCHERMINGS-
SYSTEMEN
Benzinedeeltjesfilter (GPF) — Alleen 2,0-liter
T4-benzine-uitvoering met 200 kW
Het benzinedeeltjesfilter is een mechanisch
filter dat ingebouwd is in het uitlaatsysteem
en dat koolstofdeeltjes in de uitlaatgassen
van de 2,0-liter T4-benzinemotor van
200 kW fysiek tegenhoudt.Het deeltjesfilter is vereist om vrijwel alle
emissies van koolstofdeeltjes te elimineren
conform huidige/toekomstige voorschriften
en normen.
Aangezien dit filter deeltjes fysiek tegen-
houdt, moet het worden gereinigd (geregene-
reerd) tijdens normaal rijden om koolstof-
deeltjes te verwijderen. De
regeneratieprocedure wordt automatisch ge-
regeld door de motorregeleenheid in overeen-
stemming met de filtervoorwaarden en ge-
bruikscondities van de auto.Het volgende kan plaatsvinden tijdens rege-
neratie: hogere niveaus van geluid, trillingen
en ruwheid (NVH) en lagere motorprestaties.
Er kunnen speciale berichten worden weerge-
geven op het display van de instrumenten-
groep als gevolg van de conditie van het filter.
Raadpleeg de eerste alinea van de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en meldingen" voor
meer informatie.
67
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTEN-
GROEP....................70
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep............70
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep..............71
Dieseldisplays.................72
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF) . .72
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN
MELDINGEN................73
Rode waarschuwingslampjes........73
Gele waarschuwingslampjes.........77
Gele controlelampjes.............81
Groene controlelampjes...........83
Witte controlelampjes............84
Blauwe controlelampjes...........85
Grijze controlelampjes............85
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD
II ........................86
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid.................86
EMISSIECONTROLE- EN ONDER-
HOUDSPROGRAMMA'S........87
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
69
DISPLAY IN DE
INSTRUMENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de be-
stuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand STOP/OFF, zorgt het
openen/sluiten van een portier ervoor dat het
display wordt geactiveerd en het totaal aantal
kilometers of mijlen weergeeft op de kilome-
terteller. Het display in de instrumenten-
groep is ontworpen om belangrijke informatie
over de systemen en functies van uw voertuig
weer te geven. Met behulp van een interactief
display in het instrumentenpaneel voor de
bestuurder, wordt op het display in de instru-
mentengroep weergegeven hoe systemen
werken en krijgt de bestuurder waarschuwin-
gen wanneer deze niet werken. Met de bedie-
ningselementen op het stuurwiel kunt u door
de hoofd- en submenu's bladeren en u hebt
toegang tot deze menu’s. U hebt toegang tot
de door u gewenste, specifieke informatie en
u kunt selecties maken en aanpassingen
doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep bevindt
zich in het midden van de instrumenten-
groep.
• De bovenste regel, waarin instelbare ver-
klikkerlampjes, de kompasrichting, de bui-
tentemperatuur, de tijd, het bereik, MPG of
rit worden weergegeven. Deze geeft ook de
snelheidsmeter weer wanneer andere me-
nupagina's worden weergegeven.
• Het hoofdscherm waarin de menu's en de
berichten worden getoond.
Locatie 3,5-inch display in
instrumentengroep
Locatie 7,0-inch display in
instrumentengroep
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
70
• De onderste regel, waarin instelbare ver-
klikkerlampjes, de menunaam en menupa-
gina worden weergegeven.• Druk op de toets met de pijlomhoogom
omhoog te bladeren door de hoofdmenu's
(snelheidsmeter, mph/km/u, voertuiginfor-
matie, terrein, bestuurderhulp, brandstof-
verbruik, dagteller A, dagteller B, Stop/
Start, Audio, Navigatie, opgeslagen
meldingen, scherm instellen en snelheids-
waarschuwing).
• Druk op de toets met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's (snelheidsmeter, mph/km/u,
voertuiginformatie, terrein, bestuurder-
hulp, brandstofverbruik, dagteller A, dag-
teller B, Stop/Start, Audio, Navigatie, opge-
slagen meldingen, scherm instellen en
snelheidswaarschuwing).
• Druk op de toets met de pijlnaar rechtsvoor
toegang tot de informatieschermen of sub-
menuschermen van een optie in het hoofd-
menu.
• Druk op de toets met de pijlnaar linksvoor
toegang tot de informatieschermen of sub-
menuschermen van een optie in het hoofd-
menu.• Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende twee seconden inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep kan wor-
den gebruikt voor weergave van de volgende
menu-items:
OPMERKING:
Afhankelijk van de voertuigopties kunnen de
functie-instellingen variëren.
• Snelheidsmeter • Stop/Start
• Voertuiginformatie • Audio
• Off-road •
Messages (berichten)
• Brandstofverbruik • Scherminstelling
• Ritinformatie
OPMERKING:
Raadpleeg het instructieboekje voor meer in-
formatie.
Bedieningstoetsen display in
instrumentengroep
1 — toets OK
2 — toets pijl omhoog
3 — toets pijl naar rechts
4 — toets pijl omlaag
5 — toets pijl naar links
71
Dieseldisplays
Onder de juiste omstandigheden worden de
volgende berichten weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep:
• Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Consistent Speeds to Clear (Roetfilter bijna
vol Rijd met veilige en constante snelheid
om de melding te wissen)
• Exhaust Filter Full – Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol – Vermogen geredu-
ceerd Raadpleeg dealer)
• Exhaust System Service Required – See
Dealer (Onderhoud uitlaatsysteem vereist –
Raadpleeg dealer)
• Exhaust System – Filter XX% Full Service
Required See Dealer (Uitlaatsysteem – Fil-
ter XX% vol Onderhoud vereist Raadpleeg
dealer)
• Exhaust System Regeneration in Process
Continue Driving (Uitlaatsysteem Regene-
ratie bezig Blijf rijden)
• Exhaust System – Regeneration Completed
(Uitlaatsysteem – Regeneratie voltooid)• Engine Will Not Restart in XXXX mi
(XXXX km) Adblue Low Refill Soon (Motor
kan niet meer worden gestart na XXXX mijl
(XXXX km) Adblue laag Vul snel bij)
• Engine Will Not Restart in XXXX mi
(XXXX km) Refill Adblue (Motor kan niet
meer worden gestart na XXXX mijl
(XXXX km) Vul Adblue bij)
• Engine Will Not Start Refill Adblue (Motor
kan niet meer worden gestart Vul Adblue
bij)
• Service Adblue System See Dealer (Onder-
houd Adblue-systeem Raadpleeg dealer)
• Incorrect Adblue Detected See Dealer (On-
juiste Adblue gedetecteerd Raadpleeg dea-
ler)
• Engine Will Not Restart in XXX mi (XXX km)
Service Adblue See Dealer (Motor kan niet
meer worden gestart na XXX mijl (XXX km)
Onderhoud Adblue Raadpleeg dealer)
• Engine Will Not Restart Service Adblue
System See Dealer (Motor kan niet meer
worden gestart Onderhoud Adblue-systeem
Raadpleeg dealer)• Engine Will Not Start Service Adblue Sys-
tem See Dealer (Motor kan niet starten
Onderhoud Adblue-systeem Raadpleeg
dealer)
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)
Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitge-
rust met een uiterst moderne motor en uit-
laatsysteem. Deze systemen zijn naadloos
geïntegreerd in uw auto en worden beheerd
door de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM). De PCM controleert de verbranding in
de motor, zodat de katalysator roetdeeltjes
kan opvangen en verbranden zonder uw
tussenkomst.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroorza-
ken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras of
bladeren die in aanraking komen met de hete
uitlaat. Parkeer daarom nooit op een onder-
grond waar uw uitlaat in aanraking kan ko-
men met brandbaar materiaal.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
72
— Waarschuwingslampje motorkap
open
Dit lampje gaat branden wanneer de motor-
kap niet volledig is gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de motoroliedruk laag is. Als
het lampje tijdens het rijden gaat branden,
zet de auto dan veilig stil en zet de motor zo
snel mogelijk af. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het motor-
oliepeil moet worden gecontroleerd in de mo-
torruimte.
— Waarschuwingslampje olietempe-
ratuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de temperatuur van de
motorolie hoog is. Als het lampje tijdens hetrijden gaat branden, zet de auto dan veilig stil
en zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
— Waarschuwingslampje Veiligheids-
gordels achterin — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat een veiligheidsgor-
del achterin op de tweede zitrij niet is vast-
gegespt. Als de contactschakelaar voor het
eerst in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
wordt gezet, en een veiligheidsgordel op de
tweede zitrij losgegespt is, gaat in het gebied
rechtsboven in het display van de instrumen-
tengroep een lampje branden voor de betref-
fende zitplaats. Dit vervangt tijdelijk de con-
figureerbare hoekinformatie. Als een
veiligheidsgordel op de tweede zitrij die aan
het begin van de rit vastgegespt was, wordt
losgegespt, verandert het waarschuwings-
lampje Veiligheidsgordels achterin van groen
in rood en weerklinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje achter-
klep open
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de achterklep is geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-
lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, inUW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76