Starten met startkabels............. 251
TANKEN IN NOODGEVALLEN.............. 252
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.......... 253
HANDMATIGE PARKEERONTGRENDELING...... 253
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJ KRIJGEN . . . 255
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH......... 256
Zonder sleutelhouder.............. 257
Uitvoeringen met tweewielaandrijving.... 257
Uitvoeringen met vierwielaandrijving..... 258
Gebruik van sleepogen............. 258
Sleepogen — indien aanwezig........ 260
UITGEBREID ONGELUKKENRESPONSSYSTEEM
(EARS)......................... 261
EVENT DATA RECORDER (EDR)............ 261
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD................ 262Gepland onderhoud — Niet-SRT....... 262
Gepland onderhoud — SRT.......... 267
Gepland onderhoud — dieselmotor...... 272
MOTORCOMPARTIMENT............... 2773,6-liter motor.................. 277
5.7-liter motor.................. 278
6.2-liter supercharged motor.......... 279
6.4-liter motor.................. 280
3.0-liter dieselmotor............... 281
Oliepeil controleren — benzinemotor..... 282
Oliepeil controleren — 3.0-liter
dieselmotor.................... 282
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen...... 283
Remsysteem................... 284
Automatische versnellingsbak......... 285
Onderhoudsvrije accu.............. 286
DEALERSERVICE.................... 286
Onderhoud van de airconditioning...... 287
Ruitenwisserbladen............... 287
Koelsysteem.................... 292
HET VOERTUIG OMHOOG TE BRENGEN........ 293
BANDEN........................ 293
Banden — Algemene informatie....... 293
Type banden................... 298
Reservewielen — indien aanwezig...... 299
Verzorging van velgen en wieldoppen.... 302
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
Niet-SRT...................... 303
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
SRT ......................... 303
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................... 304
HET VOERTUIG STALLEN............... 305
CAROSSERIE...................... 306
Behoud van de carosserie............ 306
INTERIEUR....................... 307Stoelen en bekleding.............. 307
Kunststof- en gelakte onderdelen....... 308
Lederen onderdelen............... 308
Ruitoppervlakken................ 308
TECHNISCHE SPECIFICATIES
IDENTIFICATIEGEGEVENS............... 309Chassisnummer (VIN).............. 309
AANHAALMOMENTEN VOOR VELGEN EN BANDEN . 310Voorgeschreven aanhaalmomenten...... 310
AFMETINGEN...................... 311
WIELEN......................... 312
GEWICHTEN...................... 313
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOREN . . . 314
3.6-liter-motor.................. 3145,7-liter motor.................. 314
6.2-liter/6.4-liter motor............. 315
Methanol..................... 315
Ethanol....................... 315
Benzine, nieuwe formule............ 316
Gebruik geen E-85 in uitvoeringen zonder
Flex Fuel...................... 316
Aanpassingen voor CNG en
lagedrukbrandstofsysteem........... 316
Brandstofadditieven............... 316
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 316
Koolmonoxidewaarschuwingen........ 318
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR...... 318Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 319
NIET-SRT-VLOEISTOFINHOUD............. 321
VLOEISTOFINHOUD SRT................ 322
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN NIET-SRT . . . 323
Motor........................ 323
Chassis....................... 325
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN — SRT.... 326Motor........................ 326
Chassis....................... 327
BRANDSTOFVERBRUIK EN CO2-EMISSIES...... 328
MOPAR ACCESSOIRES................. 328
Originele accessoires van Mopar........ 328
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID................... 330
UCONNECT 4 MET 7-INCH DISPLAY......... 331
Overzicht Uconnect 4.............. 331
Menubalk slepen en neerzetten........ 332
Radio....................... 334
Android Auto — indien aanwezig....... 335
9
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 337
Apps — indien aanwezig............ 338
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4-INCH DISPLAY . . 338Overzicht Uconnect 4C/4C NAV........ 338
Menubalk slepen en neerzetten........ 340
Radio....................... 341
Android Auto — indien aanwezig....... 342
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 346
Apps — indien aanwezig............ 348
INSTELLINGEN VAN UCONNECT........... 349
TERREINRIJDENPAGINA'S — INDIEN AANWEZIG . . 349
Statusbalk terreinpagina's........... 350
Voertuigdynamiek................ 351
Vering....................... 351
Hellingshoek en rol............... 351
Accessoiremeters................. 352
Selec-Terrain — indien aanwezig....... 352
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN ALGEMENE
INFORMATIE...................... 353
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie................. 353
Ontvangstkwaliteit................ 353
Verzorging en onderhoud............ 354
Beveiliging tegen diefstal............ 354
BEDIENING IPOD/USB/MEDIASPELER......... 354Audio-aansluiting (AUX)............ 354
USB-poort..................... 355
Bluetooth Streaming Audio........... 355
UCONNECT REAR SEAT ENTERTAINMENT (RSE)
SYSTEEM — INDIEN AANWEZIG........... 355
Beginnen..................... 356
Dual Video Screen (systeem met twee
videoschermen).................. 357Blu-ray-speler................... 357
Games spelen................... 359
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG..... 360Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen........... 360
Nuttige plaatsen vinden............. 362
Een locatie vinden door de naam in te
voeren....................... 362
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................... 362
Uw thuisadres instellen............. 362
Home........................ 363
Een tussenstop invoegen............ 364
Een omleiding volgen.............. 364
Kaartupdate.................... 364
UCONNECT PHONE................... 365Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................... 365
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem.... 367
Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden).................. 370
Microfoon uitschakelen (of inschakelen)
tijdens gesprek.................. 371
Actieve gesprekken doorverbinden tussen
handset en voertuig............... 371
Phonebook (telefoonboek)........... 371
Tips voor spraakbediening........... 371
Het volume wijzigen............... 371
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken.... 371
Binnenkomende SMS-berichten....... 372
Handige tips en veelgestelde vragen voor het
verbeteren van de Bluetooth-prestaties met uw
Uconnect systeem................ 373
SNELLE TIPS VOOR SPRAAKHERKENNING
UCONNECT....................... 374
Introductie Uconnect.............. 374
Aan de slag.................... 374
Basisspraakcommando's............ 375
Radio........................ 375
Media....................... 376
Phone (telefoon)................. 377
Beantwoording gesproken tekstberichten —
indien aanwezig................. 377
Klimaatregeling.................. 379
Navigatie (4C NAV) - indien aanwezig.... 379
Siri Eyes Free — Indien aanwezig...... 380
Do Not Disturb (niet storen).......... 380
Android Auto — indien aanwezig....... 381
Apple CarPlay — indien aanwezig....... 382
Meer informatie................. 383
KLANTENSERVICE
WANNEER U ASSISTENTIE NODIG HEBT....... 384ARGENTINIË................... 385
AUSTRALIË.................... 385
OOSTENRIJK................... 385
BALANCE OF THE CARIBBEAN........ 385
BELGIË...................... 386
BOLIVIA...................... 386
BRAZILIË..................... 386
BULGARIJE.................... 386
CHILI........................ 386
CHINA....................... 387
COLOMBIA.................... 387
COSTA RICA................... 387
KROATIË..................... 387
TSJECHIË..................... 387
DENEMARKEN.................. 388
DOMINICAANSE REPUBLIEK......... 388
INHOUD
10
INSTRUMENTENPANEEL
Instrumentenpaneel
1 — Bedieningselementen display in instru-
mentengroep5 — Contact 8 — Klimaatregeling
2 — Schakelflippers 6 — Uconnect systeem 9 — Schakelpaneel
3 — Instrumentengroep 7 — Radiobediening 10 — Handschoenenkastje
4 — Cruisecontrol
GRAFISCHE INHOUDSOPGAVE
12
WAARSCHUWING!
lopen personen in deze ruimte een groter
risico op ernstig of dodelijk letsel.
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
Geheugenstoel — indien aanwezig
Met deze functie kunt u twee verschillende
geheugenprofielen opslaan, die met de ge-
heugentoets eenvoudig geselecteerd kunnen
worden. Elk geheugenprofiel bevat de ge-
wenste instellingen voor de stand van de
bestuurdersstoel, de buitenspiegels, de elek-
trisch verstelbare stuurkolom (indien aanwe-
zig) en een reeks gewenste radiovoorkeurzen-
ders. U kunt uw sleutelhouder ook
programmeren om terug te gaan naar de
opgeslagen posities wanneer de ontgrendel-
toets wordt ingedrukt.
OPMERKING:
Uw auto is uitgerust met twee sleutelhou-
ders, één sleutelhouder kan worden gekop-
peld aan de geheugenpositie 1 en de andere
sleutelhouder kan worden gekoppeld aan ge-
heugenpositie 2.De geheugenstoelschakelaar bevindt zich op
het bekledingspaneel van het bestuur-
dersportier. De schakelaar bestaat uit drie
knoppen:
• De instelknop (S), waarmee de stand in het
geheugen wordt opgeslagen.
• De knoppen (1) en (2) waarmee een van de
twee geprogrammeerde geheugenprofielen
wordt opgevraagd.
Geheugenfunctie programmeren
OPMERKING:
Een nieuw geheugenprofiel maken:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand ON/RUN (start de motor niet).
2. Pas alle profielinstellingen aan uw voor-
keuren aan (bijv. stoel, buitenspiegel,
elektrisch verstelbare stuurkolom
[indien aanwezig] en geprogrammeerde
radiozenders).
3. Druk kort op de instelknop (S) op de
geheugenschakelaar.
4. Druk binnen vijf seconden kort op de
geheugenknop (1) of (2). Het display in de
instrumentengroep geeft aan welke ge-
heugenpositie is ingesteld.
OPMERKING:
• De auto hoeft niet in de stand PARK te
staan voor het instellen van geheugenposi-
ties, maar dit is wel vereist als u een geheu-
genpositie wilt oproepen.
Knoppen voor stoelgeheugen
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
28
WAARSCHUWING!
de verhoogde oppervlaktetemperatuur
van de zitting.
Stoelverwarming voor
De bedieningsknoppen voor de stoelverwar-
ming vóór bevinden zich in het scherm kli-
maatregeling of bedieningselementen van
het aanraakscherm.
U kunt kiezen uit de verwarmingsstanden HI
(hoog), LO (laag) en OFF (uit). De indicator-
pijlen in de schermtoetsen geven de gekozen
verwarmingsstand weer. Er gaan twee indica-
torpijlen branden voor de stand HI (hoog) en
één voor LO (laag). Wanneer de verwarmings-
elementen worden uitgeschakeld, gaat de ge-
bruiker terug naar het radioscherm.
• Kies éénmaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de HI-instelling in te schake-
len.
• Kies tweemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de LO-instelling in te scha-
kelen.• Kies driemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de verwarmingselementen uit
te schakelen.
OPMERKING:
• Zodra u een stand hebt geselecteerd, voelt
u na twee tot vijf minuten dat de stoel warm
wordt.
• De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
• Het geselecteerde warmteniveau blijft ge-
selecteerd tot het wordt gewijzigd.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hierdoor
kan de stoelverwarming oververhit ra-
ken. Een oververhitte stoel kan leiden tot
ernstige brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Stoelverwarming achter — indien aanwezig
Bij sommige modellen zijn de twee buitenste
zitplaatsen achter uitgerust met verwarmde
zittingen. Met de twee schakelaars voor de
stoelverwarming kunnen de achterpassagiers
31
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
aanraakscherm (indien aanwezig) en op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48
IMPERIAAL — INDIEN
AANWEZIG
De dwarsdragers en de zijrails zijn speciaal
ontworpen om het gewicht te dragen op au-
to’s die zijn uitgerust met een imperiaal. De
last mag niet meer dan 68 kg (150 lbs)
wegen en moet gelijkmatig worden verdeeld
over de dwarsdragers van het imperiaal.
OPMERKING:
Als het imperiaal niet is uitgerust met dwars-
dragers, dan kan uw erkende dealer Mopar
dwarsdragers bestellen en monteren die spe-
ciaal zijn gemaakt voor het dakdragersys-
teem.
Verdeel het bagagegewicht gelijkmatig over
de dwarsdragers van de dakdrager. Bij ge-
bruik van een dakdrager blijft het maximaal
toelaatbaar laadgewicht van de auto ongewij-
zigd. Let erop dat het totale gewicht van
bagage en inzittenden in de auto zelf, plus
het gewicht op de dakdrager, het maximaal
toelaatbare laadgewicht van de auto niet
overschrijdt.Om de dwarsdragers te verplaatsen, draait u
de bevestigingen boven op de dwarsdragers
ongeveer acht slagen los met de antidiefstal-
sleutel die bij de Mopar dwarsdragers is ge-
leverd. Stel de dwarsdrager dan af in de
gewenste positie waarbij u de dwarsdragers
parallel aan het frame van het imperiaal
houdt. Als de dwarsdrager zich in de ge-
wenste positie bevindt, draai de bevestiging
dan opnieuw vast met de sleutel om de
dwarsdrager in deze positie te vergrendelen.
OPMERKING:
• Om windgeluid te beperken als de dwars-
dragers niet worden gebruikt, moet u de
dwarsdragers ongeveer 61 cm (24 inch) uit
elkaar plaatsen. U kunt het geluid optimaal
beperken door de voorste dwarsdrager naar
voren te verplaatsen of naar achteren in
stappen van 2,5 cm (1 inch).
• Als bagage (of andere metalen voorwerpen)
over de antenne van de satellietradio (in-
dien aanwezig) wordt geplaatst dan wordt
de ontvangst van de satellietradio mogelijk
verstoord. Voor een goede ontvangst van desatellietradio moet u de achterste dwars-
drager niet over de antenne van de satel-
lietradio plaatsen.
WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met
uw auto gaat rijden. Onzorgvuldig vastge-
bonden lading kan van de auto afvliegen,
vooral bij hoge snelheden, waardoor letsel
en materiële schade kan ontstaan. Volg de
waarschuwingen betreffende de dakdrager
op wanneer u lading op uw dakdrager ver-
voert.
LET OP!
• Om schade aan het dak van de auto te
voorkomen, mag u nooit bagage op uw
imperiaal vervoeren zonder dat de
dwarsdragers zijn aangebracht. De ba-
gage moet op de dwarsdragers worden
gezet en hieraan worden bevestigd, niet
rechtstreeks op het dak zelf. Als de last
op het dak moet worden vervoerd,
plaatst u een deken of een andere be-
71
• De waarschuwingslampjes van het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM) in de bui-
tenspiegel kunnen uitvallen (knipperen)
wanneer een motorfiets of een klein voor-
werp gedurende een langere periode (lan-
ger dan enkele seconden) zich aan de zij-
kant van het voertuig bevindt.
Voor een correcte werking van de dodehoek-
bewaking moet de achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden, vrij zijn
van sneeuw, ijs en vuil. De achterkant van de
auto waar zich de radarsensoren bevinden,
mag niet worden geblokkeerd door vreemde
voorwerpen (bumperstickers, fietsendrager,
enz.).
De dodehoekbewaking waarschuwt de be-
stuurder voor objecten in de detectiezones
door middel van het BSM-
waarschuwingslampje in de buitenspiegels.
Wanneer bij een actieve waarschuwing de
richtingaanwijzer wordt ingeschakeld aan de
zijde waarvoor de waarschuwing geldt, klinkt
bovendien een geluidssignaal. Tijdens dit ge-
luidssignaal wordt het volume van de radio
verlaagd. Raadpleeg de paragraaf "Bedrijfs-
modi" in dit hoofdstuk voor meer informatie.De dodehoekbewaking controleert de detec-
tiezone tijdens het rijden vanuit drie verschil-
lende punten (zijkant, achter- en voorzijde)
om te beoordelen of een waarschuwing nood-
zakelijk is. De dodehoekbewaking zal een
waarschuwing geven wanneer voertuigen
vanuit de volgende richtingen in de zone
komen.
In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links
of rechts van uw auto.In de zone komen vanaf de achterzijde
Achteropkomende voertuigen aan beide zij-
den van uw auto die de detectiezone binnen-
komen met een relatieve snelheid lager dan
48 km/u (30 mph).
Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam inhaalt met
een relatieve snelheid lager dan 24 km/u
(15 mph) en deze auto blijft gedurende on-
geveer 1,5 seconde in de dode hoek, dan gaat
het waarschuwingslampje branden. Wanneer
het verschil in snelheid tussen de twee auto's
groter is dan 24 km/u (15 mph), dan gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ontworpen,
dat geen waarschuwing wordt gegeven voor
stilstaande objecten, zoals vangrails, palen,
muren, bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe toch zal
waarschuwen voor dergelijke objecten. Dit is
normaal en betekent niet dat er iets aan uw
auto mankeert.
De dodehoekbewaking waarschuwt niet voor
objecten die zich in tegengestelde rijrichting
verplaatsen op de naastgelegen rijbanen.
Lampje dodehoekwaarschuwing
VEILIGHEID
110