VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .76
RIJHULPSYSTEMEN...........80
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN...............87
VEILIGHEIDSGORDELS.........87
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER)................89
VOORAANSPANNERS.........91
KINDERZITJES..............93
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS............106
75
35)Bij het slepen van een aanhangwagen
(met modules geïnstalleerd na het kopen
van het voertuig), een ander voertuig of
tijdens laadmanoeuvres op of in een
oprijwagen of autotransporter, moet het
systeem worden uitgeschakeld via het
Uconnect™5"or7" HDsysteem.
36)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
37)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond
de sensor (paneel dat de sensor bedekt op
de linkerkant van de bumper). In het geval
van een frontale botsing kan de sensor
automatisch buiten werking worden gesteld
en kan er op het display een bericht
worden weergegeven dat de sensor
gerepareerd moet worden. Ook als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in deze gevallen
naar een Fiat Servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
airbags voorin, zij-airbags en omlaag
komende airbags (indien aanwezig).
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op de
juiste manier gebruikt worden om het
maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEID-
SGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven
en kan hij zich aanpassen aan het
lichaam van de inzittende. In het geval
van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het
risico van impact binnenin het interieur
en het naar buiten geslingerd worden
van een persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van het
voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
87
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.
BELANGRIJK
72)Druk tijdens het rijden nooit op knop 3.
73)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.
74)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
75)Controleer na het afstellen van de
hoogte altijd of de grip vergrendeld is in
een van de van te voren ingestelde
standen. Om dit te doen, met knop
1 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM
(SEAT BELT
REMINDER)
(voor bepaalde versies/markten)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (indien aanwezig) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en symbolen op
het display) en een geluidssignaal (zie
de volgende paragrafen).
OPMERKING Om het geluidssignaal
permanent uit te laten schakelen naar
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk gaan. Het
geluidssignaal kan op ieder moment via
het menu van het display opnieuw
worden ingeschakeld (zie paragraaf
"Display" in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).Gedrag waarschuwingslampje
veiligheidsgordel voor
Wanneer de startinrichting op MAR
wordt gezet, gaat het
waarschuwingslampje(fig. 87 voor
versies met multifunctioneel display of
fig. 88 voor versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display) een paar seconden branden,
ongeacht de status van de voorste
veiligheidsgordels.
Bij stilstaande auto, als de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (met de inzittende op
de stoel) niet is vastgemaakt, blijft het
waarschuwingslampje permanent
branden.
8706066J0001EM
89
Rijhulpsystemen..............80
Ruiten (reinigen).............217
Ruitenwisser
ruitenwisserbladen vervangen . .213
Ruitenwisser/-sproeier..........27
"Intelligente" wis-/wasfunctie....27
Ruitenwissers/achterruitwisser.....27
SBR (Seat Belt Reminder).......89
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder)................89
Slepen van het voertuig........183
Sleutel verwijderen (automatische
versnellingsbak)............180
Sleutels...................10
sleutel met afstandsbediening . . .10
Sneeuwkettingen............215
Snelheidsbegrenzer...........125
SRS (aanvullend
veiligheidssysteem)..........106
Starten met hulpaccu..........176
Stoelen....................14
Stop/Start-systeem...........122
Stuurslot...................11
Stuurwiel...................20
Tabel met.................243
Tanken...................145
Tankprocedure..............145
Tanken in een noodgeval......148
TC (systeem)................77Technische gegevens..........221
Tips voor het rijden...........143
TSC (systeem)...............78
Uconnect™ 5” LIVE —
Uconnect™ 5” Nav LIVE......268
Bedieningselementen op het
voorpaneel..............268
Bedieningstoetsen op het
stuurwiel................270
Bluetooth® bron...........274
Instellingen..............278
Navigatie................279
Radiomodus.............273
Spraakopdrachten.........280
Systeem aan/uit. . . .264 ,273 ,288
Telefoonmodus............275
Uconnect™ LIVE-Services. . . .276
USB-bron...............274
Uconnect™ 7" HD............282
Uconnect™ 7" HD - Uconnect™
7" HD Nav
Android Auto.............295
Apple CarPlay............295
Bedieningselementen op het
voorpaneel..............282
Bedieningstoetsen op het
stuurwiel................285
Bluetooth® bron...........289
Instellingen..............297
Navigatie................298Radiomodus.............288
Spraakopdrachten.........299
Telefoonmodus............291
Uconnect™ LIVE-Services. . . .293
USB-bron...............290
Uconnect™ Radio............258
Bedieningselementen op het
voorpaneel..............258
Bedieningstoetsen op het
stuurwiel................261
Radiomodus.............264
Telefoonmodus............266
USB-bron...............265
Veiligheidsgordels............87
Velgen en banden (afmetingen). . . .227
Veranderingen/wijzigingen aan het
voertuig..................4
Versie met LPG-systeem........42
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .247
Vooraanspanners.............91
Krachtbegrenzers...........92
Voorstoelen (handmatig
verstelbaar)...............15
Wielen...................226
Wielen en banden............215
Zekeringen (vervangen)........162
Zekeringenkasten............163
Zijairbag..................110
Zijpanelen (TIPO STATION
WAGON versie).............40