steek de stekker 3 fig. 182 in het
12 V-stopcontact van de auto;
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5
fig. 181. Zodra de in het Instructieboek
of het daarvoor bestemde label
vermelde spanning op de meter
7 verschijnt, schakel de compressor
dan weer uit met de AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 183.
Als de meter 7 fig. 181 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje
1 van de compressor fig. 183.
Verplaats de auto circa 10 m om het
afdichtmiddel te verdelen; stop de auto
op een veilige wijze, schakel de
handrem in en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 184 tot de
vereiste waarde is bereikt. Als ook
15 minuten na het starten de druk
minder dan 1,8 bar / 26 psi is, rij dan
niet verder, maar neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km /5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 184.
Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk en
rij voorzichtig zo snel mogelijk naar een
dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan
1,8 bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
181P2000160
182P2000159
183P2000161
184P2000163
175
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een veilige manier,
zoals hierboven beschreven, en schakel
de handrem in;
neem de zwarte vulleiding 9
fig. 184 uit en schroef deze stevig op
het ventiel van de band. Volg de
aanwijzingen in fig. 182 en fig. 184.
Druk op de ontluchtingsknop 10
fig. 181 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele
Fix&Go-filterelementen die kunnen
worden aangeschaft bij het Fiat
Servicenetwerk.
om het busje 1 te verwijderen
fig. 179, druk op de knop 8 fig. 183 en
trek het omhoog.
BELANGRIJK
155)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
156)BELANGRIJK:
Overschrijd de snelheid
van 80 km/h niet. Vermijd abrupt accelereren
of remmen. De Fix&Go-kit voorziet in een
tijdelijke reparatie, daarom moet de band zo
snel mogelijk onderzocht en gerepareerd
worden door een specialist. Alvorens de kit te
gebruiken, controleren of de band niet
buitensporig beschadigd is en dat de velg in
goede conditie is, gebruik de kit anders niet
en bel pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten achter
elkaar aan staan - oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
67)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak tot
een maximale diameter van 6 mm kunnen
hersteld worden. Toon het busje en het
etiket aan het personeel dat de band zal
behandelen die hersteld werd met de
bandenreparatiekit.
STARTEN MET
HULPACCU
157) 158) 159) 160)
68)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een ander voertuig, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
Starten net een hulpaccu kan gevaarlijk
zijn als dit niet correct wordt uitgevoerd:
volg onderstaande procedures
zorgvuldig.
STARTEN MET
HULPACCU
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) vanaf de
hulpaccu nooit in verbinding worden
176
NOODGEVALLEN
gebracht met de minpool 1 fig. 185 van
de accu in de auto. Sluit de minkabel
aan op een massapunt op de motor of
op de versnellingsbak.
69)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu:
sluit een uiteinde van de pluskabel
(+) aan op de plusklem (+) van het
voertuig met de lege accu;
sluit het andere uiteinde van de
pluskabel (+) aan op de plusklem (+)
van de hulpaccu;
sluit een uiteinde van de minkabel (–)
aan op de minklem (–) van de hulpaccu;
Sluit het andere uiteinde van de
minkabel (–) aan op de massa op de
motor
(een zichtbaar metalen deel
van de motor of de versnellingsbak van
het voertuig met lege accu) uit de buurt
van de accu en het inspuitsysteem;
start de motor van het voertuig met
de hulpaccu, laat de motor enkele
minuten stationair draaien. Start de
motor van het voertuig met lege accu.
Maak de kabels in de omgekeerde
volgorde los als de motor is gestart.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
157)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).
158)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
159)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
160)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.
18508066J0001EM
18608066J0003EM
177
BELANGRIJK
68)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
69)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
Diesel- en benzineversies
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
interieurverlichting;
uitschakeling van de ventilatie van
de klimaatregeling;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.
BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
LPG-versies
(indien aanwezig)
Naast het bovenstaande sluit het
brandstofafsluitsysteem bij LPG-versies
onmiddellijk de benzinetoevoer en de
LPG-veiligheidsmagneetklep en stopt
de inspuiting en dus slaat de motor af.
178
NOODGEVALLEN
RESET AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Om de correcte werking van het voertuig te herstellen, de volgende procedure uitvoeren (deze procedure moet binnen 1 minuut
gestart en voltooid worden):
161)
Uit te voeren handelingen Display
Met richtingaanwijzer in neutrale stand de startinrichting op STOP
zetten
Zet de startinrichting naar MAR Rechter richtingsaanwijzer knippert
Schakel de rechter richtingaanwijzer inLinker richtingaanwijzer knippert; rechter richtingaanwijzer brandt
continu
Schakel de linker richtingaanwijzer inRechter richtingaanwijzer knippert; linker richtingaanwijzer brandt
continu
Schakel de rechter richtingaanwijzer inLinker richtingaanwijzer knippert; rechter richtingaanwijzer brandt
continu
Schakel de linker richtingaanwijzer in Beide richtingaanwijzers blijven continu branden
Schakel de linker richtingaanwijzer uit Beide richtingaanwijzers worden uitgeschakeld
Zet de startinrichting op STOP
Zet de startinrichting naar MAR Het systeem is gereset en de motor kan weer gestart worden
BELANGRIJK
161)Als na een botsing een brandstoflucht wordt geroken of brandstoflekkage wordt geconstateerd, dan mag het systeem niet opnieuw
ingeschakeld worden om brand te voorkomen.
179
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
DUBBELE
KOPPELING
Loslaten hendel
Ga in geval van storingen of een lege
accu als volgt te werk om de
keuzehendel te ontgrendelen:
zet de motor af;
schakel de parkeerrem in;
ga voorzichtig te werk op het met de
pijl aangegeven punt, verwijder de
sierlijst 1 fig. 193 (compleet met
stofkap) door deze omhoog te tillen (zie
ook fig. 194 );
trap het rempedaal volledig in en
houd het ingetrapt;
steek de bijgeleverde
schroevendraaier haaks in opening 2
fig. 194 en beweeg de
ontgrendelingshendel;
zet de versnellingspook in N
(Vrijstand);
zet stofkap en paneel weer goed op
hun plaats;
start de motor.
Contactsleutel
verwijderen
71)
De contactsleutel kan alleen worden
uitgenomen als de versnellingspook in
P (Parkeren) staat. Als de accu van de
auto leeg is en de contactsleutel is
ingebracht, is de sleutel in het
contactslot geblokkeerd.
Ga als volgt te werk om de sleutel
handmatig te verwijderen:
stop de auto veilig en trek de
parkeerrem aan;
draai met de bijgeleverde sleutel 1
fig. 196 (die zich in de houder met de
boorddocumenten bevindt), de
bevestigingsbouten 2 fig. 197 van het
onderste deksel 3 los;
verwijder de onderste afdekking 3
fig. 197 van de stuurkolom door deze
van zijn plaats te nemen;
19308106J0001EM
19408106J0002EM
19508106J0003EM
19608106J0004EM
182
NOODGEVALLEN
Achter
Ga als volgt te werk:
maak de beschermende dop los en
verwijder hem;
neem sleephaak 1 fig. 200 en draai
hem helemaal vast op de achterste pen
met schroefdraad.
BELANGRIJK
162)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder hem
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in de vrijstand staat (bij
versies uitgerust met automatische
versnellingsbak (indien aanwezig)
controleren of de pook in de N-stand
staat).163)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele
kabels en vermijd bruuske bewegingen.
Zorg ervoor dat er tijdens het slepen geen
onderdelen door de sleepverbinding
kunnen worden beschadigd. Neem bij het
slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer het voertuig
wordt gesleept. Maak voor de montage
van het sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Controleer of het
sleepoog volledig op de schroefdraadpen
is gedraaid alvorens de auto te slepen.
164)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan het voertuig over korte
afstanden te slepen m.b.v. geschikte
middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre stang),
om het voertuig over de weg te verplaatsen
om hem gebruiksklaar te maken voor het
slepen of voor transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.
200P1030149-000-000
184
NOODGEVALLEN
78)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van het voertuig accessoires wil
monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
BELANGRIJK
3)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de
vloeistof te laten vervangen.
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Servicenetwerk om deze
handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
startinrichting op STOP is gezet en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbevelin g
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op het
deksel van de accu. De kabelklemmen
moeten ook corrosievrij zijn en stevig
aan de klemmen bevestigd worden. Als
een acculader van het "snelle" type
wordt gebruikt terwijl de accu in het is
voertuig gemonteerd, moeten eerst
beide kabels van de accu losgemaakt
worden alvorens de acculader aan te
sluiten. Gebruik geen "snellader" voor
de levering van startspanning.
VERSIES ZONDER
STOP/START-SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
210
ONDERHOUD EN ZORG