of
wanneer bij stilstaande auto de
versnellingspook van de
handgeschakelde versnellingsbak in de
vrijstand is geplaatst of de
versnellingspook van de automatische
versnellingsbak/automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
in P (parkeren) is geplaatst.
Werking met een aanhanger
Uitvoeringen met 4 sensoren
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van de
auto wordt gestoken. In dit geval brandt
de led op de knop op het dashboard
fig. 105. De sensoren worden
automatisch ingeschakeld zodra de
stekker van de aanhangerkabel
verwijderd wordt.
Uitvoeringen met 8 sensoren
De werking van de achterste sensoren
wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer de stekker van de aanhanger
in het stopcontact van de trekhaak van
de auto wordt gestoken, terwijl de
sensoren aan de voorkant ingeschakeld
blijven en akoestische en visuele
waarschuwingen kunnen geven. In dit
geval blijft de led op de knop op het
dashboard uit fig. 105. De sensorenachter worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeersysteem
beïnvloeden:
verminderde gevoeligheid van de
sensoren en vermindering van de
prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen te wijten zijn aan de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder,
dikke verf op het oppervlak van de
sensoren;
de sensoren kunnen een
niet-bestaand voorwerp detecteren
("echo-interferentie) dat te wijten is aan
mechanische interferentie, bijvoorbeeld
tijdens het wassen van het voertuig, in
geval van regen (sterke wind), hagel;
de door de sensor verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd worden
door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem van
vrachtwagens of pneumatische hamers)
in de buurt van het voertuig;
de werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door de plaats van
de sensoren, bijvoorbeeld wegens een
verandering in de geometrie (door
slijtage van de schokdempers,wielophanging) of als de banden
verwisseld worden, het voertuig te
zwaar beladen is, of als er speciale
afstellingen uitgevoerd worden
waardoor de auto lager gezet moet
worden.
de aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger, die kan interfereren
met de juiste werking van de achterste
parkeersensoren. Alvorens het Park
Assist-systeem te gebruiken, wordt
geadviseerd het trekhaaksamenstel en
de bijbehorende bevestiging van het
voertuig te verwijderen wanneer dit niet
gebruikt wordt voor
trekwerkzaamheden. Het niet in acht
nemen van dit voorschrift kan leiden tot
persoonlijk letsel of schade aan
voertuigen of obstakels aangezien,
wanneer het permanente geluidssignaal
klinkt, de kogel van de trekhaak zich
veel dichter bij het obstakel bevindt dan
de achterbumper. Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het Park Assist-systeem te
laten bijwerken, aangezien de trekhaak
door de middelste sensoren als een
obstakel gedetecteerd kan worden.
de aanwezigheid van stickers op de
sensoren. Zorg er dus voor dat er geen
stickers op de sensoren worden
aangebracht.
149
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn gegroepeerd in de
zekeringenkasten die zich in de
motorruimte, onder het dashboard en in
de achterklep bevinden.
ZEKERINGKAST
MOTORRUIMTE
De zekeringenkast bevindt zich naast
de accu fig. 131.
Ga als volgt te werk om een zekering te
vervangen:
draai schroef A fig. 132 volledig vast,
met behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het openen wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig uit zijnzitting is gekomen;
verwijder deksel B door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
Op het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Zodra de zekering vervangen is, als
volgt te werk gaan:
plaats het deksel B weer in de
zijgeleiders van de kast;
schuif het deksel van bovenaf weer
volledig naar beneden;
draai schroef A volledig vast, met
behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
rechtsom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
130F1B0187C
131F1B0191C
132F1B0190C
172
NOODGEVALLEN
het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in zijn zitting
zit.
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
De zekeringenkast fig. 133 bevindt zich
aan de linkerkant van de stuurkolom en
de zekeringen zijn gemakkelijk
bereikbaar via het onderste deel van het
dashboard.
Neem voor het vervangen van
zekeringen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ZEKERINGENKAST IN DE
BAGAGERUIMTE
Open inspectiedekseltje A fig. 134 voor
toegang tot de zekeringen in
zekeringenkast B fig. 135.
133F1B0193C
134F1B0194C
173
ZEKERINGKAST MOTORRUIMTE
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 10
Stroomvoorziening voor aansteker/stopcontact F84 20
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F33 20
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F34 20
Voeding voorUconnect
™-systeem, klimaatregelsysteem,
buitenspiegelinklapsysteem, EOBD-systeem, USB/AUX-
aansluiting (indien aanwezig), plafondverlichting achterzijde
(cabrioletversie)F36 15
Dead Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde voor
bepaalde versies/markten)/Portierontgrendeling/Centrale
vergrendeling/Elektrische ontgrendeling achterklepF38 20
Elektrische ruitbediening linksachter F47 20
Elektrische ruitbediening rechtsachter F48 20
175
151)De thuiskomer (waar voorzien) is
specifiek voor het voertuig: monteer het
niet op andere modellen, en monteer ook
geen thuiskomers van andere modellen op
uw voertuig. Gebruik het ruimtebesparende
reservewiel alleen in noodgevallen. Gebruik
het nooit langer dan strikt noodzakelijk en
rijd nooit harder dan 80 km/h. "Belangrijk!
Alleen voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h!”.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk
door het standaardwiel. Verwijder deze
sticker op de thuiskomer nooit en dek hem
niet af. Monteer nooit een wieldeksel op de
thuiskomer. Een gemonteerd reservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten.
152)Op de thuiskomer kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, gebruik dan een standaardwiel en
monteer de thuiskomer op de achteras. Op
deze manier, met twee normale
aandrijfwielen op de vooras, kunnen
sneeuwkettingen gemonteerd worden
(deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
153)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als de thuiskomer, in
overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.154)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij
de krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer de auto opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden,
met het risico dat het voertuig met een
harde klap omlaag komt. Krik de auto
daarom alleen zover op als nodig is om
toegang te krijgen tot het noodreservewiel.
155)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.FIX&GO-KIT
(indien aanwezig)
156) 157)
75)
BESCHRIJVING
De Fix&Go