DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningselementen, de instrumenten en de meters kunnen variëren afhankelijk van
de versies. Op bepaalde versies zijn het dashboard en de bedieningen voorzien van achtergrondverlichting.
1. Verstelbare en richtbare luchtroosters / 2. Bedieningshendel buitenverlichting / 3. Bedieningstoetsen op het stuurwiel:
Instellingenmenu en interactie metUconnect™-systeem / 4. Instrumentenpaneel / 5. Bedieningstoetsen op het stuurwiel:
Cruisecontrol/Speed Limiter / 6. Hendel voorruit-/achterruitwissers/7Vaste uitstroomopeningen boven / 8.
Uconnect™-systeem / 9. Bovenste opbergvak / 10. Frontairbag passagierszijde / 11. Onderste dashboardkastje / 12.
Verstelbare en richtbare luchtroosters in het midden / 13. Handbediende klimaatregeling (voor bepaalde versies/markten) of
automatische dual zone klimaatregeling (voor bepaalde versies/markten) / 14. Aansteker (voor bepaalde versies/markten) / 15.
USB-poort/AUX-aansluiting (voor bepaalde uitvoeringen/markten) / 16. Modusselectiesysteem / 17. Bedieningsknoppen /
18. Contactslot / 19. Knie-airbag voor bestuurder (voor bepaalde versies/markten) / 20. Frontairbag bestuurderszijde /
21. Toegangsklep zekeringenkast dashboard
1F0Y0604C
10
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
OPEN-/
SLUITMECHANISME
PORTIEREN
INITIALISEREN
Als de accu is losgekoppeld of als een
zekering is doorgebrand, dan moet
het open-/sluitmechanisme als volgt
opnieuw geïnitialiseerd worden:
sluit alle portieren;
druk op de knopvan de
afstandsbediening of op de knop op
het dashboard;
druk op de knopvan de
afstandsbediening of op de knop op
het dashboard.
BELANGRIJK
24)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer
na inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk
is ingeschakeld door aan de handgreep
aan de binnenzijde van de portieren te
trekken.
BELANGRIJK
12)Als bij ingeschakeld kinderslot en de
hiervoor beschreven vergrendelingswijze
de binnenhandgreep van een achterportier
wordt bediend, lukt het niet om het portier
te openen, om het portier te openen moet
de handgreep aan de buitenkant gebruikt
worden. Als de noodvergrendeling wordt
ingeschakeld, wordt de ont-/
vergrendelknop
niet buiten werking
gesteld.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
25)
WERKING
Deze werkt met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende ongeveer 3
minuten nadat de contactsleutel naar
de stand STOP is gedraaid of
verwijderd is, tenzij een van de
voorportieren geopend is.
BEDIENINGSELEMENTEN
BESTUURDERSPORTIER
Versies met 4 elektrische ruiten
De bedieningstoetsen zitten op de
bekleding van het deurpaneel fig. 39.
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde.
39F0Y0240C
34
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
BAGAGERUIMTE
28) 29) 31)13)
De ontgrendeling van de bagageruimte
gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld
wanneer de auto rijdt.
OPENEN
27)
Indien ontgrendeld kan de achterklep
van buitenaf geopend worden met
de elektrische hendel A fig. 43 onder de
rand van de achterklep tot de klik van
het ontgrendelen wordt gehoord of met
behulp van de knop
op de
afstandsbediening.Achterklep van binnenuit openen in
geval van nood
Ga als volgt te werk:
verwijder de achterste hoofdsteunen
en klap de stoelen helemaal in;
neem de schroevendraaier uit de
gereedschapstas of de houder van de
Fix&Go Automatic Kit, afhankelijk van
de versie;
gebruik de schroevendraaier om het
gele lipje A fig. 44 te verwijderen;
steek vervolgens de
schroevendraaier in de zitting B fig. 45,
om het ontgrendelingslipje van de
bagageruimte te activeren.SLUITEN
Pak de handgreep onder de achterklep
vast, laat de achterklep zakken en
druk in de buurt van het slot tot de
achterklep vastklikt.
BELANGRIJK Controleer of u in het
bezit van de sleutels bent voordat de
achterklep wordt gesloten. De
achterklep wordt namelijk automatisch
vergrendeld.
INITIALISATIE
BAGAGERUIMTE
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld of als een zekering is
doorgebrand, dan moet het open- en
sluitmechanisme van de bagageruimte
opnieuw worden geïnitialiseerd. Ga
hiervoor als volgt te werk:
sluit alle portieren en de achterklep;
43F0Y0610C
44F0Y0172C
45F0Y0173C
37
BELANGRIJK De Dualdrive elektrische
stuurbekrachtiging biedt een
elektronisch dempingseffect bij het
naderen van de eindaanslag. Bij
sommige manoeuvreeromstandigheden
kan het stuurwiel een kleine rotatie
kunnen laten zien tot hij de
mechanische aanslag bereikt. Dit
gedrag is normaal en is bedoeld om
krachtige schokken op de mechanische
onderdelen in het systeem te
voorkomen.
IN-/UITSCHAKELING
STUURBEKRACHTIGING
32) 33)
Druk om de elektrische
stuurbekrachtiging in/uit te schakelen
op knop fig. 50.
De led boven de knop gaat branden
om aan te geven dat het systeem
is ingeschakeld.Wanneer de stuurbekrachtiging is
ingeschakeld, draait het stuur lichter,
waardoor het parkeren makkelijker
wordt: deze functie is daarom bijzonder
geschikt voor het rijden in de stad.
BELANGRIJK
32)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
33)Zet, voordat er
onderhoudswerkzaamheden verricht
worden, altijd de motor uit en verwijder de
contactsleutel uit het slot om de
stuurkolom te vergrendelen (in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto
los van de grond staan). Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de contactsleutel in de
stand MAR moet staan of als de motor
moet draaien), de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
50F0Y0646C
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Symbool Wat het betekent
geelWATER IN DIESELFILTER (Dieselversies)
Het symbool brandt constant tijdens het rijden om aan te geven dat er water in het
dieselfilter is waargenomen.21)
geelREINIGING DPF (roetfilter) bezig (alleen dieselversies met DPF)
Het symbool gaat continu branden om te waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met
het verwijderen van de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) door middel van regeneratie.
Het symbool zal niet bij elke DPF-regeneratie gaan branden, maar alleen als de
rijomstandigheden van die aard zijn dat de bestuurder hiervan op de hoogte zou moeten
zijn. Het voertuig tot aan het einde van het regeneratieproces in beweging blijven om het
symbool te laten doven. Dit proces duurt doorgaans ongeveer 15 minuten. De optimale
omstandigheden om het proces te voltooien worden bereikt door de voertuigsnelheid op
60 km/h te houden met een toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit symbool gaat branden, wijst dit niet op een storing in de auto en de auto hoeft dus
niet naar een werkplaats te worden gebracht.
22)
geelSTORING BUITENVERLICHTING
Het symbool gaat branden om een storing van een van de volgende lichten aan te geven:
dagverlichting (DRL); parkeerlichten; stadslicht; richtingaanwijzers; mistachterlicht;
achteruitrijlicht; kentekenverlichting, remlichten.
De storing kan veroorzaakt zijn door een doorgebrande lamp, een doorgebrande zekering
of een onderbroken elektrische verbinding.
geelSTORING SCHEMERSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden als er een storing van de schemersensor is. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
63
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............129
EEN WIEL VERVANGEN .................129
"FIX&GO AUTOMATIC"-KIT .............134
EEN LAMP VERVANGEN ................137
ZEKERINGEN VERVANGEN ............145
STARTEN MET HULPACCU ............151
AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOFTOEVOER ..................153
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........153
128
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
124)WAARSCHUWING Overschrijd de
snelheid van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
125)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
BELANGRIJK
52)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak
tot een maximale diameter van 6
mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat
de band zal behandelen die hersteld werd
met de bandenreparatiekit.
BELANGRIJK
2)Laat het busje en het afdichtmiddel niet
in het milieu achter. Zorg dat ze worden
weggegooid overeenkomstig de nationale
en plaatselijke voorschriften.
EEN LAMP
VERVANGEN
126) 127) 128) 129)53) 54)
ALGEMENE INSTRUCTIES
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd.
Vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen.
Controleer na vervanging van een
lamp in de koplamp altijd of de
koplamp goed is afgesteld.
Als een lamp niet functioneert,
controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de
lamp te vervangen. Om de zekeringen
te vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk;
137
monteer de nieuwe lamp en zorg
voor een optimale vergrendeling tussen
de veercontacten, en monteer
lampenglas A fig. 144.
BELANGRIJK
126)Wacht tot de uitlaatleidingen zijn
afgekoeld alvorens de lamp te vervangen:
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!
127)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct
zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
128)In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
129)Vervang de lampen uitsluitend bij
afgezette motor en na het voertuig
geparkeerd te hebben op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt gebracht
en u de lampen veilig kunt vervangen
(zie de paragraaf “Vervangen”). Controleer
ook of de motor koud is, om het risico
op brandwonden te voorkomen.
BELANGRIJK
53)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de lamp per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
54)Laat de lampen bij voorkeur vervangen
door het Fiat Servicenetwerk. De correcte
werking en regeling van de
buitenverlichting is van fundamenteel
belang voor de rijveiligheid en is bovendien
een wettelijke vereiste.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
130) 131) 132) 133) 134) 135)55)
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn in drie
zekeringenkasten gegroepeerd die zich
in de motorruimte, onder het
dashboard en in de bagageruimte
bevinden.
REGELEENHEID
MOTORRUIMTE
Draai voor toegang tot de zekeringen
de twee schroeven A fig. 146 los en
verwijder het deksel B in de richting
aangegeven door de pijl.
146F0Y0071C
145