Tabel voorwaarde aan/uit indicatielampje uitschakeling passagiersairbag
Het indicatielampje gaat branden bij inschakeling van het contact als de passagiersdetectiesensor normaal is. Het lampje gaat
na enkele seconden uit. Het indicatielampje gaat vervolgens aan of blijft uit in de volgende omstandigheden:
Voorwaarde waargenomen
door het
passagiersdetectiesysteemIndicatielampje uitschakeling
passagiersairbagFront- en zijairbags
passagierszijdeGordelspansysteem
passagiersstoel
Leeg (ongebruikt)Uitgeschakeld Uitgeschakeld
Een kind in een kinderzitje (*)
Uitgeschakeld Uitgeschakeld
Volwassene (**)
(***)Gereed Gereed
(*) Afhankelijk van de grootte en de zithouding van uw kind kan het zijn dat de detectiesensor een kind op de stoel, in een
kinderzitje of op een zitverhoger niet waarneemt.
(**) Afhankelijk van de lichaamsbouw van de persoon kunnen de sensoren een kleinere volwassene op de passagiersstoel als
een kind waarnemen.
(***) Wordt na korte tijd uitgeschakeld.
Laat niemand op de passagiersstoel plaatsnemen en neem onmiddellijk contact op met het Fiat Servicenetwerk als de beide
indicatielampjes voor uitschakeling passagiersairbag de gespecificeerde tijd gaan branden bij inschakeling van het contact, of
als ze niet gaan branden volgens de voorwaarden gegeven in de tabel indicatielampje uitschakeling passagiersairbag. Het is
mogelijk dat het systeem niet correct werkt bij een ongeval.
117
124)Plaats geen voorwerpen op of rond
het gebied waar de airbags van de
bestuurder en de bijrijder worden
opgeblazen. Het is zeer gevaarlijk om een
voorwerp aan de airbagmodules van de
bestuurder en bijrijder te bevestigen of om
er iets voor te plaatsen. Bij een ongeluk kan
een voorwerp het opblazen van de airbag
verhinderen en de inzittende verwonden.
125)Plaats geen voorwerpen op of rond
het gebied waar de zijairbags worden
opgeblazen. Het aanbrengen van
voorwerpen op de zitting waarbij de
buitenkant van de zitting wordt bedekt is
gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het
voorwerp de zijairbag hinderen. Deze wordt
opgeblazen aan de buitenzijde van de
stoelen en de extra bescherming van de
zijairbag kan teniet worden gedaan of de
airbag kan op een gevaarlijke manier
opblazen. Bovendien kan de airbag stuk
gaan en gas vrijgeven. Hang geen netjes,
kaarthouders of rugzakken met zijriemen
aan de stoelen. Plaats nooit stoelbekleding
in de stoelen. Houd de zijairbagmodules
altijd vrij zodat deze in het geval van een
aanrijding in de zijkant kunnen worden
opgeblazen.
126)Raak de onderdelen van het
aanvullende veiligheidssysteem niet aan
nadat de airbags zijn opgeblazen. Het is
gevaarlijk om de onderdelen van het
aanvullende veiligheidssysteem aan te
raken nadat de airbags zijn opgeblazen.
Deze zijn net na het opblazen zeer heet. U
kunt brandwonden oplopen.127)Installeer geen front-end apparatuur in
uw auto. Het installeren van front-end
apparatuur, zoals een beschermingsbalk
aan de voorkant (kangoeroebalk,
koeienvanger, duwbalk of gelijksoortige
apparatuur), sneeuwploeg of lieren, is
gevaarlijk. Het botssensorsysteem van de
airbags kan hierdoor worden beïnvloed. Dit
kan ertoe leiden dat airbags onverwacht
worden opgeblazen, of verhinderen dat de
airbags tijdens een ongeluk worden
opgeblazen. Inzittenden kunnen ernstig
letsel oplopen.
128)Wijzig de ophanging niet. Het is
gevaarlijk de ophanging van het voertuig te
wijzigen. Als de hoogte of de ophanging
van het voertuig wordt gewijzigd, kan een
botsing niet nauwkeurig worden
gedetecteerd waardoor de airbags
incorrect of onverwacht worden
opgeblazen, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken.129)Wijzig de portieren niet en laat
benodigde reparaties uitvoeren. Raadpleeg
hiervoor altijd een expert: wij raden u aan
de schade aan een portier te laten
opnemen door een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Het wijzigen van portieren
en het niet laten uitvoeren van benodigde
reparaties is gevaarlijk. Elk portier beschikt
over een sensor voor zijdelingse botsingen
als onderdeel van het aanvullende
veiligheidssysteem. Als er gaten in een
portier worden geboord, als een speaker
uit het portier wordt verwijderd of als een
beschadigd portier niet wordt gerepareerd,
kan dit een nadelige invloed op de sensor
hebben waardoor deze de druk van een
botsing in de flank niet nauwkeurig kan
detecteren. Als een sensor een botsing in
de flank niet detecteert, kan het zijn dat de
zijairbags en de gordelspanners niet naar
behoren werken, hetgeen kan leiden tot
ernstig letsel van de inzittenden.
119
130)Voer geen wijzigingen uit aan het
aanvullende veiligheidssysteem. Het
wijzigen van de onderdelen of de
bedrading van het aanvullende
veiligheidssysteem is gevaarlijk. U kunt dit
onbedoeld activeren of onwerkbaar maken.
Voer geen wijzigingen uit aan het
aanvullende veiligheidssysteem. Dit omvat
het installeren van lijsten, insignes of
andere zaken op de airbagmodules. Het
omvat tevens het installeren van extra
elektrische apparatuur op of bij
systeemonderdelen of bedrading. Neem
contact op met een expert: het Fiat
Servicenetwerk kan u de specialistische
hulp bieden die nodig is bij het verwijderen
en installeren van stoelen. Het is belangrijk
de bedrading en aansluitingen van de
airbag te beschermen om ervoor te zorgen
dat de airbags niet onverwacht worden
opgeblazen en dat voor het
passagiersdetectiesysteem en de stoelen
een onbeschadigde airbagaansluiting
wordt gehandhaafd.
131)Plaats geen bagage of andere
voorwerpen onder de stoelen. Het plaatsen
van bagage of andere voorwerpen onder
de stoelen is gevaarlijk. De essentiële
onderdelen van het aanvullende
veiligheidssysteem kunnen beschadigd
raken, en in het geval van een botsing in de
flank worden de airbags mogelijk niet
opgeblazen, hetgeen kan leiden tot
overlijden of ernstig letsel van de
inzittenden. Ter voorkoming van schade
aan de essentiële onderdelen van het
aanvullende veiligheidssysteem wordt u
verzocht geen bagage of andere
voorwerpen onder de stoelen te plaatsen.132)Gebruik geen voertuig met
beschadigde
airbag-/gordelspanneronderdelen.
Verbruikte of beschadigde airbag-/
gordelspanneronderdelen moeten worden
vervangen na een botsing waarbij deze zijn
opgeblazen of beschadigd. Alleen een
gekwalificeerde reparateur, bij voorkeur een
dealer van het Fiat Servicenetwerk, kan
deze systemen volledig beoordelen en
vaststellen of zij bij een eventuele volgende
botsing zullen werken. Rijden met een
verbruikte of beschadigde airbag of
gordelspanner biedt u niet de benodigde
bescherming in het geval van een
eventueel volgend ongeluk, hetgeen kan
leiden tot ernstig letsel of de dood.
133)Verwijder de interne delen van de
airbag niet. Het is gevaarlijk onderdelen
zoals de stoelen, de voorzijde van het
instrumentenpaneel, het stuurwiel waarin
zich onderdelen van de airbags of
sensoren bevinden, te verwijderen. Deze
onderdelen bevatten belangrijke
componenten van de airbag. De airbag kan
onverwacht worden geactiveerd en ernstig
letsel veroorzaken. Laat deze onderdelen
altijd door een dealer van het Fiat
Servicenetwerk verwijderen.134)Laat geen passagier op de
passagiersstoel plaatsnemen met een
postuur dat het voor de classificatiesensor
voor inzittenden moeilijk maakt de
inzittende op de juiste wijze te detecteren.
Het is gevaarlijk een passagier op de
passagiersstoel te laten plaatsnemen met
een postuur dat het voor de
classificatiesensor voor inzittenden moeilijk
maakt de inzittende op de juiste wijze te
detecteren. Indien de classificatiesensor
voor inzittenden de passagier op de
passagiersstoel niet correct kan
detecteren, kunnen de front- en zijairbags
en het gordelspansysteem niet werken (niet
opblazen) of onverwacht worden
geactiveerd (opblazen). De passagier heeft
dan niet de aanvullende bescherming van
de airbags of de onverwachte werking
(opblazing) van de airbags kan leiden tot
ernstig letsel of de dood.
135)Het airbagsysteem op de juiste wijze
als afval verwerken. Het onjuist tot afval
verwerken van een airbag of een voertuig
met werkende airbags kan zeer gevaarlijk
zijn. Tenzij alle veiligheidsprocedures in acht
worden genomen, kan dit leiden tot letsel.
Vraag een erkend reparateur, neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk over de
veilige verwerking van een airbagsysteem
of hoe een voertuig dat is uitgerust met
airbags moet worden geschrapt.
136)Tijdens het opblazen van de airbag
kunt u een hard geluid horen en kan wat
rook worden veroorzaakt. Deze effecten
zullen zeer waarschijnlijk geen letsel
veroorzaken, al kan de textuur van de
airbags door wrijving licht huidletsel
veroorzaken op lichaamsdelen die niet door
kleding worden afgedekt.
120
VEILIGHEID
PARKEERREM
143) 144) 145)
BELANGRIJK Door met geactiveerde
parkeerrem te rijden zullen de
onderdelen van de rem overmatig
verslijten.
Het voertuig op de parkeerrem
zetten
Druk het rempedaal in en trek
vervolgens de parkeerremhendel met
een krachtige beweging helemaal
omhoog om het voertuig in de
geparkeerde stand te houden.
Het voertuig van de parkeerrem
halen
Druk het rempedaal in en trek de
parkeerremhendel 1 omhoog fig. 86 en
druk vervolgens op de ontgrendelknop
2. Houd de knop ingedrukt en beweeg
tegelijkertijd de parkeerremhendel
helemaal omlaag tot de ontgrendelde
stand is bereikt.Brake Assist
Het Brake Assist-systeem voorziet in
ondersteuning van de remwerking in
noodsituaties wanneer het rempedaal
krachtiger moet worden ingetrapt,
zodat betere remprestaties worden
verkregen.
Wanneer het rempedaal krachtig of
sneller wordt ingetrapt, worden de
remmen krachtiger ingeschakeld.
OPMERKING Wanneer u het rempedaal
krachtig of sneller intrapt, voelt het
pedaal soepeler maar worden de
remmen krachtiger ingeschakeld. Dat is
normaal voor de werking van de Brake
Assist en duidt niet op een storing.
OPMERKING Wanneer u het rempedaal
krachtig of sneller intrapt, hoort u
mogelijk het geluid van een
motor/pomp. Dat is normaal voor de
werking van de Brake Assist en duidt
niet op een storing.OPMERKING Het remhulpsysteem kan
de werking van het hoofdremsysteem
van het voertuig niet vervangen.
BELANGRIJK
143)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde
richting als het voertuig op een helling
omhoog is geparkeerd. Als het voertuig op
een steile helling wordt geparkeerd, is het
tevens raadzaam om de wielen met wiggen
of stenen te blokkeren.
144)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel
als het voertuig wordt verlaten en neem
deze mee.
145)Rijd niet met versleten remblokken.
Rijden met versleten remblokken is
gevaarlijk. De remmen zouden niet kunnen
werken, waardoor een ernstig ongeval kan
worden veroorzaakt. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk zodra u een
piepend geluid hoort.
8605050102-12A-001
125
breng het voertuig naar het Fiat
Servicenetwerk.
Voor bepaalde versies
Ga als volgt te werk:
druk de ontgrendelknop met
ingedrukte knop in fig. 90;
verplaatst de selectiehendel;
breng het voertuig naar het Fiat
Servicenetwerk.
HANDGESCHAKELDE
STAND
Verplaats de selectiehendel van D naar
M om naar de handgeschakelde stand
over te schakelen. Verplaats de
selectiehendel van M naar D om naar
de automatisch geschakelde stand
terug te keren.
BELANGRIJK Door tijdens het rijden
naar de handgeschakelde
versnellingsbak over te schakelen zal
geen schade aan de versnellingsbak
worden veroorzaakt.
BELANGRIJK De versnelling kan
schakelen naar M1 als u bij stilstaand
voertuig naar de handgeschakelde
stand overschakelt.
BELANGRIJK De versnelling kan naar
M4/M5 schakelen als u in D vanuit de
5e en 6e versnelling naar de
handgeschakelde stand overschakelt
zonder dat u het gaspedaal indrukt.
Handmatig door-/terugschakelen
Druk de hendel een keer naar achteren
+omdoor te schakelen. Druk de
hendel een keer naar voren-omterug
te schakelen.
Stand vaste tweede versnelling
De versnellingsbak wordt in de tweede
versnelling geplaatst als de
selectiehendel bij een voertuigsnelheid
van circa 10 km/h of lager achteruit
wordt verplaatst. In deze stand wordt
de versnellingsbak in de tweede
versnelling geplaatst zodat
gemakkelijker kan worden versneld
vanuit stilstand en bij rijden op een glad
wegdek, zoals besneeuwde wegen.
SNELHEIDSLIMIET
VERSNELLING
(SCHAKELEN)
Als de versnellingshendel bediend
wordt binnen het bereik van de
snelheidslimiet, wordt geschakeld.
Doorschakelen
De versnelling schakelt niet door als de
voertuigsnelheid lager dan de
snelheidslimiet is.
Terugschakelen
De versnelling schakelt niet terug als de
voertuigsnelheid hoger dan de
snelheidslimiet is.
Als de voertuigsnelheid de
snelheidslimiet overschrijdt en de
versnelling niet terugschakelt, zal de
aanduiding van de versnellingspositie
2 keer knipperen om de bestuurder te
waarschuwen dat de versnelling niet
kan worden ingeschakeld.
Kickdown
De versnelling schakelt terug als het
gaspedaal tijdens het rijden volledig
wordt ingedrukt.
De versnellingen worden niet
teruggeschakeld als de DSC is
uitgeschakeld.
OPMERKING De versnelling schakelt
ook met kickdown terug als de
versnellingsbak vast in de tweede
versnelling is geplaatst.
90005210206-122-001
129
BELANGRIJK
154)Schakel het cruisecontrolsysteem
altijd uit als het niet gebruikt wordt: het is
gevaarlijk om het cruisecontrolsysteem
geactiveerd te laten wanneer het niet
gebruikt wordt, omdat de cruisecontrol
daardoor plotseling geactiveerd kan
worden wanneer per ongeluk op de knop
wordt gedrukt. Daardoor kan de controle
over het voertuig verloren gaan en een
ongeval worden veroorzaakt.
155)Als met het geactiveerde systeem
wordt gereden, mag de versnellingspook
nooit in de vrijstand worden gezet.
156)Neem in geval van defecten of
storingen in het systeem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
157)De cruise-control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid
kan handhaven. In bepaalde
omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
SNELHEIDS-
BEGRENZER
(indien aanwezig)
158) 159)
De snelheidsbegrenzer kan ingesteld
worden op een snelheid tussen
30 km/h en 200 km/h.
Het systeem bestaat uit een display van
de snelheidsbegrenzer en de
schakelaar op het stuurwiel fig. 92.
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Inschakelen
Druk op de ON-schakelaar om het
systeem in te schakelen. Het scherm
van de instelbare snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven en het (gele)
hoofdindicatielampje van de
snelheidsbegrenzer gaat branden.
BELANGRIJK Druk opnieuw op de
mode-schakelaar om naar de
snelheidsbegrenzer over te schakelen
als de cruise-control na een druk op de
ON-schakelaar werkt.
Uitschakelen
Schakel het systeem uit door de
volgende handelingen te verrichten:
Houd de OFF/CANCEL-schakelaar
lang ingedrukt of druk 2 keer op de
OFF/CANCEL-schakelaarwanneer
een kruissnelheid is ingesteld(het
groene waarschuwingslampje gaat
branden). Het scherm van de
snelheidsbegrenzer wordt niet langer
weergegeven en het (groene)
indicatielampje snelheidsbegrenzer
ingesteld gaat uit.
Druk op de OFF/CANCEL-
schakelaarwanneer geen
kruissnelheid is ingesteld(het gele
waarschuwingslampje gaat branden).
9205281500-12A-002
134
STARTEN EN RIJDEN
PARKEERSENSOR-
SYSTEEM
(indien aanwezig)
160) 161)
26) 27) 28)
Het parkeersensorsysteem maakt
gebruik van 4 ultrasoonsensoren
(2 sensoren achter en 2 hoeksensoren
achter) fig. 93 die tijdens het parkeren
van het voertuig in een garage of
inparkeren met de versnellingspook
(handgeschakelde versnellingsbak)/
selectiehendel (automatische
versnellingsbak) in achteruit (R)
obstakels rondom het voertuig
waarnemen.
DETECTIEGEBIED VAN
DE SENSOREN
De sensoren nemen obstakels binnen
het volgende bereik waar:
Detectiegebied zijkant: circa
55 cm
Detectiegebied achterkant: circa
150 cm
WERKING VAN HET
SYSTEEM
De pieptoon wordt geactiveerd en het
systeem kan worden gebruikt als het
contact op ON wordt gedraaid en de
versnellingspook (handgeschakelde
versnellingsbak)/selectiehendel
(automatische versnelling) naar
achteruit (R) wordt geschakeld.
BELANGRIJK
160)Vertrouw nooit alleen op het
parkeersensorsysteem en bevestig visueel
de veiligheid van de ruimte rondom uw
voertuig terwijl u rijdt. Dit systeem kan de
bestuurder bijstaan bij het voor- en
achteruit tijden met het voertuig tijdens het
parkeren. Het waarnemingsbereik van de
sensoren is beperkt. Daarom kan een
ongeval worden veroorzaakt als u tijdens
het rijden uitsluitend op het systeem
vertrouwt. Bevestig altijd visueel de
veiligheid van de ruimte rondom uw
voertuig terwijl u rijdt.161)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
26)Werkzaamheden aan bumper in de
zone van de sensoren mogen uitsluitend
uitgevoerd worden door het
Servicenetwerk. Werkzaamheden aan de
bumper die niet goed worden uitgevoerd,
kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
27)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.
9305200100-121-001
136
STARTEN EN RIJDEN
28)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.TANKEN
162) 163) 164) 165) 166) 167)
Zet altijd de motor af alvorens te
tanken.
BRANDSTOFVEREISTEN
Gebruik uitsluitend eersteklas loodvrije
benzine (overeenkomstig EN 228 met
specificatie binnen E10) met een
octaangetal van minstens 95.
BELANGRIJK GEBRUIK UITSLUITEND
LOODVRIJE BENZINE. Gelode benzine
is schadelijk voor de katalysator en de
zuurstofsensoren en kan de werking
van het uitlaatgascontrolesysteem
aantasten en/of storingen veroorzaken.
BELANGRIJK Het gebruik van
E10-brandstof met 10% ethanol binnen
Europa is gevaarlijk voor uw voertuig.
Wanneer het ethanolgehalte dit
aanbevolen percentage overschrijdt,
kan schade aan uw voertuig worden
veroorzaakt.
BELANGRIJK Voeg geen additieven
aan het brandstofsysteem toe om
schade aan het
uitlaatgascontrolesysteem te
voorkomen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk voor meer
informatie.TANKPROCEDURE
Als bij ontgrendelde portieren op het
uiteinde van het klepje van de
brandstofvulopening gedrukt wordt,
komt het klepje van de
brandstofvulopening omhoog fig. 94.
Het klepje van de brandstofvulopening
werkt in combinatie met het
portiervergrendel- en
portierontgrendelmechanisme.
Sluit klepje van de brandstofvulopening
door het aan te drukken tot u een klik
hoort.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat u
de beide portieren vergrendelt wanneer
u het voertuig verlaat.
BELANGRIJK Vergrendel de portieren
nadat u het klepje van de
brandstofvulopening heeft gesloten.
9404040201-12A-002
137