Rijden en bediening143Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder houdt de volledige controle over de auto en
aanvaardt de volledige verant‐
woordelijkheid bij het rijden.
Houd bij gebruik van bestuurders‐ ondersteuningssystemen altijd
rekening met de huidige verkeers‐
situatie en volg de geldende
verkeersregels op.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
meer dan 40 km/u opslaan en hand‐ haven.
Daarbij moet bij een handgescha‐
kelde versnellingsbak minstens de derde versnelling ingeschakeld zijn.
Daarbij moet bij een automatische
versnellingsbak de stand D of de
tweede of een hogere versnelling in de stand M zijn ingeschakeld.
Bij het op- en afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de opgeslagen
snelheid mogelijk.
Het systeem hanteert de ingestelde
snelheid als rijsnelheid, zonder acht
te geven op de stand van het gaspe‐
daal.
U kunt de ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden door stevig op het
gaspedaal te trappen.
De status en de ingestelde snelheid
staan op het Driver Information
Center.
De cruisecontrol niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Controlelampje m 3 89.Systeem inschakelen
Druk op m op het stuurwiel: het
symbool m en een bericht verschij‐
nen op het Driver Information Center.
Het systeem is nog steeds niet actief.
144Rijden en bediening
Functie activeren
Zelf een snelheid instellen
Trek op tot de gewenste snelheid en
duw het stelwiel kort naar SET/-. De
huidige snelheid wordt opgeslagen
en gehandhaafd. U kunt het gaspe‐
daal loslaten.
De snelheid is vervolgens te wijzigen
door het stelwiel naar RES/+ te
duwen om de snelheid te verhogen of
naar SET/- om de snelheid te verla‐
gen. Duw het stelwiel herhaalde
malen kort in een bepaalde stand om
de snelheid in kleine stapjes te wijzi‐
gen of houd het stelwiel in een
bepaalde stand vast om de snelheid
in grote stappen te wijzigen.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Snelheid van snelheidslimietdetectie
overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de snelheidsli‐
mietdetectie een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde snelheidslimiet kan worden
gebruikt als een nieuwe waarde voor
de cruisecontrol.
Met behulp van de camera boven aan
de voorruit detecteert en leest dit
systeem de snelheidslimiet en de
borden einde maximumsnelheid.
Rijden en bediening145Bij een actieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde snel‐ heidslimiet op het Driver Information
Center en licht "MEM" op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Deze functie is te deactiveren of acti‐
veren in het menu Persoonlijke instel‐ lingen 3 97.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het is mogelijk te versnellen door gas te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
Functie deactiveren
Druk op Ñ: de cruisecontrol staat in
de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐ secontrol.De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het
geheugen.
De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐
len:
● Het rempedaal wordt bediend.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/u.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● De handgeschakelde versnel‐ lingsbak staat in de stand N,
eerste of tweede versnelling.
● De automatische versnellings‐ bak staat in de stand M en die
voor de eerste versnelling.
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 40 km/u. De
opgeslagen snelheid wordt hervat.Systeem uitschakelen
Druk op m: de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐
trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.
Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid
verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol
wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De snelheidslimietdetectie werkt
mogelijk niet goed, als de verkeers‐
borden niet voldoen aan het Verdrag
van Wenen inzake verkeersborden
en verkeerstekens.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
148Rijden en bedieningSysteem uitschakelenDruk op ß, de snelheidsbegrenzer‐
modus wordt gedeactiveerd en de
snelheidslimietaanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Bij het indrukken van m ter activering
van de cruisecontrol wordt de snel‐
heidsbegrenzer uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid blijft bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen liggen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.
De snelheidslimietdetectie werkt
mogelijk niet goed, als de verkeers‐
borden niet voldoen aan het Verdrag
van Wenen inzake verkeersborden
en verkeerstekens.Frontaanrijdingswaarschu‐
wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing
gebruikt de frontcamera in de voorruit om een voetganger direct vóór u te
detecteren.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch en detecteert voer‐ tuigen bij alle snelheden tussen 5 en
85 km/u. Het systeem detecteert stil‐
staande voertuigen bij een rijsnelheid
onder 80 km/u.
Rijden en bediening153Bij rijden in het donker werkt het
systeem beperkt.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
Voetgangersbescherming vóór wordt
samen met de frontaanrijdingswaar‐
schuwing geactiveerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 148.
Voetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór de auto tot op
een afstand van ongeveer 40 m wordt aangegeven door een symbool op de
instrumentengroep.
Waarschuwing voetganger vóórBij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center. Er klinkt een
geluidssignaal.
Bij de waarschuwing voetganger vóór
werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Systeembeperkingen In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● de rijsnelheid is buiten het bereik
van 5 km/u tot 60 km/u in eenvooruitversnelling
● de afstand tot een voetganger vóór de auto is meer dan 40 m● bij ritten op bochtige of heuvel‐achtige wegen
● bij rijden in het donker
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit wordt afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Parkeerhulp
Algemene informatie
Bij het aankoppelen van een aanhan‐ ger of een fietsendrager op de trek‐
haak wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld.
249Bestuurdersondersteuningssys‐temen ...................................... 143
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 35
Blindehoeksysteem ....................161
BlueInjection ............................... 133
Bochtverlichting .......................... 105
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................199
Boordinformatie ........................... 96
Brandstof .................................... 170
Brandstofmeter ............................ 81
Brandstoftank ............................. 234
Brandstof voor benzinemotoren 170
Brandstof voor dieselmotoren ...170
Buitenspiegels .............................. 33
Buitenspiegelverwarming ............34
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................102
C Centrale vergrendeling ................23
Claxon ................................... 13, 73
Conformiteitsverklaring ...............236
Contactslotstanden ....................125
Controlelampen ............................ 83
Controlelampjes............................ 79
Controle over de auto ................124
Controles .................................... 180
Cruisecontrol ....................... 89, 143D
Dagrijlicht ................................... 105
Dagteller ...................................... 80
Dak ............................................... 38
Dakbelasting ................................. 70
Dakdrager .................................... 69
DEF ............................................ 133
Diefstalalarmsysteem ..................31
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 185
Dieseluitlaatvloeistof ...................133
Dimlicht ......................................... 88
Dimlicht of groot licht ..................102
Dodehoeksysteem ........................89
Doorlaadluik.................................. 64
Driepuntsgordel ........................... 47
Driver Information Center .............90
Drukverliesdetectiesysteem ....... 201
E Eerste hulp ................................... 68
Elektrisch bediende ruiten ...........36
Elektrische aansluitingen .............76
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 195
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 141
Elektronische rijprogramma's ....137Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem ..
.......................................... 86, 141
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem uit 86
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............115
Elektronisch sleutelsysteem .........22
Erkenning van software ..............239
Event Data Recorders (EDR) .....244
F
Frontaal airbagsysteem ...............53
Frontaanrijdingswaarschuwing ...148
G Geavanceerde parkeerhulp ........157
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..243
Geluidssignalen ........................... 96
Gereedschap ............................. 199
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................68
Gloeilamp vervangen ................186
Gordels ......................................... 46
Gordelverklikker ........................... 83
Gordijnairbagsysteem .................. 54 Groot licht ............................ 88, 103
Grootlichtassistentie .............88, 104