116Instrumenten en bedieningsorganenAdBlueDruk net zolang op CHECK totdat het
AdBlue-menu verschijnt.
Actieradius AdBlue
Geeft een schatting van het AdBlue-
peil. Een melding geeft aan of het peil in orde of te laag is.
3 156.
Info-Display Het Info-Display zit in het instrumen‐
tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● Colour-Info-Display met touch‐
screenfunctionaliteit
Op de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 97
● buitentemperatuur 3 96
● datum 3 97● Infotainmentsysteem, zie
beschrijving in de handleiding
Infotainment
● weergave van achteruitkijkca‐ mera 3 202
● panoramazichtsysteem 3 200
● weergave van parkeerhulpin‐ structies 3 189
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 119
● persoonlijke instellingen 3 121
Graphic-Info-DisplayDruk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Druk op H{} I om een menupa‐
gina te kiezen.
Druk op OK om een geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op ß om een menu af te sluiten
zonder een instelling te wijzigen.
Colour-Info-Display
Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display
● door bediening van het touch‐ screen
● via spraakherkenning
Instrumenten en bedieningsorganen117Gebruik knoppen en touchscreen
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op : om de systeeminstellin‐
gen (eenheden, taal, tijd en datum) te kiezen.
Druk op Í om de auto-instellingen of
rijfuncties te kiezen.
Tik met een vinger op het gewenste
displaypictogram of de functie van het menu.
Bevestig een gewenste functie of
selectie door deze aan te tikken.
Tik op r op het display om een menu
af te sluiten zonder een instelling te
wijzigen.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 121.
Head-updisplay Het head-updisplay toont bestuur‐
dersinformatie over de instrumenten‐
groep op een inklapbaar projectie‐
scherm aan de bestuurderszijde.
De informatie verschijnt als een beeld
dat vanuit een lens op het instrumen‐ tenpaneel wordt geprojecteerd op
een inklapbaar scherm in het zicht
van de bestuurder. Het beeld
verschijnt gericht naar buiten naar de
voorkant van de auto toe.
Head-updisplay toont:
● rijsnelheid
● maximumsnelheden herkend door de verkeersbordherkenning
● snelheidsinstelling van snel‐ heidsbegrenzer
● snelheidsinstelling van cruise‐ control
● frontaanrijdingswaarschuwing
● navigatie-informatie.
118Instrumenten en bedieningsorganen
Inschakelen
Druk op e om het head-updisplay in
te schakelen.
Stand van beeld van head-
updisplay aanpassen
1. Verstel terwijl de motor loopt de bestuurdersstoel.
2. Druk op ä of å om het beeld te
centreren. Het kan alleen omhoog en omlaag worden bijgesteld, niet zijwaarts.
9 Waarschuwing
Als het beeld van het head-updis‐
play te helder is of te hoog in uw
gezichtsveld staat, kan dit uw zicht belemmeren als het buiten donker
is. Houd het beeld van het head-
updisplay gedimd en laag in uw
gezichtsveld geplaatst.
Helderheid aanpassen
Het beeld van het head-updisplay zal ter compensatie van de omgevings‐
verlichting automatisch dimmen en
helderder worden. Zo nodig kunt u de
helderheid ook handmatig aanpas‐
sen:
Druk op e om de helderheid van het
display te verhogen. Druk op æ om de
helderheid van het display te verla‐ gen.
Afhankelijk van de hoek en de stand van het zonlicht licht het beeld moge‐ lijk even op.
Uitschakelen
Houd æ ingedrukt om het head-
updisplay uit te schakelen.
Taal
U stelt de voorkeurstaal in het menuPersoonlijke instellingen in 3 121.
Eenheden
Eenheden zijn te wijzigen in het menu Persoonlijke instellingen 3 121.
Verzorging van head-updisplay
Reinig het scherm van het head- updisplay met een zachte doek
bevochtigd met glasreiniger. Wrijf de
lens voorzichtig af en droog deze.
Systeembeperkingen
Het head-updisplay werkt mogelijk
niet goed wanneer:
● De lens op het instrumentenpa‐ neel wordt afgedekt door objec‐
ten of niet schoon is.
● Het display te veel gedimd of te helder is.
● Het beeld niet op de juiste hoogte
afgesteld is.
● De bestuurder een zonnebril met
gepolariseerde glazen draagt.
Instrumenten en bedieningsorganen119Neem als het beeld van het head-
updisplay om andere redenen niet
juist is contact op met een werkplaats.
Achteruitkijkscherm
Het achteruitkijkscherm zit op de plek van de achteruitkijkspiegel.
Het scherm biedt de volgende
aanzichten:
● standaardachteraanzicht 3 42
● achteraanzicht dichtbij 3 202
● zijaanzicht passagierszijde 3 199
InschakelenDruk op m.
Een aanzicht selecteren
Selecteer een aanzicht door op p
aan de onderzijde te drukken.
Uitschakelen
Druk op m.
Boordinformatie
Meldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op SET / CLR om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
120Instrumenten en bedieningsorganenBerichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere akoestische signalen.
● Als een veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als een van de portieren of de achterklep niet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.● Als de cruisecontrol automatisch uitschakelt.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Centre.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als niet voldaan is aan een van de voorwaarden voor het herstar‐
ten van de motor.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Wanneer de auto rijdt, deactiveert de stroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Instrumenten en bedieningsorganen121Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies mogelijk niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-DisplayDruk op MENU om de menupagina te
openen.
Gebruik de vierwegknop voor bedie‐
ning van het display:
Selecteer Configuratie Persoonlijke
instellingen , I OK .
Eenheidsinstellingen
Kies Configuratie display , I OK .
Kies Selectie eenheden , I OK .
Kies de gewenste instellingen, I OK .
Taalinstellingen
Kies Configuratie display , I OK .
Kies Taalkeuze , I OK .
Kies de gewenste taal, I OK .
Auto-instellingen
Kies Autoparameters definiëren ,
I OK .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Verlichting
Follow-Me-Home-verlichting :
Activeert of deactiveert de functie
en past de duur aan.Welkomstverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Meesturende koplampen : Acti‐
veert of deactiveert de functie.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐ keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersdeur
ontgrendelen : Bestuurdersdeur /
alle deuren.
● Beveiliging
Vermoeidheidsdetectie : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐
dheidsdetectie.
● Bestuurdersondersteuning
Snelheidsadvisering : Activeert of
deactiveert de functie.
122Instrumenten en bedieningsorganenColour-Info-Display Multimedia
Druk op : om het menu Instellingen
te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeemconfiguratie .
Verander de eenheden voor Afstand
en verbruik en Temperatuur .
Taalinstellingen
Kies Taal.
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te tikken.
Snelkoppelingen
Í indrukken.
Kies Snelkoppelingen .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Park Assist : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeersensoren.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Bandenspan.contr. : Initialiseert
het detectiesysteem voor
bandenspanningsverlies.
● Diagnose : Toont waarschu‐
wingsberichten voor het diagno‐
sesysteem.Instellingen van de auto.
Í indrukken.
Kies Instellingen van de auto. .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Parkeren
Blokkering inklappen
buitenspiegels : Activeert of deac‐
tiveert het automatisch uit-/
inklappen van de buitenspiegels.
Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit : activeert
of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij
inschakelen achteruitversnelling.
Instrumenten en bedieningsorganen123●Verlichting
Follow me home-verlichting : Acti‐
veert of deactiveert de functie en
past de duur aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Bochtverlichting : Activeert of
deactiveert de bochtverlichting.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
● Beveiliging
Herkenning/advies
snelheidslimiet : Activeert of
deactiveert de snelheidslimietin‐
formatie middels verkeersbord‐
herkenning.
Active safety brake : Activeert of
deactiveert de actieve noodrem,
de waarschuwingsafstand voor
een dreigende botsing kan
worden geselecteerd.
Buitensp. afstellen bij
inschakelen achteruit : Past de
buitenspiegels aan bij inschake‐ ling van de achteruitversnellingvoor een beter zicht op het trot‐
toir.
Driver Alert : Activeert of deacti‐
veert de vermoeidheidsdetectie.
Colour-Info-Display
Multimedia Navi Pro
Druk op : om het menu Instellingen
te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeemparam. .
Verander de eenheden voor Afstand
en verbruik en Temperatuur .
Bevestig met G.
Taalinstellingen
Kies Talen .
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te tikken.
Bevestig met G.
Besturingsfuncties
Í indrukken.
Kies Besturingsfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Park Assist : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeersensoren.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.