84
ProaceVerso_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Interieurbeveiliging
UitschakelenF Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op deze toets en
houd deze ingedrukt tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F Stap uit.
Inschakelen
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit. F
Vergrendel de auto direct met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
Om de interieurbeveiliging uit te schakelen
moet deze procedure elke keer na het afzetten
van het contact worden uitgevoerd.
F
Deactiveer de bewaking van de
directe omgeving van de auto door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop.
F Activeer het volledige
alarmsysteem door de auto
te vergrendelen met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop.
Het verklikkerlampje van de knop knippert weer
één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Wanneer de auto wordt ontgrendeld
met de afstandsbediening of het
Smart entry-systeem met startknop,
gaat het controlelampje in de toets
snel knipperen om u te informeren
dat het alarm is geactiveerd tijdens
uw afwezigheid.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop
van de afstandsbediening.
of
F Ontgrendel de auto met het Smart entry-
systeem met startknop.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te
openen carrosseriedelen is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch
weer ingeschakeld.
Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het
verklikkerlampje van de knop is uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Beveiliging - met alleen de
omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
iemand in de auto aanwezig is,
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt ver wisseld,
- de auto wordt gesleept,
- de auto op een boot wordt vervoerd.
Toegang tot de auto