Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
Bij wag en
s zonder informatiesysteem voor
de bestuurders kunt u de parameters lagen
aanpassen bij een officiële SEAT dealer of in
een gespecialiseerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 255.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Hulp bij het achteruit parkeren*
De parkeerhulp achter assisteert de bestuur-
der tijden
s
het
manoeuvreren en inparkeren
middels akoestische meldingen.
Beschrijving
De bumper achter is voorzien van sensoren.
Zodra deze een obstakel detecteren, wordt
dat akoestisch gemeld.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 274.
Het detectiebereik van de sensoren achter-
aan is ongeveer:
zijkant0,60 m
centrale zone1,60 m Naarmate een obstakel wordt genaderd,
w
or
dt
het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)
››› in Algemeen op pag. 249,
››
›
in Alge-
meen op p ag. 250
!
A
ls u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
In-/uitschakelen
Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-
keerhulp automatisch ingeschakeld. Dit
wordt bevestigd met een kort akoestisch sig-
naal.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ge-
schakeld, wordt de parkeerhulp onmiddellijk
uitgeschakeld. Parkeerhulp plus* Afb. 215
Weergegeven gedeelte. Het
parkeerhulpsysteem Plus assisteert de
be s
tuurder tijdens het manoeuvreren en in-
parkeren middels visuele en akoestische
meldingen over gedetecteerde obstakels
voor en achter de auto.
De voor- en achterbumpers beschikken over
geïntegreerde ultrasoonsensoren. Zodra ze
een obstakel detecteren, wordt dat gemeld
met geluidssignalen en visueel in het Easy
Connect-systeem.
Bij gevaar van botsing aan de voorzijde van
de auto klinken de geluidssignalen vooraan,
bij gevaar van botsing aan de achterzijde van
de auto klinken ze achteraan.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 274. »
251
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Het detectiebereik van de sensoren zijn on-
g ev
eer:
1,20 m
1,60 m
0,90 m
Naarm
ate een obstakel wordt genaderd,
wordt het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)!
Als u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
Om de volledige omgeving van de auto te
kunnen weergeven, moet de auto enkele me-
ter naar voren en achteren bewogen worden.
Zo worden de ontbrekende zones afgezocht
en wordt de aanwezigheid van obstakels aan
de zijkanten van de auto getoond ››› afb.
215 C .
A B
C Bediening van de parkeerhulp
Afb. 216
Middenconsole: toets van de par-
k eerhu
lp
. Handmatige inschakeling van de parkeer-
hu
lp
● Druk de t
oets eenmaal
in. Het symbool
op de toets gaat geel branden.
Handmatige uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Druk opnieuw op de toets .
Handmatig
e uitschakeling van de weergave
van de parkeerhulp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek
gemonteerde infotainment-
systeem.
● OF: op de functietoets in de hoek r
echts-
boven drukken. Automatische inschakeling van de parkeer-
hulp
●
Sch
akel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: als de auto aan de voorzijde een obsta-
kel
nadert dat zich op zijn traject bevindt met
een snelheid van minder dan 10 km/u (6
mph) ››› pag. 253, Automatische activering.
Het obstakel wordt gedetecteerd vanaf een
afstand van ongeveer 95 cm indien de auto-
matische inschakeling geactiveerd is in het
infotainmentsysteem. Er wordt een beperkte
weergave getoond.
● OF: de wagen beweegt achteruit.
Autom
atische uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Zet de keuzehendel in stand P.
● OF: versnel tot meer dan ca. 10 km/u (6
mph) v
ooruit.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Druk op de functieknop van het s
cherm
van het infotainmentsysteem.
Wisselen van beperkte weergave naar de
weergave op het volledige scherm
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
252
Bedienen
Met behulp van de segmenten voor de wa-
g en k
an de af
stand tot het obstakel worden
geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden weergegeven in-
dien het obstakel zich niet binnen het
traject van de wagen bevindt of indien in
tegengestelde richting ervan wordt gere-
den en het zich op meer dan 30 cm af-
stand van de wagen bevindt.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien de
obstakels zich op minder dan 30 cm af-
stand bevinden.
Met de radio's SEAT Media System Plus/Navi
System geeft een geel spoor bovendien het
verwachte traject van de wagen aan volgens
de draaihoek van het stuur.
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
van de wagen bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob- Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten: stakels buiten de af te leggen weg. Niet door-
rijden (of acht
eruitrijden) ››› in Algemeen
op p ag. 249
, ›
›› in Algemeen op pag. 250 !
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
ku
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem.
Automatische activering
on – activeer de optie Automatische
activering ››› pag. 253.
off – deactiveer de optie Automati-
sche activering ›››
pag. 253
Volume voor*
Het volume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte. Volume verlagen
Al
s
de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet akoestisch aangegeven de volgende
keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij
het schakelen van de achteruitversnelling.
Parkeerhulp plus*
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zone A
› ›
›
afb. 215. In geval van een defect aan
254
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
een sensor vooraan, worden uitsluitend
o b
s
takels getoond in de zone B .
W ac
ht
niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling, wanneer de keuzehendel in stand R
wordt gezet of wordt gedrukt op de toets .
Parkeerhulp plus
De afstand tot mogelijke obstakels aan de
achterzijde van de wagen wordt niet weerge-
geven op het scherm en wordt ook niet aan-
gegeven met geluidssignalen.
Op het display van het Easy Connect-systeem
worden enkel de objecten getoond die wor-
den gedetecteerd aan de voorzijde, terwijl de
weergave van het traject wordt verborgen.
Manoeuvreerremfunctie* 3 Enkel
geldig met Parkeerhulp Plus
D
e noodremfunctie dient om de kans op bot-
singen tot een minimum te beperken. Afhankelijk van de uitrusting kan de manoeu-
vreerr
emf
unctie bij actieve parkeerhulp het
noodremmen activeren wanneer een obsta-
kel met botsingsgevaar wordt waargenomen
op het traject, in elke rijrichting.
De functie zal niet remmen indien de parkeer-
hulp als gevolg van een automatische active-
ring ingeschakeld is. Voor de werking moet
worden gemanoeuvreerd met een snelheid
tussen 2,5-10 km/u (1,5-6 mph) voor de zo-
ne voorin en tussen 1,5-10 km/u (1-6 mph)
voor de zone achterin.
Na een ingreep blijft de manoeuvreerrem-
functie inactief in dezelfde rijrichting gedu-
rende 5 meter. Na het veranderen van de ver-
snelling of stand van de keuzehendel is de
functie weer actief. De beperkingen van de
parkeerhulp zijn van toepassing.
De manoeuvreerremfunctie wordt ingesteld
in het Easy Connect-systeem met het menu en de functietoetsen
S
ETUP en
P ark
er
en en manoeuvreren ●
on – maakt het gebruik van de manoeu-
vr
eerremfunctie mogelijk.
● off – maakt het
gebruik van de ma-
noeuvreerremfunctie niet mogelijk.
Tijdelijk uitschakelen van het noodremmen
● Wanneer de functie wordt uitgeschakeld
met de t oets
Manoeuvreerremfunctie op hetscherm van
Park
eerhu
lp van het Easy Con-
nect-systeem.
● Wanneer een van de portieren, bagage-
ruimte of ac
hterklep worden geopend.
Achteruitrijsysteem "Rear View
Camera"* Ger
elateerde video Afb. 219
Veiligheid Veiligheidsaanwijzingen en gebruiks-
in
s
tructie
s ATTENTIE
● De ac ht
eruitrijhulp kan niet heel nauwkeu-
rig de afstand tot obstakels meten (personen,
voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-
reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-
staat er mogelijk gevaar voor ongevallen en
zware verwondingen als het achteloos of zon-
der de nodige aandacht wordt gebruikt. De » 255
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
kleur als de carrosserie hebben. Hoe kleiner
de afs
t
and van de sproeikop tot het opper-
vlak is, des te meer er wordt gevergd van het
materiaal. Af fabriek gemonteerde kleeffolies
De volgende aanwijzingen moeten gevolgd
wor
den om s
chade aan de kleeffolies te voor-
komen:
● Niet wassen met hogedrukapparaten.
● Geen glas- of ijsschraper gebruiken om de
fo lie
s vrij te maken van ijs of sneeuw.
● De kleeffolies niet polijsten.
● Geen vuile doeken of sponzen gebruiken.
● Bij voorkeur wassen met een zachte spons
en zac
hte, neutrale zeep.
Sensoren en cameralenzen ●
Sneeuw met een handveger verwijderen en
ij s
b
ij voorkeur met een ontdooispray.
● Reinig de sensoren met producten die vrij
zijn v
an oplosmiddelen en een schone, droge
doek.
● Maak de cameralens met een normaal in
de handel
verkrijgbaar glasreinigingsmiddel
op basis van alcohol nat en veeg de lens met
een droge doek schoon. VOORZICHTIG
● Als
u de wagen wast met een hogedrukrei-
niger:
–houd dan voldoende afstand tot de sen-
soren in de voor- en achterbumpers.
– Reinig niet de cameralenzen of het ge-
bied daaromheen met de hogedrukreini-
ger.
● Gebruik nooit warm of heet water om snee-
uw en ijs
te verwijderen van de lens van de
achteruitrijcamera, omdat deze daardoor kan
scheuren.
● Bij het schoonmaken van de lens nooit een
onderhoudsmiddel
met een schurende werk-
ing gebruiken. Conservering van de wagenlak
Regelmatig conserveren beschermt de lak
v
an de w
ag
en.
De wagenlak op zijn laatst conserveren, wan-
neer op de schone lak het water geen duide-
lijke ronde druppels meer vormt.
Een goede vaste was kunt u bij elke Techni-
sche Dienst verkrijgen.
Regelmatig in de was zetten beschermt de
wagenlak langdurig tegen schadelijke milieu-
invloeden ›››
pag. 271. De conservering be-
schermt zelfs enigszins tegen mechanische
invloeden. Ook als in de automatische wasinstallatie re-
gelmatig een
vloeibare was wordt gebruikt,
is het aan te bevelen de lak ten minste twee-
maal per jaar met vaste was te beschermen.
Wagenlak polijsten Alleen als de lak van uw wagen dof is gewor-
den en als
u met
conserveringsmiddelen
geen glans meer kunt verkrijgen, is polijsten
nodig. Polijstmiddel is verkrijgbaar bij de
Technische Dienst.
Wanneer de aangebrachte polish geen con-
serverende componenten bevat moet de lak
onmiddellijk met was behandeld worden
››› pag. 274, Conservering van de wagenlak . VOORZICHTIG
Om de wagenlak niet te beschadigen: ● Behandelt u mat gelakte delen of kunststof
delen niet met
polijstmiddelen of vaste was.
● De wagenlak niet in een zanderige of stoffi-
ge omg
eving polijsten. Kunststof delen verzorgen
Wanneer normaal wassen niet voldoende is,
mog
en k
u
nststof delen ook met speciale,
goedgekeurde oplosmiddelvrije kunststofrei-
nigings- en conserveringsmiddelen worden
behandeld.
274
Controleren en bijvullen
oliesoorten volgens specificatie VW 506 00
r e
s
p. VW 506 01 of VW 505 00 resp.
VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4 hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld. Let op
Alvorens een lange reis te gaan maken, advi-
seren w ij u
voor vertrek motorolie met de
overeenkomstige VW specificatie te kopen en
in uw wagen mee te nemen. Zo beschikt u al-
tijd over de juiste motorolie om bij te vullen
indien dit nodig mocht zijn. Waarschuwingslampje
Als het controlelampje
rood g
aat
bran-
den, betekent dat dat de motoroliedruk te
laag is.
Als het symbool knippert en er klinken tege-
lijkertijd drie waarschuwingssignalen, de
motor afzetten en het oliepeil controleren. Zo
nodig olie bijvullen ›››
pag. 290.
Als het lampje blijft knipperen mag u niet ver-
der rijden, hoewel het oliepeil in orde is. De
motor mag ook niet stationair draaien. Roep
de hulp in van een vakman.
Oliepeil controleren
Als het controlelampje geel gaat branden,
moet het motoroliepeil zo snel mogelijk wor-
den gecontroleerd. Bij de eerstvolgende gele-
genheid olie bijvullen ›››
pag. 290. Oliepeilsensor defect*
Als
het controlelampje geel knippert, moet
u een gespecialiseerde werkplaats opzoeken
en de oliepeilsensor laten controleren. Veilig-
heidshalve het oliepeil elke keer bij het tan-
ken controleren.
Motoroliepeil controleren Afb. 238
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 58
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten w
anneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten. –
Oliepeil
stok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeilstok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen.
– Vervolgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het o
liepeil controleren. Indien no-
dig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig
e voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compar
timent op de waarschuwingen ››› pag.
285. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied ›››
afb.
238 A bevindt, de motor niet starten. Dit
kan s c
hade aan de motor en de katalysator
tot gevolg hebben. Een Technische Dienst
raadplegen. 289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . 42, 201
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . 187, 188, 189 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 306
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259, 264 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265, 266
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 266
sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
vasthaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
veiligheidsring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Aanhangwagenknipperlichten Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Aantrekmoment wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Accuzuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Achterbank rugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 159
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 17, 144
Achterlichten in achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Achterlichten in zijpaneel
achterlic ht uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . 52, 54, 55 schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
verwarmingsdraden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Achterste mistlicht Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 zelfdimmend binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 handmatig naar binnen klappen . . . . . . . . . . . 155
Achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Achteruitversnelling (automatische versnellings- bak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
AdBlue beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 283
specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Afdekkingen van de airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Afdichtrubbers Waxbehandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Afneembare kogelkop de bevestiging controleren . . . . . . . . . . . . . . . 262
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261, 262
in reservestand plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
reservestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Afsleepalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Afstandsregeling zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 222 Afvoer
Gordels panner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 87 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
de frontairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 91
frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 89
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 90
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 90
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . 53
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 151
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Alcantara: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Algemeen schema Bestuurdersruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
knipperlicht- en grootlichthendel . . . . . . . . . . 149
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 47
Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 interieurbewaking en afsleepalarm . . . . . . . . 143
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . 187, 189, 191 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Aquaplaning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
315
Trefwoordenlijst
Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . 222 aan w
ijz
ingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 223
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
bijzondere rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
functie om rechts inhalen te vermijden . . . . . 228
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
waarschuwings- en controlelampje . . . . . . . . . 223
Automatische rijlichtregeling . . . . . . . . . . . . . . . 147
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . 194 aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . 197
bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 195
kick-downsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
launch-control programma . . . . . . . . . . . . . . . 198
noodontgrendelen van de keuzehendel . . . . . . 50
noodprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
stuurwiel met peddels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194, 196
Automatische wasinstallaties . . . . . . . . . . . . . . . 272
AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
B Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Bagage opbergen Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 166, 168
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 162 bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
hoedenplank opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . 165
zie ook Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . 162
Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Balans van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298 Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
draairichtin ggebonden . . . . . . . . . . . . . . 69, 296
druk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 300
levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Slijtagemerktekens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Bandenafdichtingset . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64, 100
Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64, 100 componenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
controle na 10 minuten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
de band afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
de band oppompen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Bandenprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Bandenreparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Bandenreparatieset zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 306
Batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Batterij opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Bedieningselementen aan het stuurwiel . . . . . . 126 met spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
zonder spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Bedieningselementen van de ruiten . . . . . . 18, 144
Beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 120
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Bescherming tegen bevriezing . . . . . . . . . . . . . . . 59
Besparingstips (efficiency-programma) . . . . . . . . 42
Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77, 202 bekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
elektromechanisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203 stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
teg
enstuurhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Bestuurder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 76, 77, 78
Bestuurdersgedeelte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Bestuurdersinformatiesysteem assistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
besparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
indicatie van de versnellingen . . . . . . . . . . . . . . 42
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
motorkap, achterklep en portieren geopend . . 41
motorolietemperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . 42
Onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
snelheidssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
waarschuwings- en informatieberichten . . . . . . 41
Beveiliging Safe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Bijrijder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 76, 77, 78
Bijzonderheden aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Binnenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Binnengreep van het portier . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 zelfdimmend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Blikjeshouder aan voorzijde . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Bodem van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . 165
Bodem van de wagen bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
316