Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed w or
den in g
eval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van de ACC worden
beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT aan
om naar een officiële SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. ●
Ver w
ijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van Adaptive Cruise Control
AC
C
(automatische afstandsregeling) Afb. 196
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
om
atische afstandsregeling te
bedienen. Afb. 197
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut om
atische afstandsregeling te
bedienen. Wanneer de automatische afstandsregeling
(A
C
C) in
geschakeld is, brandt op het instru-
mentenpaneel het groene controlelampje
en wordt op het display de geprogrammeer-
de snelheid en de toestand van de ACC
››› afb. 194 getoond.
Welke instellingen kunnen in de ACC worden
ingevoerd? ● Snelheid instellen ›››
pag. 226.
● Afstandsniveau instellen ›››
pag. 226.
● ACC inschakelen en activeren ›››
pag. 226.
● ACC uitschakelen en deactiveren ›››
pag.
226.
● Standaardafstandsniveau aan het begin
van de rit in
stellen ››› pag. 226.
● Rijprofiel instellen ›››
pag. 227. »
225
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
ACC: beschikbaar vanaf de 2e
versnelling
D e A
C
C is actief vanaf de 2e versnelling
(schakelbak).
ACC: motortoerental
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, wanneer de ACC ver-
snelt of remt, de bestuurder niet op tijd een
hogere of lagere versnelling inschakelt. Dit
houdt in dat het toegestane toerental wordt
overschreden of niet wordt bereikt. De ACC
wordt uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven
door een gong. ACC: koppelingspedaal inge-
trapt
Wagens met handgeschakelde versnellings-
bak: door het koppelingspedaal langer in te
trappen wordt de regeling verlaten. Portier geopend
Wagens met automatische versnellingsbak:
met stilstaande wagen en geopend portier
kan de ACC niet worden geactiveerd. ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terk ant, w
anneer de minimumafstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on- middellijk worden geremd met het rempe-
daa
l
.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties c
orrect kan herkennen.
● De voet op het gaspedaal "zetten" kan tot
gevo
lg hebben dat de ACC niet ingrijpt om te
remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik t
e remmen.
● Neem de bepalingen van het overeenstem-
mende land in acht
betreffende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger.
● Het is gevaarlijk de regeling in te schakelen
en de geprogr
ammeerde snelheid opnieuw te
activeren, als de omstandigheden van de rij-
baan, het verkeer of het weer dit niet toela-
ten. Gevaar voor ongevallen! Let op
● Bij het uit s
chakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of
het inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 125), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitg
eschakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Functie om rechts inhalen te vermij-
den
Afb. 198
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: A
CC actief, voertuig herkend aan
de linkerzijde De automatische afstandsregeling (ACC) be-
s
c
hikt
over een functie om het rechts inhalen
bij bepaalde snelheden te vermijden.
Indien er zich links van de auto een ander
voertuig bevindt dat met lagere snelheid
rijdt, wordt dat op het multifunctioneel dis-
play
getoond ››› afb. 198.
Om het rechts inhalen te vermijden, remt het
systeem de auto zachtjes naargelang de rij-
snelheid. De bestuurder kan het ingrijpen
van het systeem op ieder moment onderbre-
ken door het gaspedaal in te drukken. Bij la-
ge snelheid is de functie niet actief voor meer
comfort in situaties zoals een file of in het
stadsverkeer.
228
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hier
niet op r
e
ageren ››› afb. 200 D. Rem in deze
gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen die rijden in tegengestelde rich-
ting en voertuigen die elkaar kruisen
De ACC reageert niet op voertuigen uit tegen-
gestelde richting die naderen noch op voer-
tuigen die elkaar kruisen.
Metalen voorwerpen
Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld rails
op de rijbaan of platen gebruikt bij werk-
zaamheden, kunnen de radarsensor in ver-
warring brengen en verkeerde reacties van de
ACC veroorzaken.
Factoren die de werking van de radarsensor
kunnen beïnvloeden
Als de werking van de radarsensor verstoord
zou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel,
sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijk
uitgeschakeld. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. Indien nodig de radarsensor rei-
nigen ››› afb. 195.
Wanneer de radarsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd. Bij sterke weerkaatsing van het signaal van
de rad
ar, bijvoorbeeld in een gesloten par-
keerplaats, kan de werking van de ACC beïn-
vloed worden.
Rijden met een aanhangwagen
Bij het rijden met een aanhangwagen, is de
regeling van de ACC minder dynamisch.
Oververhitte remmen
Als de remmen overmatig verhitten, bijvoor-
beeld na plots remmen of op lange en zeer
steile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitge-
schakeld zijn. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. In dit geval kan de cruise control
niet worden geactiveerd.
Zodra de temperatuur van de remmen vol-
doende gedaald is, kan de cruise control op-
nieuw geactiveerd worden. De foutmelding
verdwijnt van het display van het instrumen-
tenpaneel. Als het bericht ACC niet be-
schikbaar gedurende lange tijd blijft bran-
den, dan betekent dit dat er een storing is.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. ATTENTIE
Als de waarschuwing Rempedaal intrap-
pen wor dt
genegeerd, dan kan de wagen on-
gewild vooruit bewegen en tegen de voorlig- ger botsen. In ieder geval dient u, voordat u
we
grijdt, t
e controleren of de weg vrij is. Het
kan voorkomen dat de radarsensor hindernis-
sen op de weg niet zou herkennen. Dit kan
een ongeval en zware verwondingen tot ge-
volg hebben. Trap indien nodig op de rem. 231
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Boordcomputer zie
B
estuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . 37
Brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57, 281 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
Brandstof besparen inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205 waarom neemt het verbruik toe? . . . . . . . . . . . 207
BSD zie Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8
Buitenantenne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 elektrisch naar binnen klappen . . . . . . . . . . . . 155
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
verwarmbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
C Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 alarmsysteem uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . 141
automatische ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . 136
automatisch vergrendelen door onbedoeldopenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
automatisch vergrendelen door snelheid . . . . 136
drukknop voor centrale vergrendeling . . . . . . 137
Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
noodvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Safe-beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 132
veiligheid
sontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Centrale wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65, 66
Cetaangetal (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Chroomdelen schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 aanjagerregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Automatische regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
temperatuur instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
voorruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Connectivity Box . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 178 zie Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Controlelampjes dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Cruisecontrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 212
Cruise control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Cruisecontrol bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
waarschuwings- en controlelampje . . . . . . . . . 212
D
Dagteller terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Dakdrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166 dwarsdragers bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
De auto s
tarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
De batterij vervangen van de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Defecte lampen een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
De motor voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
De voorairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
De wagen slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70, 102
Dichtschuiven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
Ramen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Diesel roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Dieselolie roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Display van de radio: schoonmaken . . . . . . . . . . 277
Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
indicatie in de buitenspiegel . . . . . . . . . . . . . . 233
rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
DSG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
DSG-versnellingsbak: zie Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . 194
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling . . . . 151
Dynamo Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
E
E10 zie Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Easy Connect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 125
317