33
middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters,
middelste ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en voetenruimte,
voetenruimte,
voorruit, zijruiten en voetenruimte,
voorruit en zijruiten.
De luchtstroom kan worden gevarieerd door de
knop in een middenstand te zetten. Als de draaiknop in de stand " AUTO"
staat, wordt de luchtverdeling automatisch
geregeld op basis van de geselecteerde
temperatuur.
Toevoer van buitenlucht/
recirculatie van interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast. F
D
ruk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat de
luchtrecirculatie is ingeschakeld.
F
D
ruk nogmaals op de toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen. Het lampje gaat
uit.
To e t s " M a x "
Met deze toets kan het interieur snel ver warmd
of gekoeld worden. De toets werkt alleen
wanneer de regeling van de luchtopbrengst niet
in de stand "OFF" staat.
Druk op deze toets. Het
desbetreffende lampje gaat
branden.
Zet de knop van de temperatuurregeling in de
gewenste stand:
- op
"●" voor maximale ventilatie,
- tussen
"●" en "H" voor maximale
v
erwarming,
- tussen
"C" en "●" voor maximale
a
irconditioning.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in
elk seizoen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op de toets A /C. Het desbetreffende lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets A /C. Het desbetreffende lampje gaat uit.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen
onaangename verschijnselen optreden (vocht,
beslagen ruiten).
3
Ergonomie en comfort
34
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Draai de knop voor de regeling van
de luchtverdeling naar deze stand.
De toevoer van buitenlucht wordt geselecteerd
(lampje uit) en, afhankelijk van de uitvoering,
wordt de airconditioning ingeschakeld (lampje
brandt). Zet de knop voor de regeling van de
temperatuur
tussen "●" en "H ".
Zet de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de gewenste
stand.
Voor snel ontwasemen/ontdooien kunt u
tevens op de toets " MAX" drukken.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Inschakelen
F Druk op deze toets om de
achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets
gaat aan.
Uitschakelen
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming
ook eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit. Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik de actieradius
van de auto vergroot.
Afstandsbediening
(Afhankelijk van de uitvoering).
De afstandsbediening kan worden gebruikt om
de volgende functies op afstand te bedienen:
-
C
ontroleren van de laadtoestand van de
auto.
-
P
rogrammeren van het laden: starttijd en
laadduur.
-
A
ctiveren van de functies ten behoeve
van de klimaatregeling (verwarming,
airconditioning, ontwaseming).
Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om het laden te kunnen
programmeren.
-
Z
et de selectiehendel in de stand P .
-
Z
et het contact in de stand LOCK .
-
S
luit de kabel voor normaal laden op
de auto aan.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 100
meter.
Ergonomie en comfort
36
Als de starttijd wordt geprogrammeerd
zonder de laadduur te programmeren,
wordt de tractiebatterij volledig opgeladen.
Programmeren van de
laadduur
Deze functie wordt gebruikt om de laadduur
voor uw auto in te stellen.
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van de laadduur te selecteren.Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de laadduur in door de pijltoetsen in te
drukken: dit gaat in stappen van 0,5 uur per
keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
U kunt een laadduur van 0,5 tot 19,5 uur
instellen. U kunt echter ook de duur "-h"
selecteren: in dit geval stopt het laden,
zodra de tractiebatterij volledig opgeladen
is. Deze duur is standaard ingesteld. Als de laadduur wordt geprogrammeerd
zonder de starttijd voor het laden te
programmeren, begint het laden van de
tractiebatterij onmiddellijk en duurt het
laden voort tot de geprogrammeerde
laadduur is verstreken.
Annuleren van de
geprogrammeerde waarden
Met de afstandsbediening
Druk op de toets voor het direct
beginnen met laden en druk
ver volgens kort op de A AN/UIT-
toets om de gegevens naar de auto
te versturen.
Met het contactslot
Zet het contact in de stand ON
en ver volgens in
de stand LOCK .
De met de afstandsbediening
geprogrammeerde waarden, worden
elke keer dat de auto wordt gestart
automatisch geannuleerd.
Programmeren van het
thermische comfort
Deze functie wordt gebruikt voor het
programmeren van de werking van de:
-
verwarming,
-
airconditioning,
-
ontwaseming.Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om de werking van
de verwarming, airconditioning en
ontwaseming te programmeren.
-
D
e selectiehendel staat in de stand P .
-
H
et contact staat in de stand LOCK .
-
D
e kabel voor normaal laden is
aangesloten op de auto.
-
A
lle portieren zijn goed gesloten.
-
D
e laadtoestand van de tractiebatterij
is voldoende (minimaal 1 streepje).
Voor maximale efficiëntie van de
programmering van het thermische
comfort moeten alle ruiten van de auto
gesloten zijn.
Ergonomie en comfort
37
Een van deze symbolen verschijnt op het
display. Hiermee wordt de huidige status van
het thermische comfort aangegeven.
Selecteer met de pijltoetsen de gewenste
functie.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
Beschikbare functies Activeren van de functies
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van het thermische comfort te selecteren.Koelen: inschakelen van de
airconditioning en ventilatie in
het interieur via de middelste
ventilatieroosters.
Verwarmen: inschakelen
van de ver warming in het
interieur en de ventilatie via
de onderste ventilatieroosters.
De stoelver warming van de
bestuurdersstoel wordt ook
geactiveerd, mits deze functie is
ingeschakeld. Ontwasemen: inschakelen
van de achterruitverwarming,
de buitenspiegelverwarming
(afhankelijk van de
uitvoering), de ventilatie en de
ver warming in het interieur,
via de zijventilatieroosters
en de ver warming van de
bestuurdersstoel mits deze
functie is ingeschakeld.
Uitschakelen van de functie
voor het programmeren van het
thermische comfort en annuleren
van de geprogrammeerde
waarden.
Indicator van de laadtoestand
van de tractiebatterij
U kunt op de afstandsbediening de
laadtoestand van de tractiebatterij controleren.
Tractiebatterij volledig geladen.
Tractiebatterij voor de helft geladen.
Tractiebatterij bijna ontladen.
Tractiebatterij ontladen.
Vervangen van de batterijen
Batterijtype: CR2032
Maak het kapje los en ver vang de twee
batterijen.Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in als klein chemisch afval.
3
Ergonomie en comfort
82
Tijdens het snelladen kan de
airconditioning van de auto automatisch
worden gestart om indien nodig de
tractiebatterij te koelen. Het is daarom
normaal dat een ventilatiegeluid hoorbaar
is aan de buitenzijde en dat een plas water
onder de auto wordt gevormd.
Het snelladen worden automatisch gestopt
wanneer de tractiebatterij ongeveer 80%
is geladen. Door de procedure opnieuw te
starten, kan 100% lading worden bereikt.
De periode die echter nodig is voor het
voltooien van de laadprocedure is lang,
omdat de laadsnelheid langzamer is
geworden.
Het doven van het lampje "laden" op het
instrumentenpaneel duidt erop dat het laden is
voltooid.
F
O
ntkoppel de laadkabel volgens de
gebruiksaanwijzing van het laadpunt.
F
S
luit het deksel van de laadaansluiting en
vervolgens de klep.
Als veiligheidsmaatregel kan de auto niet
worden gestart wanneer de laadkabel nog is
aangesloten op de laadaansluiting van de auto.
Bovendien onderbreekt een poging tot starten
tijdens het laden de procedure. De laadkabel
moet dan worden ontkoppeld van en weer
aangesloten op de laadaansluiting van de
auto; ver volgens moet worden begonnen met
laden volgens de gebruiksaanwijzing van het
laadpunt.
Controleer na het laden of het deksel
en de klep van de laadaansluiting zijn
gesloten.
Let er goed op dat er geen stof of water
in de laadaansluiting, onder het deksel
van de laadaansluiting of in de speciale
laadstekker terechtkomt (kans op brand of
elektrocutie).
Als de buitentemperatuur lager is dan
0
°C, zijn de laadtijden wellicht langer.
Als de buitentemperatuur lager is dan
-25
°C, is laden wellicht niet mogelijk.
Gedurende langere tijd niet gebruiken
van de auto
Laad de tractiebatterij eens in de
drie maanden helemaal op (normale
laadprocedure) als u de auto langere tijd
niet gebruikt.
Controleer als u dat doet eerst of de
12V-accu aangesloten is en of deze niet
ontladen is.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .Sneeuwkettingen
Uitsluitend de achter wielen (dit zijn
de aangedreven wielen) mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
A
ctiveer de parkeerrem en plaats indien
nodig wielblokken tegen de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen volgens de
aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rijd even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Praktische informatie
86
Achtercompartiment
Koelvloeistofniveau
Het vloeistofniveau moet tussen de
merktekens MINI "L" en MA XI "F"
staan.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van het contact
ten minste één uur alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen. Ver wijder, als de druk eenmaal
gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij voor
zover noodzakelijk.
Vloeistof verversen
Deze vloeistof hoeft niet ver verst te worden.
Controles
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudsbeurten door, te
laten controleren.
Elektrolytniveau 12V-accu
Ver wijder de afdekplaat van de 12 V-accu om
het niveau te kunnen controleren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12 V-accu .
Het elektrolytniveau moet tussen de
merktekens MINI (minimumniveau) en MA XI
(maximumniveau) staan.
Ver wijder, indien noodzakelijk, de dopjes van
de verschillende cellen en vul de accu bij met
gedestilleerd water.
Controleer het elektrolytniveau minimaal
één keer per maand. Controleer, tenzij anders aangegeven,
de onderdelen aan de hand van het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Laat anders de controles uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven
en -trommels.
Praktische informatie
88
12V- ac c u
Alle andere elektrische componenten van uw
auto (met uitzondering van de elektromotor,
de ver warming en de airconditioning) worden
gevoed door de 12V-accu.
Deze bevindt zich in de ruimte onder de
voorklep en wordt door de tractiebatterij
geladen als de elektromotor werkt (lampje
"Ready" op het instrumentenpaneel brandt) en
tijdens het laden.Als de 12V-accu ontladen is, kan
de elektromotor niet meer worden
ingeschakeld en kan de tractiebatterij niet
meer worden geladen.
Koppel de accu niet los.
Wanneer u echter uw auto langere tijd
(meer dan een maand) niet gebruikt, kan
het nodig zijn (vooral in de winter) de accu
los te koppelen en deze op te slaan om te
voorkomen dat de elektrolyt bevriest.
Als de accu langere tijd ontkoppeld is
geweest, moet u het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
raadplegen om de elektronische eenheid
te laten resetten.
Toegang tot de accu
F Ontgrendel de voorklep met de hendel in het interieur, maak de veiligheidshaak aan de
voorzijde van de auto los en open de klep.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
F Draai de moer 1 los.
F V erwijder de afdekkap van de 12V-accu om
bij de polen te komen.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Controleer of de elektrolyt niet bevroren
is.
Controleer het elektrolytniveau en vul dit
indien nodig bij met gedestilleerd water.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Controleer of de hulpaccu ook een
12V- ac c u is.
F
V
er wijder het afdekkapje van de (+) pool,
Storingen verhelpen
102
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich in het onderste
deel van het dashboard.
Toegang tot de zekeringen
F
K
lik het deksel los en ver wijder het door het
in zijn geheel naar u toe te trekken.
Zekeringnummer StroomsterkteFuncties
1 7, 5 AParkeerlichten links voor en links achter.
2 15 A12V-aansluiting.
3 -Niet gebruikt.
4 7, 5 AStartmotor.
5 20 AAudiosysteem.
6 -Niet gebruikt.
7 7, 5 ABoorduitrusting, parkeerlichten rechts voor en rechts achter.
8 7, 5 AElektrisch inklapbare buitenspiegels.
9 7, 5 ASupervisor.
10 7, 5 AAirconditioning.
11 10 AMistachterlicht.
12 15 ACentrale vergrendeling.
13 10 APlafonnier.
Storingen verhelpen