77
De schuifdeur kan mogelijk onver wacht
worden geopend of gesloten als:
-
e
en trekhaakkogel is gemonteerd,
-
u e
en aanhanger aankoppelt of
loskoppelt;
-
u e
en fietsendrager bevestigt of
verwijdert,
-
u e
en fiets op een fietsendrager zet of
er vanaf haalt,
-
u i
ets achter de auto plaatst of optilt,
-
e
en dier de bumper nadert,
-
u d
e auto aan het wassen bent,
-
e
r werkzaamheden aan de auto
worden uitgevoerd,
-
u e
en wiel ver wisselt. Zorg er voor dat het sluiten of openen van
de schuifdeuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de schuifdeuren
niet kunnen bezeren.
Om een ongewenste werking van de
functie te voorkomen, is het raadzaam
om de sleutel buiten het detectiebereik
te houden of de functie uit te schakelen
via het configuratiemenu van de auto.
Om een ongewenste werking
van de functie te voorkomen,
is het raadzaam om de sleutel
buiten het detectiebereik
te houden (en buiten de
bagageruimte) of de functie
uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto.
Achterdeuren
De twee achterdeuren zijn symmetrisch.
De linker achterdeur is voorzien van een slot.
Van buitenaf
F Trek, als de achterdeuren zijn ontgrendeld
(afhankelijk van de uitvoering met de
sleutel, met de afstandsbediening of via het
Keyless entry and start-systeem), aan de
handgreep van de achterdeur.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
2
Toegang tot de auto
80
Achterklep
Openen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Sluiten
Als de achterklep niet goed is
gesloten:
- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit lampje branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele seconden
wordt weergegeven,
-
g
aat, als de auto rijdt (rijsnelheid hoger dan
10
km/h), dit lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding
die enkele seconden wordt weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Noodontgrendeling
F Trek, als de achterklep is ontgrendeld (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel,
met de afstandsbediening of via het Keyless
entry and start-systeem), aan de handgreep en
beweeg de achterklep ver volgens omhoog. F
T
rek de achterklep omlaag met behulp van
de lus aan de binnenzijde en vergrendel de
achterklep. Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap indien nodig de achterbank (indien
aanwezig) naar voren om van binnenuit bij
het slot te komen,
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen. F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Toegang tot de auto
81
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem controleert alleen of er bewegingen
in de cabine worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand de cabine
binnendringt.
Het wordt niet geactiveerd als iets of iemand de
laadruimte binnendringt .
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in
het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt. Als uw auto is uitgerust met een
programmeerbaar verwarmings-/
ventilatiesysteem en dit systeem is
ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet
worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het programmeerbare
verwarmings-/ventilatiesysteem .
Volledige beveiliging
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
F
V
ergrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2
seconden branden.
Na het vergrendelverzoek met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging
na 5
seconden en de interieurbeveiliging na
45
seconden geactiveerd.
Als een van de te openen carrosseriedelen
(portier, achterklep of achterdeur, motorkap
enz.) niet goed is gesloten, kan de auto niet
met de afstandsbediening worden vergrendeld,
maar wordt de beveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
2
Toegang tot de auto
82
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit en
de richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te openen
carrosseriedelen is geopend), wordt het
alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Beveiliging – met alleen de
omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
p
ersonen in de auto aanwezig zijn,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt ver voerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen F
Z
et het contact af en druk binnen
tien seconden op de knop tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto. F
V
ergrendel de auto onmiddellijk
met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje knippert één
keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw activeren
F
S
chakel de omtrekbeveiliging
uit door de auto te ontgrendelen
met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje gaat uit. F
S
chakel het alarmsysteem
weer volledig in door de
auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Toegang tot de auto
83
Storing in
afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
o
pen het portier; het alarm gaat af,
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de super vergrendeling in met de sleutel (in
de afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop blijft
branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of
standaard.
Het systeem wordt 2
minuten nadat het
laatste te openen carrosseriedeel is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1 Schakelaar ruitbediening links
2 S chakelaar ruitbediening rechts
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
-
a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
2
Toegang tot de auto
134
Instellingen
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van het branden van de follow me
home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Follow-
me-home verlichting ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Follow
me home-verlichting ".
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
and start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Instellingen
Het in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden
van de instapverlichting kunnen worden
ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu " Persoonlijke instelling
– configuratie " de functie
" Instapverlichting ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto" de functie
" Instapverlichting ".
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Verlichting en zicht
175
Kinderbeveiliging van de
ruitbediening achter
Met dit mechanische systeem
kan het openen van de zijruit
links en/of rechts achter worden
voorkomen.
F
V
ergrendel/ontgrendel het systeem met de
afstandsbediening of de noodsleutel van het
Keyless entry and start-systeem.
5
Veiligheid
181
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de sleutel mee te
nemen.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan het
contactslot veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en
in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten – afzetten van de
motor "Keyless entry and
start"
Starten
F Blijf bij een handgeschakelde versnellingsbak met de versnellingshendel
in neutraal, het koppelingspedaal tot op
de vloer ingetrapt houden tot de motor is
aangeslagen. F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak,
selecteer dan de stand N en houd
vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F
D
ruk ver volgens op de knop
" START/STOP ".
F
Z
org er voor dat de afstandsbediening zich
in de auto bevindt, in de detectiezone.
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor
start bijna direct.
6
Rijden