235
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem wordt gereset.
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is. Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij aangezet contact en stilstaande auto.
De nieuwe opgeslagen
bandenspanningsparameters worden
door het systeem als referentiewaarden
beschouwd.
Met audiosysteem
of
F r ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren. Met touchscreen
Storingen
Als het lampje te lage bandenspanning gaat
knipperen en vervolgens blijft branden in
combinatie met het lampje Ser vice, wijst dit op
een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Na het uitvoeren van werkzaamheden
aan het systeem moet de spanning van de
vier banden worden gecontroleerd en het
systeem worden gereset.
Selecteer in het menu
"
Persoonlijke instelling –
configuratie " de optie "Initialisatie
bandenspanningscontrole ".Selecteer in het menu "
Rijden/Auto"
de optie " Bandenspan.contr. ".
Druk op " Ja" om het resetten te bevestigen .
Als het resetten is voltooid, klinkt een
geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven.
Zonder audiosysteem
F Druk gedurende ongeveer drie seconden op deze knop en laat de knop ver volgens
los; het resetten wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
6
Rijden
265
Bandenspanning
controleren/aanpassen
F Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie".
F
R
ol de witte slang G volledig uit.
F
S
luit de witte slang aan op het
ventiel van de band.
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om de
bandenspanning te controleren of de banden
op spanning te brengen.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
S
tart de motor en laat de motor draaien.
F
B
reng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen: schakelaar
B in stand I; spanning verlagen: schakelaar
B in stand O en knop C indrukken), zoals
vermeld op de bandenspanningssticker.
F V er wijder de set en berg deze op. Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Bandenspanningscontrolesysteem
.
8
Storingen verhelpen
271
F Laat de auto weer volledig zakken.
F V ouw de krik 2 op en ver wijder deze.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1
en de dop 4 vast.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
erg het gereedschap op in de
gereedschapskist. Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reser vewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Na het ver wisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band correct op in de
reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het wiel met de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u vertellen of
de band gerepareerd kan worden of moet worden
vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden
uitgeschakeld, bijv. Active Safety Brake .
Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand er van ver volgens rondom met de
hand vast.
Monteren van het stalen reservewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren
van het reser vewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
8
Storingen verhelpen
291
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
de
elektrisch bedienbare schuifdeuren,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool ( +).
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
8
Storingen verhelpen
42
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt
de instelling van de equalizer opgeheven.
Als u de instelling van de equalizer wijzigt, worden de
instellingen van de bassen en de hoge tonen gereset.De instelling van de equalizer is gekoppeld aan
de bassen en hoge tonen.Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden
de instellingen van de balans uitgeschakeld. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen, die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het veranderen
van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt.
Het is raadzaam de audiofuncties (Bass,
Treble, Balans) in de middelste stand te zetten,
de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de
functie Loudness in de stand "Actief " te zetten
bij gebruik van de CD-speler en in de stand
"Inactief " bij gebruik van de radio.
Na uitzetten van de motor schakelt het systeem
na enkele minuten automatisch uit. Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over
op de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.Schakel het contact in om de laadstroom van de
accu te verhogen.
Ik kan de datum en tijd niet instellen. De datum en tijd kunnen alleen worden
ingesteld als u de synchronisatie met de
satellieten deactiveert.Menu instellingen / Opties / Datum en tijd
instellen. Selecteer het tabblad "Tijd" en
deactiveer de "GPS-synchronisatie" (UTC).
PEUGEOT Connect Nav
25
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen
wordt de instelling van de equalizer opgeheven.
Na het wijzigen van de instellingen voor de
equalizer wordt de instelling van de bassen en
hoge tonen gereset. De instelling van de equalizer is gekoppeld aan
de bassen en hoge tonen.
Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling
worden de instellingen van de balans
uitgeschakeld. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het veranderen
van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt. Zet
de audiofuncties in de middelste stand.
Na uitzetten van de motor schakelt het systeem
na enkele minuten automatisch uit. Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over
op de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.Schakel het contact in om de laadstroom van de
accu te verhogen.
.
PEUGEOT Connect Radio
308
Halogeenlampen .................................................27 3-275
Handbediende schuifdeur ......................................64-66
Handgeschakelde versnellingsbak
..................18, 186 -187, 198 -200, 251
Handrem
................................................ 14, 185, 251-252
Handsfree-schuifdeur
.............................................. 74 -7 6
Handsfree set
.................................... 28 -2 9, 15 -16 , 11-12
Head-up display
.................................................. 200-201
Helderheid
..................................................................... 19
Hill Start Assist
............................................................ 18 6
Hoek van de stoel verstellen
.................................88, 90
Hoofdsteunen achter
.................................................... 99
Hoofdsteunen verstellen ......................................... 91, 93
Hoofdsteunen vóór
................................................. 91, 93
Hoogteverstelling veiligheidsgordels
.........................151
Hulpoproep
.......................................................... 143 -14 4H
DAB (Digital Audio Broadcasting) –
Digitale radio .................................................. 25, 9, 6 -7
Dagrijverlichting
.................................. 13 0, 132, 273 -275
Dagteller
.................................................................. 33-34
Dagteller resetten .................................................... 33-34
Dashboardkastje
......................................................... 109
Dashboardverlichting (dimmer)
.................................... 34
D
atum instellen
..................................... 37, 37-38, 36, 20
Derde remlicht
.................................................... 279, 281
Detectie te lage bandenspanning
....234-235, 265, 271
Dieselmotor
.......... 1
8, 240, 247, 257, 295 -296, 298 -299
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting) ....25, 9, 6Dimlicht .................................... 25 -26, 130, 273 -274, 276
Display instrumentenpaneel ...........................35-36, 188
Dodehoekbewaking
...................................... 25
, 225-226
DSC/ASR
............................................................. 145 -14 6
Dubbele cabine met vaste achterbank
..............10 6 -107
Dubbele cabine met wegklapbare bank
....................107
D
Eco-mode ............................................................ 242-243
Eendelige vaste bank ........................................... 9
9 -101
Electronic Stability Program (ESP)
..............2
1, 14 5 -15 0
Elektrisch bedienbare schuifdeur
............................... 41- 42, 48, 54-56, 66 -73
Elektrische kinderbeveiliging
.....................................174
Elektrische ruitbediening
........................................83-84
Elektrisch verstelbare stoelen
................................89-90
Elektronische remdrukregelaar (REF)
.............. 14
5 -14 6
Elektronische sleutel
..................................... 39, 183 -18 4
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
.......................179, 186, 194-200, 251
ESP
................................................................ 2
1, 145 -14 6
Extra verwarming
.......................................... 81, 125 -127E
Follow me home-verlichting .........................4 3, 13 3 -13 4
Frequentie (radio) .................................................... 24
-25
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
......................... 13
2F
Gereedschap...................................................... 260, 266
Gereedschapskist ............................................... 258-260
Gevarendriehoek
........................................................ 257
Gewichten ........................................... 294-296, 298-299
GPS
........................................................................\
....... 14
Grip control
.......................................................... 14 8 -15 0
Grootlicht
................................. 2
5 -26, 130, 273, 275 -276
Grootlichtassistent
........................................ 25, 13 5 -13 6G
Identificatie auto .......................................................... 305
Instapverlichting .......................................................... 13 4
Instellingen van het systeem
..................................35, 19
Instrumentenpaneel
...................................................... 10
Intelligente tractiecontrole
..........................................14 6
Interieurbeveiliging
........................................................ 81
Interieurfilter (vervangen)
........................................... 250
Interieurvoorzieningen
................................108 -109, 113
ISOFIX-bevestigingen
........................ 1
6 6 , 16 9 -170, 172
ISOFIX-kinderzitjes ..................................... 16 8 -170, 172I
Jack-aansluiting .......................................... 112, 26, 10, 9
Jack-kabel ............................................................... 2
6, 10J
Kentekenplaatverlichting ...................................279, 281
Keuzeschakelaar ................................................ 19 4 -197
Keuzeschakelaar automatische transmissie
....18 9 -19 3
Keuzeschakelaar elektronisch gestuurde versnellingsbak
......................................2 51
Keyless entry and start .......4 6, 50 - 61, 63 - 64, 181-182, 185Kilometerteller ......................................................... 33-34
Kinderbeveiliging .................................................. 174 -175
Kinderbeveiliging achterportierruiten
........................ 17
5
Kinderen
.............................................. 16 4, 16 8 -170, 172
Kinderen (veiligheid)
................................................... 174
Kinderzitjes
.......................... 15 3, 157-159, 163 -16 6, 173
Kleurcode lak
.............................................................. 305
Klimaatregeling
............................................ 1
18, 124 -125
Klokje (instellen)
............................................... 38, 36, 20
Koelvloeistoftemperatuur
.................................15, 29 - 3 0
Koelvloeistoftemperatuurmeter ..............................29-30
Koplampsproeiers
....................................................... 140
Koplampverstelling
..................................................... 137
Krik
........................................................................\
....... 266
K
Trefwoordenregister
309
Laadschot ....................................................................11 2
Laadzone ........................................................... 3
9 - 40, 62
Laden accu
.......................................................... 289-290
Lampen (vervangen)
..........................272-273, 278, 280
Lamp vervangen (achterdeuren)
...............................278
Lamp vervangen (kofferklep)
.....................................280
Lane Departure Warning System (LDWS)
......... 2
6, 222
Lekke band
.......................................................... 260-265
Lendensteun .................................................................. 88
Lichtschakelaar
.................................................... 26, 13 0
Lokaliseren van de auto
............................................... 43
Luchtfilter (vervangen)
................................................ 250
Luchttoevoer (bediening)
.............................117-11 8 , 12 0
Luchtrecirculatie
........................................... 11
7-11 8 , 12 0
Luchtverdeling
...................................................... 117-11 8L
Make-upspiegel .......................................................... 109
Matten .................................................................. 108, 181
Meldingen
...................................................................... 32
Menu
........................................................................\
...... 13
Menu's (audio)
..................................................... 4-5, 4-6
Menustructuren display
................................................ 13
Milieu
...................................................................... 4 6, 127
Mistachterlicht
.................................... 1
31, 278, 280, 282
Mistlampen vóór
....................26, 131, 134-135, 274, 277
Moduwork
................................................................ 94-97
Monteren allesdragers
........................................ 24
3 -244
Motoren ........................................................................\
294
Motorkap
...................................................................... 246
Motorkap, openen
....................................................... 24
6
Motorkapsteun
............................................................ 246
Motorolie
........................................................ 15, 248-249
Motoroliedruk
................................................................ 15
Motorolieniveaumeter
................................................... 30
Motorolieniveau, controle
............................................. 30
Motorruimte
................................................................. 247
M P3
(CD)
....................................................................... 10
M
ultifunctioneel display (met autoradio)
........................4M
Niveau brandstofadditief diesel ..........................250-251Niveau koelvloeistof ........................................... 2 9 -30, 249Niveau koplampsproeiervloeistof .....................140, 249
Niveau remvloeistof .................................................... 249
Niveau ruitensproeiervloeistof
.........................140, 249
Niveaus controleren
............................................ 24
7, 249
Niveaus en controles
.......................................... 247, 249
Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof
..........................249
Noodbediening achterklep
........................................... 8
0
Noodbediening portieren
............................ 4
4 - 4 5 , 57- 5 9
Noodoproep
........................................................ 14
3 -14 4
Noodprocedure starten
.............................................. 288
Noodremassistentie
.................................... 145 -14 6, 2 21
Nulstelling dagteller
~ Dagteller resetten
............................................. 33
-34
N
Oliefilter (vervangen) .................................................. 250
Olieniveau ...................................................... 3
0, 248-249
Oliepeilstok
.................................................... 30, 248-249
Olieverbruik
......................................................... 248-249
Onderhoudscontroles
................................................... 27
Onderhoudsindicator
.............................................. 2 7, 2 9
Onderhoudsindicator resetten
.....................................29
Ontdooien
............................................................. 8 6, 120
Ontgrendelen
................................. 39-42, 46-48, 50-54
Ontgrendelen van binnenuit
........................61- 62, 67-70
Ontluchten brandstofsysteem
....................................257
Ontwasemen
............................................................... 12
0
Opbergvakken
................. 9
4, 98, 10 6 -107, 10 6 -109, 110
Opbergvakken portieren .....................................108, 110
Openingshoek 90/180/250°
......................................... 78
O
pschakelindicator
..................................................... 18
8
Opslaan van de snelheid
............................................ 202
Overzicht gewichten
..........................295-296, 298-299
Overzicht zekeringen
.......................................... 283-287O
Parkeerhulp achter ............................................. 22 7-229
Parkeerhulp achter met grafische weergave en geluidssignalen
..........................228-229
Parkeerhulp vóór
................................................. 228-229
Parkeerlichten
....................130, 273 -275, 278, 280, 282
Passagiersairbag
.......................................................... 20
Passagiersairbag uitschakelen
..................15 4, 159 -16 0
PEUGEOT Connect Nav
................................................ 1
PEUGEOT Connect Radio
............................................. 1
Plafonniers
.......................................... 128 -12 9, 279, 282
Plancher cabine
.......................................................... 282
Portieren
........................................................................\
63
Portieren openen
........................... 3
9, 50, 63, 66 -70, 79
Portieren ontgrendelen ............................................6 8 -70
Portieren sluiten
............ 50, 54-55, 63 - 66, 69 -70, 77-79
Profielen
.................................................................. 3 4, 18
Programmeerbare verwarming
.................... 81, 125 -127
Pyrotechnische gordelspanners
................................ 15
3
P
Radio ................................................. 23 -24, 27, 7, 11, 4- 6
Radiozender .................................................... 23 -25, 7, 4
RDS
..................................................................... 2
4-25, 7
Regelmatige controles
........................................ 250-252
Regeneratie roetfilter
.................................................. 2 51
Remblokken
........................................................ 2
51-252
Remlichten ........................................................... 278-282
Remmen
.................................................. 14, 19, 251-252
Remschijven
........................................................ 251-252
Reservewiel
....................... 234, 260, 266-268, 271, 305
Reservoir koplampsproeiers
......................................249
Reservoir ruitensproeiers
........................................... 249
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
........... 23
5
Resetten van het traject
................................................ 36
Richtingaanwijzers
........... 2
6, 132, 273, 276 -278, 280, 282
Rijadviezen
........................................................... 17
6 -178
Rijverlichting
................................................................ 13 0
Roetfilter
.............................................................. 25
0-251
Ruitensproeier achter
................................................. 13 9
Ruitensproeiers
........................................................... 140R
.
Trefwoordenregister