50
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnen- en buitenportiergrepen
niet.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Vergrendelen van de auto:
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering van de auto, de buitenspiegels
elektrisch ingeklapt.
Inschakelen van de supervergrendeling van de
auto:
Als uw auto niet is uitgerust met
het alarmsysteem, wordt de
supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2
seconden branden
van de richtingaanwijzers. Als u deze knop ingedrukt
houdt, worden de ruiten
gesloten (afhankelijk van de
uitvoering). Als u de knop
loslaat, stopt de beweging van
de ruit.
Let erop dat niets of niemand het correcte
sluiten van de ruiten in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
" Keyless entry and start"
met de elektronische
sleutel op zak
Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen en
vergrendelen en de motor starten ter wijl u de
afstandsbediening op zak houdt.
F
D
ruk op deze knop.
F
D
ruk binnen vijf seconden na het
vergrendelen nogmaals op deze
knop. De functie handsfree-toegang werkt niet
als het contact A AN (stand Accessoires) is
gezet met de knop "START/STOP".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het star ten en
afzetten van de motor, Keyless entr y
and star t en in het bijzonder de stand
A AN van het contact.
De centrale vergrendeling/ontgrendeling
en supervergrendeling werken niet:
-
a
ls het contact is aangezet,
-
a
ls een van de te openen
carrosseriedelen nog geopend is,
-
a
ls een sleutel van het Keyless entry
and start-systeem zich nog in de auto
bevindt.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld (met de
afstandsbediening of via het Keyless
entry and start-systeem), wordt de auto
binnen 30
seconden automatisch weer
vergrendeld tenzij binnen deze tijd een
portier wordt geopend.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
in dat geval weer ingeschakeld (inclusief
de interieurbeveiliging, zelfs als u deze
had uitgeschakeld).
Toegang tot de auto
52
Met achterklep
Het ontgrendelen wordt aangegeven door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt en wordt het
alarmsysteem uitgeschakeld.
Selectief ontgrendelen
F Trek, om de auto te ontgrendelen, ter wijl u
de afstandsbediening op zak hebt binnen de
detectiezone A , aan de handgreep van de
achterklep.
F
O
pen de achterklep. Selectiviteit van cabine
en
laadruimte ingeschakeld.
F
P
laats, om alleen de cabine te
ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening
op zak hebt binnen de detectiezone A of
B , uw hand achter een handgreep van het
linker of rechter voorportier.
F
T
rek ver volgens aan de handgreep om het
portier te openen.
De vergrendelingsstatus van de
laadruimte blijft ongewijzigd. F
P
laats, om alleen de laadruimte
te
ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening
op zak hebt binnen de detectiezone A, B of
C , uw hand achter een handgreep van de
linker of rechter schuifdeur.
F
T
rek aan de handgreep om de
desbetreffende deur te openen.
Afhankelijk van de uitvoering worden
de buitenspiegels alleen uitgeklapt,
wanneer de cabine ontgrendeld en het
alarmsysteem uitgeschakeld wordt.
Toegang tot de auto
54
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)Met achterdeuren Met achterklep
F Trek, om de auto te ontgrendelen, ter wijl u
de afstandsbediening op zak hebt binnen
de detectiezone A , aan de handgreep en
laat deze weer los om de desbetreffende
elektrisch bedienbare schuifdeur in
beweging te zetten.
Het ontgrendelen wordt aangegeven door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt en wordt het
alarmsysteem uitgeschakeld.
F
T
rek, om de auto te ontgrendelen, ter wijl u
de afstandsbediening op zak hebt binnen de
detectiezone A , aan de handgreep van de
achterklep.
F
O
pen de achterklep.
F
P
laats, om de auto
te ontgrendelen,
met de afstandsbediening binnen de
detectiezone A , uw hand achter de
handgreep van de achterdeur.
F
T
rek ver volgens aan de handgreep om de
achterdeur te openen.
Als een portier of deur, of de achterklep
niet goed is gesloten (behalve de rechter
achterdeur):
-
g
aat, bij stilstaande auto en
draaiende motor, dit lampje
branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
g
aat, als de auto rijdt (rijsnelheid
hoger dan 10
km/h), dit lampje
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven.
Vergrendelen
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
portiergrepen (voorportier(en), handmatig
bedienbare schuifdeur(en)) om de auto
volledig te vergrendelen.
Toegang tot de auto
55
Met een achterklep
Als u een van de
vergrendelknoppen ingedrukt
houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering).
Als u de knop loslaat, stopt de
beweging van de ruit.
Let erop dat niets of niemand het correcte
sluiten van de ruiten in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
F
D
ruk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de achterklep om de
auto te vergrendelen.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de
merktekens van een van de voorportiergrepen
om de auto volledig te vergrendelen.
Met achterdeuren
F Druk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de linker achterdeur om
de auto te vergrendelen.
Als uw auto niet is uitgerust met een
alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd
door het gedurende ongeveer twee seconden
blijven branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd ingeklapt.
Het rijden met vergrendelde portieren kan
in noodgevallen de toegang tot het interieur
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is
ingeschakeld, werken de binnen- en
buitenportiergrepen niet.
Ook de knop van de centrale
portiervergrendeling in het interieur werkt
dan niet.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand
in de auto bevindt.
2
Toegang tot de auto
56
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
portiergrepen (voorportier(en), handmatig
bedienbare schuifdeur(en)) om de auto
volledig te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
voorportiergrepen om de auto volledig te
vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
Met achterdeuren
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de linker achterdeur om
de auto te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de knop om de super vergrendeling in te
schakelen.
Met een achterklep
Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem,
wordt het inschakelen van de supervergrendeling
bevestigd door het gedurende ongeveer
2
seconden branden van de richtingaanwijzers.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de achterklep om de
auto te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de knop om de super vergrendeling in te
schakelen.
Toegang tot de auto
57
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem zo
snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-
netwerk.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip aangebracht
die over een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact deze
code worden herkend door de startblokkering.
Een aantal seconden na het afzetten
van het contact blokkeert dit systeem het
motormanagementsysteem zodat bij een eventuele
inbraak de motor niet kan worden gestart.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto moet minimaal 5 seconden
vergrendeld zijn.
Verlichting inschakelen met
de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
in te schakelen (inschakelen van
het parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken ter wijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld. F
D
ruk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien
seconden de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Noodbediening(en)
Geïntegreerde sleutel
Hiermee kan de auto vergrendeld en
ontgrendeld worden als de afstandsbediening
niet werkt:
-
l
ege batterij, accu ontladen of losgekoppeld,
enz.
-
a
uto bevindt zich in een omgeving met veel
elektromagnetische straling.
Als het inbraakalarm is geactiveerd, zal het
geluidssignaal dat klinkt bij het met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) openen van
een portier, bij het aanzetten van het contact stoppen.
F Trek aan de knop 1 om de geïntegreerde
sleutel 2 te verwijderen.
2
Toegang tot de auto
58
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze linksom.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
uit-/ingeschakeld als u de auto met de sleutel
opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier
wordt geopend en kan worden uitgeschakeld
door het contact aan te zetten.
Draai om de super vergrendeling van de auto
te activeren de sleutel binnen 5
seconden na
het vergrendelen nogmaals rechtsom.
Vergrendelen van het
voorpassagiersportier
F Open het portier.
F
V
er wijder de dop op de zijkant van het
portier.
F
S
teek de sleutel (zonder te forceren) in het
vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop terug.
F
S
luit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Vergrendelen van de schuifdeur
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
O
pen de deur.
F
V
er wijder de dop op de zijkant van de deur.
F
S
teek de sleutel (zonder te forceren) in het
vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop terug.
F
S
luit de deur en controleer van buitenaf of
de auto correct is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Toegang tot de auto
76
Uitschakelen
De handsfree-functie is standaard
ingeschakeld.
De functie kan worden uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat
de schuifdeur via de handsfree-functie is
gesloten.
De automatische vergrendeling kan worden
uitgeschakeld via het configuratiemenu van de
auto.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer
2
seconden branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd ingeklapt.
Met audiosysteem Op het touchscreen
Als u wilt dat de auto na het sluiten van de
schuifdeur automatisch wordt vergrendeld
of juist niet, activeer of deactiveer dan de
functie "
Handsfree toegang, automatische
vergrendeling ".
Storingen
Als tijdens het gebruik van de functie een
geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te
horen, is er een storing in het systeem.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Als in het menu Auto de optie "
Handsfree
toegang, automatische vergrendeling "
is geselecteerd, controleer dan na het
sluiten van de schuifdeur of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
-
a
ls het contact aan staat,
-
a
ls een van de portieren/deuren of
de achterklep geopend of niet goed
gesloten is,
-
a
ls zich een "Keyless entry and start"-
afstandsbediening in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben
gehad, wacht dan enkele seconden
alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of
de werking van de afstandsbediening niet
wordt gehinderd door elektromagnetische
straling (smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct.
Open het menu " Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Handsfree
toegang ". Open het menu "
Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Handsfree
toegang ".
Toegang tot de auto