44
Tabblad "Rijfuncties "
Functie Toelichting
" Instelling snelheid " Opslaan van de snelheden voor de snelheidsbegrenzer of de
programmeerbare snelheidsregelaar.
" Bandenspan.contr. " Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem.
" Lane Departure Warning System "Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Lane Keeping System "Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Parkeerhulp " Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Park Assist " Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Automat. aan/uit grootlicht "Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Stop & Star t " Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Dodehoekbewaking " Inschakelen/uitschakelen van de functie.
" Panoramacamera " Inschakelen van de functie Visiopark 2.
" Antispinregeling " Inschakelen/uitschakelen van de functie. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een van deze functies.
Instellingen
PEUGEOT Connect Nav
De via de bovenste menubalk
toegankelijke functies zijn in de volgende
tabel weergegeven.
To e t s Aanwijzingen
Keuze van een onderwerp.
Audio-instellingen (muziektype,
verdeling, niveau, stemvolume,
belvolume).
Uitschakelen van het scherm.
Instellingen van het touchscreen en
het digitale instrumentenpaneel.
Instrumentenpaneel
83
Als u de stoelen van de tweede zitrij neerklapt
e n die van de derde zitrij inklapt, ontstaat
er een doorlopende laadvloer tot aan de
achterzijde van de voorstoelen.
Als u
de voorpassagiersstoel in de tafelstand
zet, ontstaat er een doorlopende laadvloer tot
aan het dashboard.
Het neerklappen en rechtop zetten van de
stoelen mag uitsluitend worden uitgevoerd bij
stilstaande auto.
6
plaatsen 4
plaatsen
Functie i-Cockpit Amplify
Met deze functie kunt u twee ambiances voor het
r ijden kiezen.
Beide ambiances worden gekenmerkt door
specifieke instellingen van de uitrustingselementen.
Inhoud van een ambiance Openen van de startpagina van
het systeem i-Cockpit Amplify
Rechtstreeks via deze toets
Via het menu Applicaties
F
Sel
ecteer "i-Cockpit Amplify ".
Activeren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F
S electeer een ambiance: " Relax" of "Boost ".
Afhankelijk van de gekozen instellingen
voor de ambiance worden de verschillende
uitrustingselementen direct geactiveerd.
Deactiveren van een ambiance
Deze ambiances kunt u via het touchscreen aan uw
p ersoonlijke smaak aanpassen.
Een ambiance wordt bepaald door de instellingen
van de volgende uitrustingselementen: -
s
feerverlichting van het interieur,
(inschakelen/uitschakelen en instellen
van de lichtsterkte).
- geluidssfeer,
(selecteren van een vooraf bepaalde instelling
van de equalizer van het audiosysteem).
- parfumeur,
(inschakelen/uitschakelen, selecteren
van de par fumeur en instellen van de
intensiteit van de verspreiding van de
geur).
- meerkeuzemassagefunctie,
(selecteren van de stoel, inschakelen/
uitschakelen, selecteren van het soort
massage en de intensiteit van de massage).
- Driver Sport Pack,
(inschakelen/uitschakelen). Vanaf de startpagina:
F
D ruk op "Ambiance uitschakelen ".
of
F
S
electeer de andere ambiance.
De ambiance wordt automatisch gedeactiveerd bij
het afzetten van het contact.
3
Ergonomie en comfort
100
Dashboardkastje
F Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt in
werking zodra het wordt geopend.
Hierin bevindt zich de schakelaar A voor het
uitschakelen van de passagiersairbag.
Het dashboardkastje biedt tevens toegang tot de
behuizing voor de patronen van de par fumeur B .
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje
als er iemand op de voorpassagiersstoel zit –
bij een noodstop of een aanrijding kan dit
leiden tot ernstig letsel!
Aansteker/12V-aansluiting(en)
F Om de aansteker te gebruiken deze indrukken en enkele seconden wachten tot de aansteker uit
zichzelf naar buiten springt.
F
V
er wijder, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120
W) wilt aansluiten, de
aansteker en sluit een geschikte adapter aan.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik de aansteker direct terug.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die
niet door PEUGEOT is goedgekeurd, zoals
een lader met USB-aansluitingen, kan leiden
tot storingen in de werking van de elektrische
componenten van de auto, zoals een slechte
radio-ontvangst of storingen in de weergave
van de displays.
USB-aansluiting
Op de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur,
zoals een digitale audiospeler (iPod®) of een USB-
stick aansluiten.
Via de USB-lezer kunt u
de audiobestanden op uw
draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers
van het audiosysteem.
Deze bestanden worden beheerd via de
bedieningsfuncties op het stuur of vanaf het
audiosysteem.
Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik
via de USB-aansluiting automatisch worden
opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg de betreffende audiorubriek voor meer
informatie over Audio en telematica en met name de
USB-aansluiting.
Ergonomie en comfort
158
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai bij een stationaire motor de sleutel naar
stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand alvorens
de motor af te zetten. Dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot. F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig
tot stilstand is gekomen. Als de motor wordt
afgezet, worden ook de rembekrachtiging en
de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan
de controle over de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee
en vergrendel de auto.Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies, zoals het
audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2
(Contact)
van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop)
en
ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten/afzetten van de
motor met Keyless entry and
start
Starten van de motor
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt, het koppelingspedaal volledig ingetrapt.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit kan
leiden tot een vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden
(temperaturen lager dan -23°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze
komt de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
Rijden
227
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat de auto met een hogedrukreiniger wordt
schoongemaakt moet de kogel zijn ver wijderd en
moet de beschermdop zijn aangebracht.Breng het bijgevoegde label op een goed
zichtbare plaats aan, in de buurt van de steun
of in de bagageruimte.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats voor
werkzaamheden aan het trekhaaksysteem.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,…) tijdelijk
worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld
zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
F
V
erwijder de kogel via de onderzijde van de
bevestigingssteun 1 .
F
L
aat de draaiknop los; deze wordt automatisch
geblokkeerd in de ontgrendelde stand (stand B ).
F
M
onteer de beschermdop 2
op de steun 1 .
F
B
erg de kogel zorgvuldig op in de hoes, zodat
de kogel geen schokken kan oplopen en niet vuil
kan worden.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u
een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten,
interieurverlichting, enz. gecombineerd maximaal
veertig minuten gebruiken.
Inschakelen van deze modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode is
ingeschakeld en de actieve functies worden in de
ruststand gezet.
Als u
op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de motor
gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken
de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
7
Praktische informatie
259
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F1 3
AKeyless entry and start
F2 5
AMultifunctioneel display.
F5 5
AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F7 10
AHifi-versterker.
F8 20
ARuitenwisser achter.
F10 30
ASloten.
F11 30
ASloten.
F17 10
A12V-aansluiting bagageruimte.
F18 5
ANoodoproep en pechhulpoproep.
F22 3
AVerlichting dashboardkastje.
F26 3
APictogrammendisplay niet-vastgemaakte veiligheidsgordels.
F27 3
ARegen- en lichtsensor.
F31 5
AAirbags.
F33 15
A12V-aansluiting vóór
F35 5
AInstrumentenpaneel.
F36 20
AAutoradio, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F17 10
AZitposities in het geheugen opslaan
Versie 1 (Full)
Kast 1
Kast 2
8
In geval van pech
260
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F4 15
AClaxon.
F5 20
ARuitensproeierpomp voor.
F6 20
ARuitensproeierpomp achter.
F7 10
A12V-aansluitingen.
F8 20
ARuitenwisser achter.
F10 30
ASloten.
F11 30
ASloten.
F14 5
ASirene alarm.
F17 5
AInstrumentenpaneel.
F22 3
ARegen- en lichtsensor.
F24 5
AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F25 5
AAirbags.
F27 5
AAlarm.
F28 5
ANoodoproep en pechhulpoproep.
F29 20
AAutoradio, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
F32 15
AA a n s t e ke r.
F36 5
AVerlichting dashboardkastje.
In geval van pech
262
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-accu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om
elk risico van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd
zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
(+) Pluspool.
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
(-) Minpool.
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
een accu van een andere auto) en startkabels of een
startbooster.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en maak
aan de buitenzijde de veiligheidshaak los,
F
o
pen de motorkap en plaats de motorkapsteun
onder de motorkap om deze geopend te houden. Start de motor nooit door een acculader aan
te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's
uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet in
de buurt van bewegende delen van de motor
(ventilator, aandrijfriemen enz.) bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende motor.
In geval van pech