17
Voorgloeien
dieselmotorBrandt tijdelijk.
Wanneer het contact
wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en
de motortemperatuur dit
noodzakelijk maken.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Bij het Keyless entry and start-systeem wordt, wanneer
het lampje uitgaat, de motor onmiddellijk gestart, als u:
-
b
ij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt
houdt,
-
b
ij een auto met een automatische transmissie het
rempedaal ingetrapt houdt,
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact ver volgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)Brandt permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer dan (3)
uit.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(DSC) en
antispinregeling
(ASR)Brandt permanent.
Met audiosysteem of GT/GTi-
uitvoeringen:
De systemen DSC en ASR zijn
uitgeschakeld via de toets voor
het uitschakelen.
Met touchscreen, behalve GT/
GTi-uitvoeringen
Het ASR-systeem is
uitgeschakeld via het menu
Rijfuncties. Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld vanaf 50
km/h, behalve bij de GT/GTi-
uitvoeringen, of als het contact wordt afgezet.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u de systemen,
afhankelijk van de uitvoering, weer inschakelen door
nogmaals op de toets te drukken of naar het menu
Rijfuncties te gaan.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af. (3)
: ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
(2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
85
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gedetecteerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS** Afhankelijk van de geografische dekking van "Peugeot Connect SOS" en "Peugeot
Connect Assistance", en van de officiële
landstaal die door de eigenaar van de auto is
gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de internetsite
voor uw land bekijken.
Druk in geval van nood langer
dan 2
seconden op deze toets.
Het knipperen van het LED-
lampje en het gesproken bericht
bevestigen dat de oproep is
verstuurd naar de alarmcentrale
"Peugeot Connect SOS"* Door nogmaals op deze toets te drukken wordt
de oproep geannuleerd en gaat de LED uit.
De LED blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje
uit.
De alarmcentrale "Peugeot Connect SOS"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal** en roept indien nodig
de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het
lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een
goede werking van het systeem.
Het lampje knippert permanent rood: er is een
storing in het systeem.
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer
werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
*
I
n overeenstemming met de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Pechhulpoproep met
lokalisering
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
5
Veiligheid
86
Geolokalisatie
Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de diensten PEUGEOT
CONNECT aan de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep
met lokalisering" en "Pechhulpoproep met
lokalisering" te drukken en ver volgens op de
toets "Pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen. Indien u gebruikmaakt van de dienst
Peugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep
met lokalisering" en "Pechhulpoproep met
lokalisering" te drukken en vervolgens op
"Pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
om te bevestigen.Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
volgende systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBFD),
-
d
e noodremassistentie (NR A),
-
d
e antispinregeling (ASR),
-
d
e dynamische stabiliteitscontrole (DSC),
-
d
e aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Peugeot Connect SOS" en "Peugeot Connect
Assistance", en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
w
erkzaam is en de lijst van beschikbare diensten
PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Veiligheid
87
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBFD)
verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remweg korter wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er
dan voor dat de benodigde bedieningskracht
minder wordt en dat de effectiviteit van het
remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
spinnen van de wielen te beperken via de
remmen van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole bewaakt de
vier wielen en grijpt, als de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, automatisch in via de remmen van een
of meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
Aanhangerstabiliteitscontrole
(TSM)
Afhankelijk van de uitvoering beschikt uw
auto over een systeem dat helpt de auto
onder controle te houden bij het trekken van
een aanhanger, om de kans op slingeren te
verkleinen.
Intelligent Traction Control
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra
tractie op besneeuwde wegen: Intelligent
Traction Control.
Deze functie detecteert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
Intelligent Traction Control het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale grip
te zorgen. Zo worden de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd. Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze lampjes gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, duidt dit op
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
5
Veiligheid
117
F Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het
branden van dit lampje op het
instrumentenpaneel.
F
L
aat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het lampje
op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
kan de auto worden gestopt door aan de hendel
te trekken en deze vast te houden. De auto wordt
afgeremd zolang aan de parkeerremhendel wordt
getrokken. Het afremmen wordt onderbroken als de
parkeerremhendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen er voor dat de auto
stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de
noodremfunctie verschijnt het bericht "Storing
parkeerrem".
Wanneer het rempedaal niet werkt of in uitzonderlijke
situaties (bijv. wanneer de bestuurder onwel wordt,
bij rijles geven (indien wettelijk toegestaan), enz.),
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een van
de twee lampjes op het instrumentenpaneel,
kan de stabiliteit van de auto niet meer worden
gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel te trekken en deze
weer los te laten tot de auto stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
al
s aan bepaalde hellingcondities wordt
voldaan,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u de Hill Start Assist gebruikt.
Trek de parkeerrem handmatig aan
als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait. Controleer ver volgens of
het lampje van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel permanent brandt
(niet knippert).
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak : als de eerste versnelling is
ingeschakeld of als de versnellingsbak in de
neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische
transmissie : als stand D of M is geselecteerd.
6
Rijden
157
Het geluid dat uit de luidspreker komt
(voor of achter), geeft de positie van het
obstakel ten opzichte van de auto aan
(voor of achter).
Uitschakelen/activeren van
de parkeerhulp vóór en
achter
De functie kan worden uitgeschakeld
via het menu Auto/Rijden en
vervolgens het tabblad Rijfuncties
van het touchscreen.
F
D
ruk op deze toets. Het lampje van
de toets gaat branden.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer
in te schakelen. Het lampje van de toets gaat uit.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een
fietsendrager op de trekhaak wordt gemonteerd
(auto's met een trekhaak die volgens de
voorschriften van de fabrikant is gemonteerd).
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Park Assist -systeem.
Beperkingen van de werking
- Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de sensoren van de auto
verstoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er voor dat de sensoren bij slecht
of winters weer niet bedekt zijn met
modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
Storing
Inschakelen van de achteruitversnelling:Dit lampje gaat op het
instrumentenpaneel branden en/of er
wordt een melding weergegeven, in
combinatie met een geluidssignaal.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
174
Verwijderen
F Wip met een schroevendraaier de vier bevestigingsklemmen los.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen:
-
a
ls de buitentemperatuur hoger is dan
10°C ('s zomers...),
-
b
ij het aankoppelen van een
aanhanger,
-
b
ij snelheden hoger dan 120 km/h.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarom voor elke 1000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af. Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door PEUGEOT. Wij adviseren de
installatie te laten uitvoeren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-
netwerk behoort, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant
worden uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens
van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u aan de regelgeving in het land
waar u zich bevindt.
Trekhaak GTi
Uw auto is niet geschikt voor de montage
van een trekhaak.
Trekhaak met kogel
Vóór het gebruik
Verzeker u er van dat de kogel correct
vergrendeld is. Doe dit door het volgende
te controleren:
Berline:
-
h
et groene merkteken van de
draaiknop valt samen met het groene
merkteken van de kogel,
-
d
e draaiknop maakt contact met de
kogel (stand A ),
-
he
t veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is ver wijderd; de draaiknop kan
niet meer worden bediend,
-
d
e kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan
om dit te controleren.
SW:
-
d
e kogel is correct vergrendeld (stand
A ),
-
he
t veiligheidsslot is vergrendeld en
de sleutel is ver wijderd; de hendel kan
niet meer worden bediend,
-
d
e kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan
om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan
de aanhanger losraken. Kans op een
ongeval!
Praktische informatie
235
AAanhanger................................ 89, 109 -110, 174
Aanhangergewichten .................................... 221
Aansluiten MirrorLink
...........................11 -12 , 17
Aansluiting 12 V
...............................
..58, 60, 62
Aansluiting 220 V
............................................ 60
Aansluiting 230 V
............................................ 58
ABS
........
......................................................... 87
Accessoires ....................................... 47, 84, 113
Accu
............................... 181, 18 6, 215, 217-218
Accu laden
............................................. 216 -217
Achterbank
...............................
.................56-58
Achterklep sluiten
..................................... 40, 47
Achterruitverwarming
.........................5 5, 70 -71
Achteruitrijcamera
......................................... 15 8
Achteruitrijlicht
...................................... 209 -210
Actief dodehoekbewakingssysteem
............. 15
6
Actieradius AdBlue
................................... 25 -26
Actieradius AdBlue
® ........................................ 25
A
ctive Safety Brake......................... 16, 14 6, 148
Adaptieve cruise control met stopfunctie
.................... 132-13 3, 13 8 -141, 14 4
Adaptieve snelheidsregelaar
........................ 13
9
AdBlue
® ..................................... 1 6, 25, 188 -189
Afmetingen ............................................. 231-232
Afstandsbediening
.................................... 39
-44
Afstellen van de koplamphoogte
....................80
AFU
................................................................. 87
Afzetten van de motor
............................ 11 0 -111
Afzonderlijk massapunt
................................ 183
Airbags
...............................
..........18, 92, 94, 99
Airbags vóór
........................................ 93 -94, 99
Airconditioning
...................................... 6, 65 - 66
Airconditioning (handbediend)
......66-67, 69-70
Airconditioning met gescheiden regeling
.......70
Alarmknipperlichten
............................ 6
2, 84- 85
Alarmsysteem
........................................... 4
8-49
Algemeen menu
................................................ 4
Allesdragers
...............................
...................182
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
............... 44
A
ntispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
...... 18
Apple CarPlay-verbinding .........................12, 16
Apple®-speler ........................................ 9, 10, 24
Armsteun ......................................................... 58
Armsteun achter .............................................. 61
Armsteun vóór
........................................... 59
-60
ASR
........
......................................................... 87
Audio-aansluitingen
........................................ 60
Audiokabel
.................................................. 9, 23
Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische
................67- 6 9
Automatische ruitenwissers
......................81, 8 3
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
..................... 6, 22, 118 -129, 187
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten
...................................... 85
Automatisch inschakelen verlichting
..74, 76, 78
Automatisch noodremsysteem
.......16, 14 6, 148
AUX-aansluiting
...................................... 8, 9, 23
BBagageafdekking ...................................... 61- 63
Bagagenet voor hoge belading .......................64
Bagageruimte
............................................ 40, 47
Banden
................
...................................... 6, 188
Banden oppompen
...................................... 188
Bandenreparatieset
.......................193, 197-20 0
Bandenspanning
...................188, 197, 205, 233
Bandenspanningscontrole (met set)
...............................
...............19 4, 19 6 -20 0
Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening,
batterij vervangen
................................... 45-46
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij
....................44-46
Bediening autoradio aan
stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
.............. 2
-3, 3, 3
Bedrijfsauto
................................................... 23
3
Bekerhouder
..............................
.....................58
Beladen
..................................................... 6, 182
Benzinemotor
........................ 172, 183, 222-226
Beveiliging tegen beknellen ~ Klembeveiliging
...................................... 5 0, 71
Bijvullen AdBlue
® ................................... 19 0 -191
Binnenspiegel
................................................. 56
BlueHDi
.......................................... 25, 188, 220
Bluetooth (handsfree set)
.....9 -10, 13 -14, 25 -2 6
Bluetooth (telefoon)
........................ 13 -15, 25 -27
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning
.....13
Bluetooth-verbinding
.......... 10, 13 -15, 19, 25 -27
Boordcomputer
......................................... 28-30
Boordgereedschap
................................ 193 -19 4
Bovenste riem
............................................... 102
Brandstof
................................................... 6 , 172
Brandstofadditief
........................ 1
4 -15, 18 6 -187
Brandstofniveaumeter
............................ 170 -171
Brandstoftank
......................................... 170 -171
Brandstof tanken
.................................... 170 -172
Brandstoftank leeg (diesel)
........................... 220
Brandstofverbruik
............................................. 6
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
.... 17
0 -171
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep ...17 0 -171Buitenlandse reizen ........................................ 75
Buitenspiegels ................................. 5 5, 15 4 -15 5
CCD ......................................................... 9, 23 -24
CD MP3 ................................................. 9, 23 -24
CD-/MP3-speler
...............................
...............23
Centrale vergrendeling
.......................40, 42- 43
Claxon
............................................................. 86
.
Trefwoordenregister