Welkom
Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden
ontleend.
Automobiles PEUGEOT behoudt zich het recht voor de technische
gegevens, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn
dit specifieke boekje bij te werken.
In dit boekje vindt u alle aanwijzingen en adviezen voor het gebruik
van uw auto zodat u
optimaal van uw auto kunt profiteren. Neem de
tijd dit boekje aandachtig door te lezen zodat u
vertrouwd raakt met
uw nieuwe auto. Lees ook het garantie- en onderhoudsboekje door
waarin u
informatie vindt over de garanties, het onderhoud en de
pechhulpverlening. Dit boekje bevat alle informatie en adviezen die u nodig hebt om
optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden
van uw auto. Wij danken u voor uw keuze voor de Peugeot 208.
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de
uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waar uw auto
verkocht is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde
uitrustingselementen zijn voorzien.
Overhandig dit instructieboekje bij verkoop van de auto aan de nieuwe
eigenaar. Legenda
Veiligheidswaarschuwing
Aanvullende informatie
Adviezen met betrekking tot de
bescherming van het milieu
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
7
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
o nderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u
daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de sponning van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de wielen van
een aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, lucht- en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u
daarbij aan het
in het onderhoudsschema van de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u
dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000
km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert. Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de
auto schadelijke stoffen uit. Bezoek in dat
geval zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om er voor
te zorgen dat de uitstoot van stikstofoxide van
uw auto weer aan de norm voldoet.
.
Eco-rijden
8
Instrumentenpanelen
Toerenteller
Toerenteller (x 1000 t /min),
s chaalverdeling afhankelijk
van de motoruitvoering.
Meter
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Knop
Weergave
onderhoudsinformatie.
Tijd instellen.
Op nul zetten van de geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller).
Afhankelijk van de uitvoering:
-
T
ijd instellen.
-
D
igitale snelheidsmeter.
Verlichting instrumentenpaneel
De sterkte van de algemene
verlichting instellen.
Snelheidsmeter
Analoge snelheidsmeter
(km/h of mph).
Niveaumeter
Brandstofniveaumeter.
Instrumentenpaneel
9
Dagteller (km of mijl).
Motorolieniveaumeter
(afhankelijk van de
uitvoering).
Schakelindicator bij
een handgeschakelde
versnellingsbak.
Stand selectiehendel en
ingeschakelde versnelling bij
een automatische transmissie.
Digitale snelheidsmeter (km/h
of m p h).
Digitale snelheidsmeter weergeven/
verbergen.
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Instellingen van de
snelheidsregelaar.
Instellingen van de
snelheidsbegrenzer.
Onderhoudsindicator.
Kilometerteller (km of mijl). Houd deze knop ingedrukt.
"- -" of "0" wordt
weergegeven.
Druk op deze knop om de
digitale snelheidsmeter weer
te geven of te verbergen.
Displays
Boordcomputer
Teller van het Stop & Start-systeem.
Actieradius.
Actueel of gemiddeld
brandstofverbruik.
Gemiddelde snelheid.
Afgelegde afstand.
Transmissie
Parkeerstand (Park).
Achteruitversnelling (Rear).
Neutraalstand.
Automatische stand (Drive).
Sequentiële stand.
Opschakelen/Terugschakelen.
1
Instrumentenpaneel
13
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Oranje lampjes
ServiceBrandt tijdelijk in
combinatie met de
weergave van een
melding. Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u
zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of het begin van verzadiging van het
r o e t f i l t e r.
Voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Brandt permanent,
in combinatie met de
weergave van een melding.Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel en voer dan
(3) uit.
+
Lampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel
knippert en brandt
vervolgens permanent.Het onderhoudsinterval is
overschreden. Alleen bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor.
Laat de onderhoudswerkzaamheden aan uw auto zo
snel mogelijk uitvoeren.
Voorgloeien
dieselmotor Brandt tijdelijk.
Wanneer het contact wordt aangezet,
als de weersomstandigheden en de
motortemperatuur dit noodzakelijk
maken.
Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact ver volgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u
de motor start.
Voet op het
koppelingspedaalBrandt permanent.Stop & Start: de START-stand
wordt niet geactiveerd omdat het
koppelingspedaal niet volledig wordt
ingetrapt. Trap het koppelingspedaal volledig in.
(3): ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
(1
) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af. (2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
20
Indicatoren
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
-
d
e kilometerteller geeft de resterende
kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of de afgelegde
afstand sinds het vorige verstreken
onderhoudsinterval voorafgegaan door het
teken "-".
Waarschuwings-
resp. verklikkerlampjeStatus OorzaakActies/Opmerkingen
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden
bij het aanzetten van
het contact.De afstand tot de
eerstvolgende beurt is
3000
tot 1000
km.
Brandt permanent, bij
het aanzetten van het
contact. De onderhoudsbeurt
moet binnen 1000
km
worden uitgevoerd. Laat spoedig een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
+
Onderhoudssleutel
knippertKnippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten van het
contact.
(Bij uitvoeringen met een
BlueHDi-dieselmotor
in combinatie met het
lampje Service).Het
onderhoudsinterval is
overschreden. Laat zo snel mogelijk
onderhoud uitvoeren.
De weergegeven afstand (in kilometers of mijlen)
wordt berekend op basis van het aantal afgelegde
kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven als
het einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
- een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
geeft aan dat het onderhoudsinter val is
verstreken.Op nul zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u
de onderhoudsbeurt van uw auto zelf
hebt uitgevoerd:
F
zet
het contact af,
Als u
na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display " =0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Instrumentenpaneel
21
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller. De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.Motorolieniveaumeter
(afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Te weinig olie
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel, gaat het lampje Ser vice
branden en klinkt een geluidssignaal.
Storing in motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting olieniveau"
wordt weergegeven, duidt dit op een storing in
de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.Als de motorolieniveaumeter niet
werkt, wordt het motoroliepeil niet meer
gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u
het
motoroliepeil controleren met de peilstok
in de motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt
in:
-
zone A, is de koelvloeistoftemperatuur in
orde, -
zone
B, is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog. Het waarschuwingslampje
maximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP
gaan branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het scherm.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor
afzet.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus
.
1
Instrumentenpaneel
42
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Ventilatie- en airconditioningssysteem
onderhouden
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u
een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
Verwarming
1. Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
Temperatuur
F Draai knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
Luchtopbrengst
F Draai knop 2 in één van de zes standen om
de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met knop 3 kunt u de luchtverdeling in het
in terieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Ergonomie en comfort