83
De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land waarin
u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u
in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u
rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door
het systeem weergegeven snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van het
voertuig aanpassen aan het weer en het
verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden. Voor een correcte werking van het systeem:
reinig regelmatig het gebied vóór de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u
de voorruit regelmatig ontwasemen.
Inschakelen/uitschakelen
F Selecteer in het touchscreen het menu " Configuratie " en
vervolgens " Algemeen" en
activeer " Configuratie van
verkeersbordherkenning ".
Er wordt na ongeveer 1
seconde rekening
gehouden met activering.
Stel de bijbehorende waarschuwingsmeldingen
( geen waarschuwingsmeldingen , visuele
waarschuwingsmeldingen of visuele en
geluidswaarschuwingsmeldingen ):
F
S
tel in " Waarschuwingsmelding
snelheidsovertreding "
" Waarschuwingsmelding notificatie " en
vervolgens " Niveau van notificatie " in.
F
S
tel in " Waarschuwingsmelding inhalen "
" Waarschuwingsmelding notificatie " in.
Display
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer.
Als deze snelheidslimiet wordt
overschreden, wordt het verkeersbord
rood weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal (afhankelijk van de gekozen
instellingen voor Waarschuwingsmelding
snelheidsovertreding).
Als een bord met een inhaalverbod wordt
gedetecteerd, kan het bord permanent of
knipperend worden weergegeven.
Werkingslimieten
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
-
s
lecht weer (regen, sneeuw),
-
l
uchtvervuiling,
6
Rijden
85
5.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
6. Ingestelde snelheid.
Als u
andere gegevens kiest om weer te geven
(bijvoorbeeld traject A van de boordcomputer),
zal de weergave van de snelheidsbegrenzer na
ongeveer 6
seconden worden hervat.
Inschakelen
F Druk op het uiteinde van de hendel: de begrenzer wordt ingeschakeld
Op het instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden.
F
A
ccelereer of decelereer tot de gewenste
snelheid is bereikt.
F
D
uw de hendel omlaag om de snelheid in
te stellen. De rijsnelheid op het moment dat
u
de hendel loslaat, is de snelheid die wordt
ingesteld.
Werking onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door de hendel naar u toe
te trekken.
F
D
uw de hendel naar boven om de begrenzer
weer te activeren met dezelfde ingestelde
snelheid.
Instellen van de
snelheidslimiet (ingestelde
snelheid)
Nadat de snelheid is ingesteld, kunt u deze
w ijzigen door de hendel:
-
o
mhoog te duwen om deze te verhogen,
-
o
mlaag te duwen om deze te verlagen.
Duw kort tegen de hendel om de snelheid in
stappen van 1
km/h te verhogen of verlagen.
Duw lang tegen de hendel om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verhogen of verlagen.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt gegroepeerd op het display
van het instrumentenpaneel getoond.
6
Rijden
96
Brandstoftank
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 35 liter.
Te laag brandstofniveau
Als de brandstof in de tank een laag
niveau bereikt, gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel branden in
combinatie met een geluidssignaal.
Op het display wordt de melding "LO FUEL" (laag
brandstofniveau) weergegeven in plaats van het
rijbereik.
Er zit er nog ongeveer 5
liter brandstof in de tank.
Onder bepaalde rijomstandigheden en afhankelijk
van de motor in uw auto kan het rijbereik minder dan
50
km bedragen.
Als de brandstof opraakt, kan het
waarshuwingslampje van de emissieregeling
op het instrumentenpaneel gaan branden.
Dit gaat automatisch uit na diverse
motorstarts.
Vullen
Er mag alleen worden getankt met de motor
en het contact uitgezet (contactslot in de stand
"LOCK " of "OFF"). Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
normaal en komt doordat de afdichting van het
brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt.
Om veilig te tanken:
F
z
et de motor en het contact af (contactslot
in stand LOCK of OFF) .
F
t
rek aan de hendel aan het onderste deel
van het dashboard (bestuurderszijde) om de
tankklep te ontgrendelen.
F
o
pen de brandstofvulklep.
Een etiket aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor het
type motor in uw auto.
Als u
minder dan 5 liter brandstof tankt, wordt de
stijging van het brandstofniveau niet weergegeven
op de brandstofniveaumeter. F
d
raai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
s
teek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening alvorens het vulpistool te bedienen
(kans op spatten).
F
h
oud het vulpistool tijdens het vullen van de
brandstoftank in deze positie.
Als u klaar bent met tanken:
F
d
raai de vuldop weer vast tot een klik hoorbaar
is. Wanneer u de dop loslaat, draait deze iets
in de tegenovergestelde richting.
F
d
ruk de brandstoftankklep dicht.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Praktische informatie
117
Zekering nr.Stroomsterkte (A)Functies
1 5Achteruitrijlicht – Brandstofinjectiesysteem – Audiosysteem – VSC-systeem
2 15Ruitensproeiers voor en achter
3 5Intelligente servicecentrale – Instrumentenpaneel – Display – Airconditioning – Achterruit- en buitenspiegelverwarming –
Stoelver warming – Elektrisch bedienbaar canvasdak – Audiosysteem
4 5Elektrische stuurbekrachtiging – Stop & Start
5 15Ruitenwisser achter
6 5Motor ventilatorgroep – ABS-systeem – VSC-systeem
7 25Ruitenwissers vóór
8 10Buitenspiegelverwarming
9 1512
V-aansluiting (max. 120 W)
10 7, 5Buitenspiegels – Audiosysteem – Stop & Start – Instrumentenpaneel – Display
11 5Stuurslot – Brandstofinjectiesysteem – ETG-versnellingsbak
12 7, 5Airbags
13 5Instrumentenpaneel – Display – Stop & Start
14 15Stuurbekrachtiging – Brandstofinjectiesysteem – Remlichten
15 7, 5Brandstofinjectiesysteem – Stop & Start
16 7, 5Motordiagnosesysteem
17 10Remlichten – Derde remlicht – Brandstofinjectiesysteem – ABS-systeem – VSC-systeem – ETG -versnellingsbak –
"Keyless entry and start"-systeem
8
In geval van pech
119
Zekeringkast in de
motorruimte
F Maak (afhankelijk van de uitvoering) de kunststof afdekking onderaan de voorruit los
door op beide borglippen te drukken.
F
M
aak voor toegang tot de zekeringen het
deksel op de zekeringenkast los door op de
rechter borglip te drukken.
Sluit het deksel na de werkzaamheden
zorgvuldig. Zekering nr.
Stroomsterkte (A)Functies
1 10Rechter dimlicht
2 10Linker dimlicht – Koplampverstelling
3 7, 5Rechter grootlicht
4 7, 5Linker grootlicht – Instrumentenpaneel – Display
9 7, 5Airconditioning
10 7, 5Brandstofinjectiesysteem – Remlichten – Derde remlicht
8
In geval van pech
120
Zekering nr.Stroomsterkte (A)Functies
11 5Plafonnier – Bagageruimteverlichting
12 10Richtingaanwijzers – Alarmknipperlichten – Instrumentenpaneel – Display
13 10Claxon
14 30Servicecentrales
15 7, 5ETG-versnellingsbak
16 7, 5Brandstofinjectiesysteem
17 7, 5"Keyless entry and start"-systeem
18 7, 5Accu
19 25Brandstofinjectiesysteem – Motorventilatorgroep
20 30Startmotor
21 7, 5Stuurslot
22 25Verlichting vóór
23 7, 5Brandstofinjectiesysteem
24 7, 5Brandstofinjectiesysteem – Startmotor – ETG -versnellingsbak – Stop & Start
25 15Audiosysteem – "Keyless entry and start"-systeem
26 7, 5Instrumentenpaneel – Display
27 7, 5VSC-systeem
28 60Zekeringenkast, interieur
In geval van pech
121
Zekering nr.Stroomsterkte (A)Functies
29 125* Achterruit- en buitenspiegelverwarming – Stoelverwarming –
Elektrisch bedienbaar canvasdak – ABS-systeem –
VSC-systeem – Motor ventilatorgroep – Mistlampen vóór –
LED-dagrijverlichting
30 50ETG-versnellingsbak
40 Stop & Start
31 50Stuurbekrachtiging
32 30Motorventilatorgroep
40
33 50ABS-systeem – VSC-systeem
37 20Achterruit- en buitenspiegelverwarming
38 30ABS-systeem – VSC-systeem
39 7, 5Mistlampen vóór – Instrumentenpaneel – Display
40 7, 5LED-dagrijverlichting
41 15Stoelverwarming rechts
42 20Elektrisch canvas dak
43 15Stoelverwarming links
*
D
eze zekering mag alleen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats worden vervangen.12 V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12 V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
8
In geval van pech
3
Device addressAdres van het systeem.
Device name Naam van het systeem.
DAB Digitale radio.
Dial by number Een telefoonnummer invoeren.
Disconnect Uw telefoon loskoppelen.
Display Setting Automatische weergave van de verbinding in- of uitschakelen.
Enter new passkey Een nieuw wachtwoord invoeren.
FM AF On/Off FM-/AM-modus in- of uitschakelen.
FM Liste Lijst van FM-zenders weergeven.
FM TA On/Off FM TA-modus, waarschuwingsmelding in- of uitschakelen.
HF Sound Setting Instellingen HF-geluid.
Incoming calls Inkomende oproepen.
List Audio Lijst van opgeslagen audio-apparaten weergeven.
List Phone Lijst van opgeslagen telefoons weergeven.
Missed calls Gemiste oproepen.
No entry Geen gegevens beschikbaar.
No history Geen geschiedenis.
No connected Niet verbonden.
Outgoing calls Uitgaande oproepen.
Overwrite all Alles vervangen.
Pairing Bluetooth-apparaat koppelen.
.
Radio