
Rijden en bediening199
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
De systeemprestatie is afhankelijk
van de lichtomstandigheden.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment geldige verkeersborden is beschik‐
baar op de betreffende pagina in het
Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. In geval van een snelheidslimiet met een onderbord
verschijnt in dit gebied het symbool +.
Kies Voertuiginfo met de toetsen
rechts op het stuurwiel en druk op
{ of } om de pagina met de
verkeersbordherkenning te selecte‐
ren 3 85.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie
Als deze functie geactiveerd is,
worden maximumsnelheden en
inhaalverboden weergegeven als
pop-upwaarschuwingen op het Driver
Information Center.
U kunt de waarschuwingsfunctie met
9 op het stuurwiel in- en uitschake‐
len.
Systeem terugstellen De inhoud van de verkeersbordweer‐
gave kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherkenning
worden gewist door Resetten te

212Rijden en bedieningoplaadkabel weer aan te sluiten. Er
klinken twee geluidssignalen en het
opladen wordt uitgesteld.
Tijdelijk negeren van een uitgestelde oplaadmodus
Geprogrammeerde vertraagde
oplaadmodi kunnen voor één oplaad‐
cyclus tijdelijk worden genegeerd
voor een onmiddellijke oplaadmodus. Ook kan de volgende geplande
vertrektijd voor één oplaadcyclus
tijdelijk worden genegeerd. Behalve
het negeren vanuit de auto via de schermen voor programmeerbaar
opladen, zijn er ook andere manieren
om een vertraagde oplaadmodus
tijdelijk te negeren.
Geprogrammeerd opladen negeren
3 213.
Via Tijdelijk negeren kunnen tijdelijke
oplaadopties voor de volgende
oplaadcyclus worden ingesteld.
Tik op het tabblad Tijdelijk negeren in
het scherm Opladen.
Selecteer:
● Onmiddellijk : onmiddellijk opla‐
den zodra er is aangesloten.
● Tijdelijk – vertrek : de tijdelijke
vertrektijd instellen.
● Uit: tijdelijke oplaadmodus annu‐
leren.
Tik op Stop in het scherm Opladen
om een actieve oplaadcyclus te nege‐
ren of annuleren.
Locatie-gebaseerd laden
Als Laden op basis van locatie is inge‐
schakeld, worden Laadmodus en
Voorkeur laadlimiet opgeslagen en
op de voorkeursinstelling van de klant
teruggesteld iedere keer wanneer de
auto naar de opgeslagen Thuis loca‐
tie terug wordt gereden. Als de auto niet op de opgeslagen Thuis locatie
is, schakelt hij standaard over op de
lagere limiet van Voorkeur laadlimiet
en Laadmodus wordt op
Onmiddellijk ingesteld.
Wanneer Laden op basis van locatie
is Aan en de auto staat niet op de
opgeslagen Thuis locatie, wordt de
oplaadmoduskeuze uitgeschakeld en
de selectie in grijs weergegeven.
Na 90 dagen verschijnt er een
melding en moet Voorkeur laadlimiet
voor de volgende 90 dagen worden
gereset. Belangrijke informatie over
het opladen van de auto met een
draagbaar oplaadapparaat 3 215.
Als de GPS-locatie niet beschikbaar
is, verschijnen er liggende streepjes
en locatie-gebaseerd opladen wordt
uitgeschakeld tot GPS is hersteld.
Locatie-gebaseerd opladen is pas mogelijk als er een Thuis locatie is
opgeslagen.

Rijden en bediening217Gebruik dit product niet als de
behuizing of de autostekker kapot
zijn, of gescheurd of open, of als
er andere tekenen van beschadi‐
ging zijn.
De stekker moet op een geschikte
contactdoos worden aangesloten
die is geïnstalleerd volgens alle
plaatselijke regels en bepalingen.
De stekker die bij het product
wordt geleverd, mag niet worden
gewijzigd. Als de stekker niet in de contactdoos past, laat dan een
correcte contactdoos plaatsen
door een erkend elektricien. Als er
geen aarde is, geven de oplaad‐
kabellampjes aan dat er een
storing in het elektrische systeem
is en is het mogelijk dat de auto
niet wordt opgeladen.
1. Autostekker
2. Beschermkap
3. Statusindicators 4. Stekker voor stopcontact
Lampen status oplaadkabel
Nadat de oplaadkabel is aangesloten, voert deze een snelle zelftest uit.
Controleer de status van de oplaad‐
kabel.
● c licht groen op en d is uit; de
oplaadkabel kan nu de auto opla‐
den.
● c knippert groen en d is uit:
Storing contactdoos/stekker: De oplaadkabel heeft waargenomen dat de contactdoos/stekker over‐verhit is. Gebruik een andere
contactdoos of laat deze contact‐
doos door een erkend elektricien
nakijken. Reset de oplaadkabel
door deze van de contactdoos
los te maken en opnieuw aan te
sluiten.
● c is uit en d knippert rood:
Storing in auto: De onderbreker
voor een storing in het massacir‐ cuit van de oplaadkabel heeft
geschakeld. Controleer of de
oplaadkabel niet fysiek is
beschadigd en of de autostekker
volledig en goed is aangesloten.
Reset de oplaadkabel door deze
van de contactdoos los te maken en opnieuw aan te sluiten. Neem
contact op met een werkplaats
voor een servicebeurt als de
storing blijft.
● c brandt groen en d knippert
rood: storing oplaadkabel: De
oplaadkabel heeft een mogelijk
probleem met de oplaadkabel

218Rijden en bedieningwaargenomen. Reset de oplaad‐
kabel door deze van de contact‐
doos los te maken en opnieuw
aan te sluiten. Raadpleeg een
werkplaats als de storing
aanhoudt.
Als er geen statusindicator oplicht, controleer dan of er stroom staat op
de contactdoos.
Oplaadniveau selecteren9 Waarschuwing
Als de capaciteit van het elektri‐
sche circuit of het stopcontact
onbekend is, gebruik dan alleen
het laagste oplaadniveau totdat de
capaciteit van het circuit door een
deskundige monteur is vastge‐
steld. Bij een oplaadniveau dat de capaciteit van het elektrische
circuit of het stopcontact te boven
gaat, is er kans op brand of schade
aan het elektrische circuit.
Let op
Bij een lager oplaadniveau neemt de oplaadtijd toe.
De oplaadmodus kan worden gese‐
lecteerd in het scherm Voorkeur
laadlimiet op het info-display.
Oplaadmodus selecteren 3 207.
Instructies voor aarding
Dit product moet tegen aarde worden gelegd. Als dit product een storing of
uitval vertoont, kan er door aarding
een laag weerstandspad worden
gecreëerd voor de elektrische stroom om de kans op een elektrische schok
te reduceren. Dit product omvat een
kabel met een aardingsgeleider en
een aardingsstekker. De stekker
moet in een geschikte aansluiting
worden gestoken die op de juiste
manier is geïnstalleerd en geaard
conform alle plaatselijke codes en
bepalingen.9 Waarschuwing
Als de aarde van de oplaadkabel
onjuist is aangesloten, kan dit tot een ernstige schok leiden. Vraag
een erkend elektricien of er twijfels bestaan of het oplaadcircuit
correct is geaard. De stekker die
bij het product wordt geleverd,
mag niet worden gewijzigd. Als
deze niet in de contactdoos past,
laat dan een correcte contactdoos plaatsen door een erkend elektri‐
cien.
Bevestigingsinstructies
oplaadkabel
Kies een geschikte, stevige locatie
voor het bevestigen van de oplaad‐
kabel. De geschikte hoogte voor het
bevestigen van de oplaadkabel is
91 cm vanaf de grond.
Plaats de gaten 18,7 cm uit elkaar.
Breng de bevestigingsschroeven
aan. Laat de koppen van de schroe‐
ven 5 mm uitsteken.
Plaats de oplaadkabel goed over de
schroeven.
Sluit de stekker aan op de contact‐
doos.
Sluit de autostekker aan op de oplaa‐ daansluiting.

244Verzorging van de autoDe druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.
Bandenspanningscontrole‐systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center.U opent de bandenspanningspagina
door het auto-infomenu te kiezen met de knoppen rechts op het stuurwiel en
op { of } te drukken om banden‐
spanning te selecteren.
Reset het systeem als volgt: ● Houd 9 ingedrukt tot het
bandenspanningscontrolesys‐
teem om een controle vraagt.
● Druk opnieuw op 9 om te beves‐
tigen. De claxon gaat twee keer
af.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het betreffende wiel
aangegeven in een bericht op het
Driver Information Center.
Voor de waarschuwingen kijkt het
systeem ook naar de temperatuur van de band.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 243.