Infotainmentsysteem141Een apparaat koppelen
Opmerkingen ● U kunt maximaal tien apparaten met het systeem koppelen.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het infotain‐mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Door de bediening van Bluetooth
wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐ raat daarom aan op een USB-
poort, zodat het wordt opgela‐
den.Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op p en selecteer 1 links‐
boven in het scherm om het over‐ zichtsscherm met de applicaties
op te roepen.
Selecteer Telefoon op het display
van het infotainmentsysteem. Het menu Apparaten wordt weerge‐
geven.
Let op
Het menu Apparaten kan ook via het
instellingenmenu worden geopend:
Druk op p en selecteer 1 linksbo‐
ven in het scherm om het overzichts‐
scherm van de applicatie op te
roepen. Selecteer Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer Apparaten .
3. Druk op App. toev.. Alle detec‐
teerbare Bluetooth-apparaten in
de omgeving verschijnen in een
nieuwe zoekresultatenlijst.
4. Selecteer de apparaatnaam van het Bluetooth-apparaat dat u wilt
koppelen.
5. Bevestig de berichten op het Bluetooth-apparaat en het info‐
tainmentsysteem.
142Infotainmentsysteem6. Het infotainmentsysteem en hetapparaat zijn gekoppeld.
Let op
Na het koppelen van het Bluetooth-
apparaat geeft ? naast het Blue‐
tooth-apparaat aan dat de telefoon‐
functie geactiveerd is en geeft > aan
dat de functie Streaming audio via
Bluetooth geactiveerd is.
7. Het telefoonboek wordt automa‐ tisch naar het infotainmentsys‐
teem gedownload. Afhankelijk
van de telefoon moet het Infotain‐ mentsysteem toegang verkrijgen
tot het telefoonboek. Bevestig zo
nodig de berichten op het Blue‐
tooth-apparaat.
Als deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat wordt onder‐
steund, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.Selecteer Instellingen . Selecteer
Bluetooth telefoon en dan Apparaten
om het betreffende menu weer te
geven.
Selecteer het Bluetooth-apparaat dat
u wenst te koppelen. Het apparaat is
verbonden.
Verbinding van apparaat
verbreken
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen . Blader door de
lijst en selecteer Apparaten voor het
betreffende menu.
Selecteer het momenteel verbonden
Bluetooth-apparaat. Er verschijnt een
bericht dat u moet beantwoorden.
Bevestig het bericht om het apparaat
te ontkoppelen.
Een apparaat wissen Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.Selecteer Instellingen . Blader door de
lijst en selecteer Apparaten voor het
betreffende menu.
Selecteer Verwijderen naast het
Bluetooth-apparaat dat u wilt verwij‐
deren. Er verschijnt een bericht dat u
moet beantwoorden.
Bevestig het bericht om het apparaat
te verwijderen.
Contacten opnieuw
synchroniseren
De contactenlijst kan via het menu Instellingen opnieuw worden gela‐
den.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen . Selecteer
Bluetooth telefoon gevolgd door
Contacten apparaat opnieuw
synchroniseren . De contactenlijst
wordt opnieuw gesynchroniseerd.
Infotainmentsysteem143Noodoproep9Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Let erop dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Noodoproepen zijn niet onder alle
omstandigheden en in alle mobie‐
letelefoonnetwerken mogelijk: er
kunnen problemen optreden,
wanneer bepaalde netwerkdien‐
sten en/of telefoonfuncties actief
zijn. U kunt hierover uw lokale
netwerkexploitant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. We adviseren u het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Let op
In de handsfree-modus blijft bedie‐
ning van de mobiele telefoon moge‐
lijk, bv. om een gesprek te beant‐
woorden of het volume te regelen.
Na het tot stand brengen van een
verbinding tussen de mobiele tele‐ foon en het Infotainmentsysteem
worden er gegevens van de mobiele
telefoon naar het Infotainmentsys‐
teem verstuurd. Afhankelijk van de
mobiele telefoon en de hoeveelheid
over te dragen gegevens kan dit
enige tijd in beslag nemen. Tijdens
deze periode is bediening van de
mobiele telefoon via het infotainment‐ systeem slechts beperkt mogelijk.
Let op
De verschillende functies van de
telefoonportal worden niet door elke
mobiele telefoon ondersteund.
Daarom kan het bereik aan hieron‐ der beschreven functies afwijken.
144InfotainmentsysteemHoofdmenu TelefoonDruk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon om het telefoon‐
hoofdmenu weer te geven.
Telefoongesprek initiëren
Een telefoonnummer invoeren
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Voer een telefoonnummer in met het
toetsenblok in het telefoonhoofd‐
menu.
Druk op { of houd deze toets inge‐
drukt om een of meerdere ingevoerde
tekens te wissen.
Tik op ? op het scherm om het
nummer te kiezen.
Telefoonboek
Wanneer een mobiele telefoon via
Bluetooth met het infotainmentsys‐
teem wordt gekoppeld, wordt het tele‐ foonboek van de mobiele telefoon
automatisch gedownload 3 140.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Activeer het tabblad ^ in het tele‐
foonhoofdmenu.
U start een telefoonoproep door het
gewenste contact in de lijst te selec‐
teren.
Let op
Selecteer Meer naast het gewenste
contact op alle beschikbare informa‐
tie over dit contact te zien.
Contacten sorteren
U kunt het telefoonboek op achter‐
naam of op voornaam sorteren.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen om het betref‐
fende menu weer te geven.
Infotainmentsysteem145Selecteer Bluetooth telefoon en
vervolgens Contacten sorteren . Acti‐
veer de gewenste optie.
Oproepenhistorie
Alle ontvangen, uitgaande of gemiste
oproepen worden vastgelegd.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon. Selecteer het
tabblad Y in het telefoonhoofdmenu.Uitgaande oproepen zijn met een ]
gemarkeerd, binnenkomende oproe‐
pen met [, en gemiste oproepen met
een \.
Selecteer de gewenste lijstvermel‐
ding om een telefoonoproep te star‐
ten.
Favorieten
Favoriete contacten kunnen in de
telefoonfavorietenlijst worden opge‐
slagen.Favorieten opslaan
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon. Selecteer het
tabblad ^ in het telefoonhoofdmenu.
Selecteer t naast het contact dat u
als favoriet wilt opslaan. Het picto‐
gram verandert in s en het contact
verschijnt in de favorietenlijst.
Selecteer s opnieuw om het contact
uit de favorietenlijst te verwijderen.
Het pictogram verandert in t.Let op
De lijst met favorieten is niet met de
telefoonfavorieten gesynchroni‐
seerd. De favorieten moeten aan de favorietenlijst op het infotainment‐
systeem worden toegevoegd.Favorieten opvragen
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon. Selecteer het
tabblad < in het telefoonhoofdmenu.
Selecteer de gewenste favoriet om
een telefoonoproep te starten.
Een nummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon en vervolgens ?
op het aanraakscherm.
146InfotainmentsysteemSnelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunt u ook
met het toetsenblok van het telefoon‐
hoofdmenu kiezen.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Houd het desbetreffende getal op het
toetsenblok ingedrukt om de oproep
te starten. Voor tweecijferige snel‐
kiestoetsen, selecteert u het eerste
cijfer en houd u vervolgens het
tweede cijfer ingedrukt.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid van
de audiobron onderdrukt en blijft dit
zo tot de oproep is beëindigd.
U beantwoordt de oproep door v in
het bericht bovenop het scherm te
selecteren of door op w op het stuur‐
wiel te drukken.Het tabblad Z verschijnt, met daarop
informatie over de oproep.
Een oproep weigeren
U weigert de oproep door @ in het
bericht bovenop het scherm te selec‐
teren of door op n op het stuurwiel
te drukken.
Privacy-instellingen
Wanneer er een oproep binnenkomt,
verschijnt er een bericht op de info‐
tainmentdisplay met de naam en het
nummer van de beller (indien
beschikbaar). Als Privacy is geacti‐
veerd, verschijnt informatie over de
beller alleen in de instrumentengroep.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen en vervolgens
Bluetooth telefoon . Activeer of deac‐
tiveer Privacy .
Functies tijdens het gesprek Tijdens een telefoongesprek
verschijnt het hoofdmenu op het
display.Handsfree-modus tijdelijk
deactiveren
Activeer m om het gesprek via de
mobiele telefoon te vervolgen.
Deactiveer m om terug te keren naar
de handsfree-modus.
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
Deactiveer n om de microfoon weer
te activeren.
Een oproep in de wacht zetten
Tijdens een actieve telefoonoproep
verandert de schermtoets t in
Wacht. .
Selecteer Wacht. om de oproep in de
wacht te zetten.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer @ om het gesprek te
beëindigen.
Voicemailbox
U kunt uw voicemailbox via het info‐ tainmentsysteem bedienen.
Infotainmentsysteem147Voicemailnummer
U kunt het voicemailnummer van de
op dit moment aangesloten telefoon
zien door op p te drukken en vervol‐
gens 1 linksboven in het scherm te
selecteren.
Selecteer Instellingen en vervolgens
Bluetooth telefoon .
Indien beschikbaar, wordt het voice‐
mailnummer onder Mijn nummer
weergegeven.
Voicemailbox bellen
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon om het telefoon‐
hoofdscherm weer te geven.
Selecteer t op het toetsenblok om
de mailbox te bellen.
U kunt het voicemailnummer ook met de telefoontoetsen invoeren.Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de gebruikslicen‐ tie van de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
● Professioneel geïnstalleerde buitenantenne om het grootst
mogelijke bereik te verkrijgen
● Maximaal zendvermogen van 10 W
● Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek; neem de
relevante opmerking in de
Gebruikershandleiding 3 46 in
aanmerkingInformatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de
buitenantenne of de toestelhouder en
de mogelijkheden tot het gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 W.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
hoger is dan 2 W bij GSM 900 en niet
hoger is dan 1 W bij de andere types.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt telefoneren tijdens het rijden afgera‐ den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐ o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
268KlantinformatieGedeponeerdehandelsmerkenApple Inc.
Apple CarPlay™ is een handelsmerk
van Apple Inc.
App Store ®
en iTunes Store ®
zijn
gedeponeerde handelsmerken van
Apple Inc.
iPhone ®
, iPod ®
, iPod touch ®
, iPod
nano ®
, iPad ®
en Siri ®
zijn gedepo‐
neerde handelsmerken van Apple
Inc.Bluetooth SIG, Inc.
Bluetooth ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.DivX, LLC
DivX ®
en DivX Certified ®
zijn gedepo‐
neerde handelsmerken van DivX,
LLC.EnGIS Technologies, Inc.
BringGo ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van EnGIS Technolo‐
gies, Inc.Google Inc.
Android™ en Google Play™ Store
zijn handelsmerken van Google Inc.Stitcher Inc.
Stitcher™ is een handelsmerk van
Stitcher, Inc.Verband der Automobilindustrie e.V.
AdBlue ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van de VDA.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische
componenten van uw auto bevat
gegevensopslagmodules die tijdelijk of permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen,
modules, systemen of de omgeving.
● bedrijfsomstandigheden van systeemcomponenten (bijv.
vulniveaus)
● statusberichten van de auto en de componenten ervan (bijv.
aantal wielomwentelingen / rota‐
tiesnelheid, afremming, dwars‐
acceleratie)
● storingen en defecten in belang‐ rijke systeemcomponenten