Page 115 of 251

Verlichting113VerlichtingRijverlichting.............................. 113
Lichtschakelaar .......................113
Automatische verlichting .........114
Grootlicht ................................. 114
Lichtsignaal ............................. 114
Koplampverstelling ..................115
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 115
Dagrijlicht ................................. 115
Alarmknipperlichten .................115
Richtingaanwijzers ..................116
Mistachterlichten .....................116
Parkeerlichten ......................... 116
Achteruitrijlichten .....................117
Beslagen lampglazen ..............117
Binnenverlichting .......................117
Regelbare instrumentenverlichting .........117
Verlichtingsfuncties ....................119
Instapverlichting ......................119
Uitstapverlichting .....................119
Ontlaadbeveiliging accu ..........120Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 94.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
het dimlicht wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting. Schakelaar
keert terug naar AUTO8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Page 119 of 251

Verlichting117Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● sfeerverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
De interieurverlichting wordt bij het in- en uitstappen vanzelf ingeschakeld
en dooft met enige vertraging.
Bedien de wipschakelaar:
w:automatisch in- en
uitschakelendruk op u:aandruk op v:uit
Page 246 of 251

244TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............219, 224
Aanduidingen op banden ..........191
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 169
Accu ........................................... 174
Achterlichten .............................. 180
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitrijlichten .......................117
Afmetingen auto ........................231
Airbag deactiveren ....................... 47 Airbag-deactivering ...................... 90
Airbag en gordelspanners ...........90
Airbaglabel.................................... 42
Airbagsysteem ............................. 42
Airconditioning ........................... 122
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 130
Alarmknipperlichten ...................115
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 131
Andere auto slepen ...................213
Antiblokkeersysteem .................143
Antiblokkeersysteem (ABS) .........92
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 224
Autokrik....................................... 190
Automatische dimfunctie .............29Automatische verlichting ............ 114
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 211
Auto stallen ................................. 170
Autostop ..................................... 134
B Bagageruimte ........................ 25, 66
Bagageruimte-afdekking .............67
Bandenreparatieset ...................198
Bandenspanning .......................192
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 93, 193
Bandenspanningswaarden ........233
Batterijspanning .........................104
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 54
Bekleding .................................... 216
Beladingsinformatie .....................72
Beslagen lampglazen ................117
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 148
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............117, 185
Blindehoeksysteem ....................161
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................190
Boordinformatie .........................102