Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed.
Het continu brandende waarschuwingslampjeduidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die
zou kunnen leiden tot overmatige uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen
en een hoog brandstofverbruik.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
Het lampje dooft nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het systeem in het
geheugen opgeslagen.
Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder gereden worden, maar niet op hoge
snelheid en zonder te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden met continu brandend lampje
kan tot schade leiden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn. Laat het
gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen.
Rijd verder met gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw
gaan knipperen van het lampje. Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
24)
BELANGRIJK
24)Als, wanneer de startinrichting op MAR wordt gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden continu
blijft branden of gaat knipperen (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op
met het Jeep Servicenetwerk.
78
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE ACTIERADIUS
Dit lampje gaat branden (of het pictogram verschijnt op het display) wanneer er nog ongeveer5à7liter
brandstof in de tank is. Op het display verschijnt een speciaal bericht.
STORING VOORGLOEIBOUGIES (Dieselversies)
Het lampje knippert (en bij sommige versies verschijnt een bericht op het display) om een storing in het
voorgloeisysteem aan te geven.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
79
25)
BELANGRIJK
25)Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje (of het pictogram op het display) gaat knipperen, contact opnemen met het Jeep
Servicenetwerk.
Blauwe controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GROOTLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
SYMBOLEN OP HET DISPLAY
Rode symbolen op het display
Symbool Wat het betekent
MOTOROLIEDRUK TE LAAG
Het symbool gaat branden, er verschijnt tegelijkertijd een bericht op het display, als er onvoldoende
motoroliedruk is.
26)
BELANGRIJK Gebruik het voertuig niet tot de storing is verholpen. Het aangaan van het symbool geeft
de hoeveelheid olie in de motor niet aan: het oliepeil moet handmatig gecontroleerd worden.
STORING AIRBAG
Als het symbool permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem. Op het display
verschijnt een speciaal bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
83
Symbool Wat het betekent
STORING FORWARD COLLISION WARNING PLUS-SYSTEEM
De symbolen gaan branden (en er wordt een bericht weergegeven) in geval van storing van het Forward
Collision Warning Plus-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
UITSCHAKELING FORWARD COLLISION WARNING PLUS-SYSTEEM
Het symbool (of het waarschuwingslampje op het dashboard) gaat branden als het Forward Collision
Warning Plus-systeem uitgeschakeld of geblokkeerd/vuil/niet beschikbaar is. Op het display verschijnt
een speciaal bericht.
STORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden (en er verschijnt een bericht op het display) indien er een storing van de
regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
STORING STOP/START-SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Stop/Start-systeem aan te geven. Er wordt een
speciaal bericht weergegeven op het display. Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
STORING KEYLESS ENTER-N-GO-SYSTEEM
Het symbool gaat branden en er wordt een bericht weergegeven, in geval van een storing van het
Keyless Enter-N-Go-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
89
Symbool Wat het betekent
MOTOROLIE VERSLECHTERD
(indien aanwezig)
Dieselversies: bij sommige versies wordt het symbool weergegeven, en wordt er een speciaal bericht
weergegeven. Het symbool wordt gedurende cycli van 3 minuten weergegeven en met intervallen van
5 seconden tot de olie ververst is. Het symbool wordt weergegeven tot het probleem is opgelost.
Benzineversies: het symbool wordt weergegeven en verdwijnt nadat de weergavecyclus is voltooid.
BELANGRIJK Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het symbool blijven knipperen zoals
hiervoor is beschreven totdat de olie wordt ververst. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht
op het display.
Het knipperen van het symbool moet niet als een storing in het voertuig worden beschouwd, maar wil
de bestuurder erop wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een normaal gebruik van het
voertuig. De verslechtering van de motorolie wordt versneld als de auto veel gebruikt wordt voor korte
ritten, waardoor de bedrijfstemperatuur van de motor niet bereikt kan worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
BELANGRIJK
30)Wanneer het lampjegaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het
lampje voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor
en de garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het aangaan van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus
absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
31)Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Jeep Servicenetwerk.
94
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
30)31)
contactsleutel is gedraaid op MAR of de
motor gestart wordt, gaat het
waarschuwingslampje branden om de
bestuurder te melden dat het systeem
ingeschakeld is.
Sensoren
De sensoren worden ingeschakeld
wanneer een versnelling vooruit wordt
ingeschakeld bij een snelheid hoger dan
ongeveer 10 km/h, of wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De sensoren worden tijdelijk buiten
werking gesteld bij stilstaande auto en
keuzehendel in de stand P (Park) (versies
met automatische versnellingsbak), of bij
stilstaande auto en ingeschakeldeparkeerrem (versies met
handgeschakelde versnellingsbak).
De detectiezone van het systeem dekt
ongeveer een rijbaan aan beide kanten
van het voertuig (ongeveer 3 meter).
Deze zone begint bij de buitenspiegel en
strekt zich over een lengte van ongeveer
6 meter uit naar de achterkant van het
voertuig.
Wanneer de sensoren actief zijn, bewaakt
het systeem de detectiezones aan beide
kanten van de auto en waarschuwt de
bestuurder voor eventuele aanwezigheid
van voertuigen in deze zones.
Tijdens het rijden bewaakt het systeem
de detectiezone vanuit drie verschillende
punten (zijkant, achter en voor) om te
controleren of er een waarschuwing naar
de bestuurder moet worden gezonden.
Het systeem kan de aanwezigheid van
een voertuig in een van deze drie zones
detecteren.
Belangrijke opmerkingen
68)
Het systeem geeft de aanwezigheid van
een niet-bewegend voorwerp (bijv.
vangrails, palen, muren, enz.) niet aan.
Onder sommige omstandigheden kan het
systeem echter in werking treden bij
aanwezigheid van dergelijke voorwerpen.
Dit is normaal en duidt niet op een
storing van het systeem.Het systeem waarschuwt de bestuurder
niet over de aanwezigheid van voertuigen
die uit tegengestelde richting komen, in
naastgelegen rijbanen.
Als er een aanhanger aan de auto is
gekoppeld, wordt het systeem
automatisch buiten werking gesteld.
Om het systeem correct te laten werken
moet de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden vrij
blijven van sneeuw, ijs en vuil afkomstig
van het wegdek.
Dek de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden met geen
enkel voorwerp af (bijv. stickers,
fietsenrek, enz.).
Als er, na aanschaf van het voertuig, een
trekhaak gemonteerd moet worden, moet
het systeem uitgeschakeld worden via het
display van het Menu of via het
Uconnect™-systeem.
Zicht naar achteren: het systeem
detecteert voertuigen die uw voertuig van
achteren benaderen aan beide kanten en
de detectiezone aan de achterkant
binnenkomen met een snelheid van
minder dan 50 km/h ten opzichte van uw
voertuig.
Voertuigen passeren: als een voertuig
langzaam wordt gepasseerd (met een
snelheid lager dan ongeveer 25 km/h) en
dit voertuig gedurende ongeveer
71J0A0217C
111
Belangrijke opmerkingenHet systeem is niet ontworpen om
botsingen te voorkomen en kan mogelijke
omstandigheden die tot een ongevalleiden niet van te voren detecteren. Het
niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Het systeem kan in werking treden,
door de door de auto gevolgde baan te
beoordelen, vanwege de aanwezigheid
van reflecterende metalen voorwerpen
die geen voertuigen zijn, zoals vangrails,
verkeersborden, slagbomen voor
parkeerzones, tolpoorten,
spoorwegovergangen, poorten,
spoorwegen, voorwerpen in de buurt van
wegwerkzaamheden of voorwerpen die
zich hoger dan de auto bevinden (bijv.
een viaduct). Op dezelfde manier kan het
systeem in werking treden binnen
parkeergarages met meerdere
verdiepingen of tunnels, of wegens een
schittering op het wegdek. Deze
mogelijke activeringen volgen de normale
werkingslogica van het systeem en
duiden dus niet op een storing.
Het systeem is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Als de
auto off-road wordt gebruikt, dan moet
het systeem uitgeschakeld worden om
onnodige waarschuwingen te voorkomen.Als de modus 4WD LOW wordt gekozen,
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. De automatische
uitschakeling wordt gesignaleerd door de
activering van het betreffende
waarschuwingslampje/pictogram op het
instrumentenpaneel.
Het systeem is alleen actief wanneer
er geen aanhangwagen is aangesloten op
de originele trekhaak.
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System)
(indien aanwezig)
73) 74) 75) 76) 77) 78) 79)42)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) signaleert de lage
bandenspanning op basis van de koude
bandenspanning aangegeven in
hoofdstuk “Technische gegevens”.
Het systeem bestaat uit een
RF-zendersensor, gemonteerd op elk wiel
(op de velg in de band), die gegevens
over de bandenspanning van elke band
verzendt naar de regelmodule.
76J0A0083C
115
77J0A0336C
Het systeem wordt automatisch
geüpdatet en het waarschuwingslampje
dooft wanneer het systeem de
bijgewerkte waarden van de
bandenspanning ontvangt. Mogelijk moet
de auto maximaal 20 minuten met een
snelheid hoger dan 25 km/h rijden
voordat het TPMS deze informatie
ontvangt.
BELANGRIJK Het TPMS is ontworpen
voor standaardbanden en -wielen. De
door het TPMS gesignaleerde
spanningen en alarmen zijn afgestemd
op de maat banden die op het voertuig
zijn gemonteerd. Het gebruik van
reservewielen van een andere maat,
type en/of ontwerp dan de
standaardwielen kan leiden tot een
onjuiste werking van het systeem en de
beschadiging van de sensoren.
'After-market' gemonteerde wielen
kunnen de sensoren beschadigen. Het
gebruik van after-market
afdichtmiddelen voor banden kan
schade veroorzaken aan de sensor van
het Tyre Pressure Monitoring System.
Indien er gebruik is gemaakt van een
after-market afdichtmiddel voor
banden, wordt geadviseerd naar een
werkplaats van het Jeep
Servicenetwerk te gaan om de
sensoren te laten controleren. Monteerna controle en afstelling van de
bandenspanning altijd de ventieldop
om te voorkomen dat vocht en vuil
binnendringen. Dit zou de sensor van
het Tyre Pressure Monitoring System
kunnen beschadigen.
OPMERKING Enkele externe factoren
(bijv. externe temperatuur, enz...) kunnen
van invloed zijn op de door het TPMS op
het instrumentenpaneel weergegeven
informatie.
De bandenspanning en de
drempelwaarde voor de signalering van
de “lage spanning” kunnen variëren op
basis van de omgevingsomstandigheden.
TPMS controlebericht
Indien er een systeemstoring aanwezig is,
gaat het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden knipperen en
blijft daarna permanent branden. Er
klinkt ook een geluidssignaal.Uitschakeling TPMS
Het TPMS kan worden uitgeschakeld
door de wielen voorzien van TPMS te
vervangen door andere die hiermee niet
zijn uitgerust (bijv. bij vervanging met
winterbanden) en indien dit in het land
van aanschaf is toegestaan. Rijd het
voertuig vervolgens gedurende ten minste
20 minuten met een snelheid van meer
dan 25 km/h. Het TPMS zal een
geluidssignaal laten horen, het
waarschuwingslampje
zal ongeveer
75 seconden knipperen en blijft
vervolgens permanent branden en op het
instrument wordt het bericht
"Bandendruk niet beschikbaar" met
enkele streepjes (– –) weergegeven in
plaats van de spanningswaarden.
Bij de volgende start van de motor zal het
systeem geen geluidssignaal laten horen
en wordt op het scherm het bericht
"Bandendruk niet beschikbaar" niet
langer weergegeven, maar worden nog
steeds de streepjes (– –) in plaats van de
spanningswaarde weergegeven.
Werkingsvoorbeeld
Uitgaande van een voorgeschreven koude
bandenspanning (d.w.z. auto staat
minimaal 3 uur stil) van 2,3 bar, een
omgevingstemperatuur van 20°C en een
gedetecteerde bandenspanning van
1,95 bar, resulteert een
116
VEILIGHEID