Met deze instelling heeft u minder reactietijd
dan bij de instelling "Far" (veraf). Hierdoor is
een meer dynamische rijervaring mogelijk.
Meer dynamische of agressieve bestuurders
die frequente waarschuwingen willen vermij-
den, zullen de voorkeur hebben voor deze
instelling.
Raadpleeg het instructieboekje voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort mo-
gelijke aanrijding herkennen. De bestuur-
der blijft verantwoordelijk voor de bestu-
ring van de auto en het voorkomen van een
aanrijding. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Bandenspanningscontrolesysteem
OPMERKING:
Voor voertuigen met run-flat-banden — wan-
neer het bandenspanningscontrolesysteem
een bandenspanning aangeeft van 14 psi
(96 kPa) of lager, dient u altijd de banden-
spanning te controleren en de band zo snel
mogelijk te vervangen. Bij een spanning van
14 psi (96 kPa) of lager verkeert de band in
de run-flat-modus. In dat geval is het raad-
zaam een maximale rijsnelheid van 50 mph
(80 km/u) aan te houden en maximaal
50 mijl (80 km) af te leggen. De fabrikant
raadt af de run-flat-modus te gebruiken bij
het rijden van een volledig beladen auto of bij
het trekken van een aanhanger.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor te lage banden-
spanning op basis van de op de sticker ver-
melde bandenspanning (koud).
De bandenspanning varieert met de tempera-
tuur met ongeveer 1 psi (7 kPa) voor elke 6,5
°C (12 °F). Dat betekent dat de bandenspan-
ning afneemt wanneer de buitentemperatuur
daalt. De bandenspanning moet altijd wor-
den gemeten en ingesteld wanneer de ban-den "koud" zijn. De banden zijn "koud" als ten
minste drie uur niet met de auto is gereden of
als minder dan 1 mijl (1,6 km) is gereden na
een periode van drie uur stilstaan.Raadpleeg
de paragraaf "Banden" in het hoofdstuk "Service
en onderhoud" voor informatie over hoe de au-
tobanden correct op spanning moeten worden
gebracht.De bandenspanning neemt ook toe
tijdens het rijden. Dit is normaal en betekent
niet dat de spanning moet worden verlaagd.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan-
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook tot onder de waarschuwingsgrens
daalt, ook als gevolg van lage temperaturen of
natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem blijft
de bestuurder waarschuwen zolang de toe-
stand onveranderd blijft, en schakelt pas uit
wanneer de bandenspanning gelijk is aan of
hoger is dan de aanbevolen waarden (koud)
op het bandenspanningsplaatje. Zodra het
bandenspanningslampje gaat branden, dient
VEILIGHEID
108
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICH-
TEN .....................222
Bediening...................222
SOS-EMERGENCY CALL (ALLEEN
BESCHIKBAAR VOOR EURAZIATI-
SCHE DOUANE-UNIE)........222
GLOEILAMPEN VERVANGEN . . .226
Vervangingslampen.............226
Lampen vervangen.............227
ZEKERINGEN...............231
Algemene informatie............232
Zekeringen onder de motorkap......232
WIELEN VERWISSELEN EN GE-
BRUIK VAN DE KRIK.........237
Run-flat-banden — SRT-modellen. . . .237
Bergplaats krik...............237
Voorbereidingen voor het opkrikken . . .237
Instructies bij opkrikken.........238
Origineel wiel monteren..........242
Verklaring van conformiteit........242
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de
krik.......................245
STARTEN MET STARTKABELS . .245
Voorbereiding voor het starten met
startkabels..................246
Starten met startkabels..........247
TANKEN IN NOODGEVALLEN . .248OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR ..................248
HANDMATIGE PARKEERONTGREN-
DELING...................249
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER
VRIJKRIJGEN..............250
SLEPEN VAN EEN AUTO MET
PECH ....................252
Zonder sleutelhouder............254
Uitvoeringen met tweewielaandrijving . .254
Uitvoeringen met vierwielaandrijving . .255
UITGEBREID ONGELUKKENRES-
PONSSYSTEEM (EARS).......255
EVENT DATA RECORDER (EDR) .255
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
221
WIELEN VERWISSELEN EN
GEBRUIK VAN DE KRIK
Run-flat-banden — SRT-modellen
SRT-modellen zijn uitgerust met run-flat-
banden. Met run-flat-banden kan er ongeveer
80 km (50 mijl) met het voertuig worden
gereden met een snelheid van 88 km/u
(55 mph). Er moet onderhoud aan de banden
worden verricht om te voorkomen dat de run-
flat-functie te lang wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
Als het bandenspanningslampje brandt,
mag u niet harder rijden dan 80 km/u
(50 mph). De bestuurbaarheid van de auto
en de remwerking kunnen afnemen. Dit
kan leiden tot een aanrijding en ernstig of
zelfs dodelijk letsel.
Bergplaats krik
De schaarkrik en het gereedschap voor het
verwisselen van banden bevinden zich in de
bagageruimte achterin, onder de laadvloer.
Voorbereidingen voor het opkrikken
LET OP!
Bij het heffen of opkrikken van het voer-
tuig moeten altijd de juiste krikpunten
worden gebruikt. Het niet opvolgen van
deze informatie kan leiden tot schade aan
de auto of onderdelen aan de onderzijde.
OPMERKING:
Om het monteren van het reservewiel te ver-
gemakkelijken heeft het luchtveringssysteem
(indien aanwezig) een functie waarin de au-
tomatische niveauregeling wordt uitgescha-
keld.
1. Parkeer de auto op een stevige, vlakke
ondergrond. Vermijd een gladde
ondergrond.
WAARSCHUWING!
Probeer geen wiel te verwisselen aan de
zijde van de auto waar ander verkeer langs
rijdt. Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van
de krik of het verwisselen van een wiel.
Reservewiel / krik en gereedschap
1 — Doploze brandstofvultrechter
2 — Reservewiel
3 — Gereedschap voor verwisselen van
banden en krik
237
Banden repareren
Als uw band beschadigd is, kan deze worden
gerepareerd als de band voldoet aan de vol-
gende criteria:
• Er is niet met de band gereden terwijl deze
lek was.
• De beschadiging zit alleen op het loopvlak
van de band (beschadiging op de wang kan
niet worden gerepareerd).
• Het gat is niet groter dan 6 mm (¼ inch).
Raadpleeg een erkende bandenleverancier
voor bandenreparaties en aanvullende infor-
matie.
Beschadigde run-flat banden of run-flat ban-
den die zijn blootgesteld aan drukverlies,
moeten onmiddellijk worden vervangen door
een andere run-flat band van dezelfde maat
en serviceomschrijving (belastingsindex en
snelheidssymbool).
Run-flat-banden — indien aanwezig
Run-flat-banden maken het mogelijk om
80 km (50 mijl) te rijden met 80 km/u(50 mph) na een snel verlies van banden-
spanning. Dit snelle verlies van spanning
wordt de run-flat-modus genoemd. Een run-
flat-modus treedt op bij een bandenspanning
van 14 psi (96 kPa) of lager. Zodra een
run-flat-band de run-flat-modus bereikt,
heeft deze slechts beperkte rij-
eigenschappen en moet deze onmiddellijk
worden vervangen. Een run-flat-band is niet
te repareren.
Het wordt niet aanbevolen met een voertuig
te rijden met vol laadvermogen of een
aanhanger/caravan te trekken terwijl een
band in de run-flat-modus loopt.
Raadpleeg het hoofdstuk Bandenspannings-
controle voor meer informatie.
Doorslippen van de wielen
Als u vast komt te zitten in modder, zand,
sneeuw of ijs, mag u de wielen niet sneller
dan 30 mph (48 km/uur) of meer dan 30 se-
conden continu laten draaien zonder te stop-
pen.Raadpleeg de paragraaf "Een vastzittende
auto weer vrijkrijgen" in het hoofdstuk "In
geval van nood/pech" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden
beschadigen of lek raken. Er kan een band
exploderen, waardoor iemand gewond kan
raken. Laat de wielen van uw auto niet met
een hogere snelheid dan 48 km/u
(30 mph) of langer dan 30 seconden con-
tinu doorslippen. Zorg er ook voor dat er
geen personen aanwezig zijn in de nabij-
heid van een doorslippend wiel, ongeacht
de snelheid waarmee het wiel ronddraait.
291