• Controleer voorafgaand aan elk circuitevent
of de remblokken voor en achter nog dikker
zijn dan ½ blokje. Als de remblokjes moe-
ten worden vervangen, moet u ze polijsten
voordat u op volle snelheid op het circuit
gaat rijden.
OPMERKING:
Het gebruik van DOT 4-remvloeistof wordt
aanbevolen bij intensiever gebruik van het
circuit vanwege de grotere warmtecapaciteit.
• Aan het einde van elk circuitevent, is het
raadzaam om het remsysteem te ontluch-
ten, om ervoor te zorgen dat het pedaalge-
voel en het remvermogen van uw Brembo
High Performance-remsysteem te behou-
den.
• Wij raden u aan om elke rit op het circuit te
beëindigen met ten minste één afkoelronde
waarbij minimaal wordt geremd.
• Als het voertuig is uitgerust met een verwij-
derbare grille aan de voorkant, is het raad-
zaam om deze tijdens warm/heet weer te
verwijderen voor gebruik op het circuit, om
de koelende luchtstroom langs essentiële
onderdelen van de aandrijflijn en het koel-
systeem te verbeteren.• Alle SRT-voertuigen zijn gedurende 24 uur
op het circuit getest op duurzaamheid, het
wordt echter aanbevolen om het ophan-
gingssysteem, het remsysteem, de aan-
drijfas, en de hoezen van de ½-assen na elk
circuitevent worden gecontroleerd op slij-
tage of beschadiging.
• Gebruik op het circuit leidt tot hogere be-
drijfstemperaturen van de motor, de trans-
missie, de aandrijflijn en het remsysteem.
Dit kan van invloed zijn op de maatregelen
tegen geluid, trillingen en ruwheid (NVH)
die volgens het ontwerp in uw voertuig zijn
aangebracht. Mogelijk moeten nieuwe on-
derdelen worden aangebracht om het sys-
teem weer de oorspronkelijke NVH-
prestaties te laten leveren.
• Bandenspanning:
– 40 psi (276 kpa) bij warme banden,
aanbevolen 32 psi (221 kpa) voor,
30 psi (207 kpa) achter bij koude
bandenOPMERKING:
Wij raden aan om na elke rit op het circuit de
warme banden op een spanning van 40 psi
(276 kpa) te brengen. Aanbevolen wordt om
te beginnen met 32 psi (221 kpa) voor en
30 psi (207 kpa) achter bij koude banden, en
de spanning aan te passen op basis van de
omstandigheden van de omgeving en het
circuit. De bandenspanning kan worden be-
waakt via het display in de instrumenten-
groep en dit kan helpen bij het aanpassen.
Polijsten van uw remmen voor het circuit:
Om te zorgen voor een optimale werking tij-
dens het gebruik op het circuit, moeten de
remblokken en remschijven thermisch gepo-
lijst worden als het in de fabriek gemonteerde
of nieuw gemonteerde onderdelen betreft:
1. Gebruik één sessie op het circuit om de
remmen te polijsten, door op 75% van de
snelheid te rijden. Rem met maximaal
ongeveer 0,60-0,80 g zonder dat de ABS
ingrijpt.
2. Rijd zo rondjes op het circuit totdat u de
remmen begint te ruiken. Rijd nog een ½
ronde met deze snelheid, daarna twee
STARTEN EN RIJDEN
182
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de senso-
ren beschadigd raken.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren en insteekparkeren door een ge-
schikte parkeerplaats aan te wijzen,
hoorbare/visuele instructies te geven en het
stuurwiel te bedienen. Het actieve parkeer-
hulpsysteem ParkSense is een semi-
automatisch systeem, omdat de bestuurder
het gaspedaal, de schakelhendel en de rem-
men zelf moet bedienen. Afhankelijk van de
door de bestuurder gekozen parkeermanoeu-
vre, kan het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense insteekparkeren en fileparkeren
aan beide zijden (bestuurders- of passagiers-
zijde).OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele objec-
ten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder, niet als vervanging van de
bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te vol-
tooien.
• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met op-
pervlakken die de ultrasone sensorgolven
absorberen).• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gere-
den voordat het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense volledig is gekalibreerd en
nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan dy-
namische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie uit
om rekening te houden met verschillen,
zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense in-
en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de
ParkSense schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm be-
vindt.STARTEN EN RIJDEN
198
OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat
de DEF-meter actueel is nadat een liter
of meer Diesel Exhaust Fluid (DEF) is
getankt. Als er sprake is van een storing
met betrekking tot het DEF-systeem,
kan het zijn dat de meter de werkelijke
stand niet bijwerkt. Bezoek uw erkende
dealer voor onderhoud.
• De DEF-meter wordt mogelijk ook niet
onmiddellijk na het vullen bijgewerkt
als de temperatuur van de DEF-
vloeistof lager is dan -11 °C (12 °F). De
DEF-leidingverwarming zal de DEF-
vloeistof pas na een bepaalde bedrijfs-
periode verwarmen, waarna de meter
wordt bijgewerkt. Onder zeer koude om-
standigheden is het mogelijk dat de
meter het nieuwe vloeistofniveau pas
na meerdere ritten aangeeft.LET OP!
•Om morsen van dieseluitlaatvloeistof en
mogelijke schade aan het dieseluitlaat-
vloeistofreservoir als gevolg van overlo-
pen te voorkomen, mag u het reservoir
na het vullen niet "helemaal bijvullen".
• VUL NOOIT TE VEEL VLOEISTOF
BIJ. Dieseluitlaatvloeistof bevriest onder
-11 °C (12 °F). Het systeem voor de
dieseluitlaatvloeistof is ontworpen om te
werken bij temperaturen lager dan het
vriespunt van de dieseluitlaatvloeistof,
als echter het reservoir te vol en bevriest,
kan het systeem beschadigd raken.
• Wanneer u dieseluitlaatvloeistof morst,
reinig dan onmiddellijk de plaats met
water en gebruik een absorberend mate-
riaal om de gemorste vloeistof op de
grond op te nemen.
• Probeer niet de motor te starten als per
ongeluk dieseluitlaatvloeistof in de
brandstoftank heeft bijgevuld, aange-
zien dit kan leiden tot ernstige motor-
schade, met inbegrip van maar niet be-
perkt tot storingen in de brandstofpomp
en de verstuivers.
LET OP!
• Vul nooit de tank nooit met iets anders
dan DEF – met name vormen van kool-
waterstof, zoals dieselbrandstof, brand-
stofadditieven, benzine of andere pro-
ducten op oliebasis. Zelfs een zeer
kleine hoeveelheid hiervan, minder dan
100 deeltjes per miljoen of minder dan
30 ml (1 oz.) per 295 liter (78 gallon)
zal het hele DEF-systeem dusdanig ver-
ontreinigen dat het moet worden vervan-
gen. Als eigenaars een jerrycan, trechter
of mondstuk gebruiken tijdens het vul-
len van de tank, moeten deze nieuw zijn
of alleen zijn gebruikt voor het vullen
met DEF. Mopar levert een aansluitbaar
mondstuk mee met DEF voor dit doel-
einde.
3. Stop onmiddellijk met het vullen van de
DEF-tank wanneer een van de volgende
dingen gebeurt: de DEF stroomt niet meer
uit de vulfles in de DEF-vulopening, er
spat DEF uit de vulopening of het DEF-
vulpistool wordt automatisch
uitgeschakeld.
4. Plaats de dop weer op de DEF-vulopening.
STARTEN EN RIJDEN
208
Koelsysteem
WAARSCHUWING!
•Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwonden
veroorzaken. Als u stoom van onder de mo-
torkap hoort of ziet komen, mag u de motor-
kap pas openen nadat de radiateur vol-
doende is afgekoeld. Open nooit de vuldop
van het koelsysteem als de radiateur of het
koelvloeistofreservoir heet is.
• Houd uw handen, gereedschap, kleding
en sieraden uit de buurt van de radia-
teurventilator wanneer de motorkap is
geopend. De ventilator start automa-
tisch en kan op elk moment starten, of
de motor loopt of niet.
• Als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiatorventilator, moet
u de kabel van de ventilatormotor los-
koppelen of het contact in de stand OFF
modus zetten. De ventilator is tempera-
tuurgeregeld en kan op elk moment gaan
draaien indien het contact in de stand
ON staat.
Motorkoelvloeistofcontroles
Controleer de koelvloeistof (antivries) elk jaar
(bij voorkeur voordat de vorst invalt). Als de
koelvloeistof (antivries) vuil is, moet het sys-
teem worden afgetapt en doorgespoeld en
daarna met verse OAT-koelvloeistof (conform
MS.90032) door een erkende dealer worden
gevuld. Controleer of de voorzijde van de
airco-condensor vrij is van insectenresten,
bladeren, enz. Spuit de voorzijde van de
condensor indien nodig voorzichtig verticaal
vanaf de bovenkant schoon met een tuin-
slang.
Controleer de slangen van het motorkoelsys-
teem op broos rubber, barsten, scheuren,
insnijdingen en vloeistofdichte aansluiting
aan koelvloeistofreservoir- en radiateurzijde.
Controleer het hele systeem op lekkage. VER-
WIJDER DE RADIATEURDOP NIET ALS HET
KOELSYSTEEM HEET IS.
HET VOERTUIG OMHOOG
TE BRENGEN
Indien het nodig is om het voertuig omhoog te
brengen, ga dan naar een erkende dealer of
naar een servicestation.
BANDEN
Banden — Algemene informatie
Tire Pressure (bandenspanning)
Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen
is een juiste bandenspanning absoluut nood-
zakelijk. Als de bandenspanning niet juist is,
heeft dit gevolgen voor het onderstaande:
• Veiligheid en stabiliteit van de auto
• Slijtage en brandstofverbruik
• Bandenslijtage
• Rijcomfort
SERVICE EN ONDERHOUD
288
Aanhangergewicht..........209, 211
Aanhangwagen trekken...........209
Aanvullend veiligheidssysteem - Airbag .126
ABS, waarschuwingslampje.........81
Accessoires..................320
Mopar...................320
Accu...................78, 279
Accu,
laadsysteemlampje............78
Achterklep................63, 65
Achterligger.................104
Achterruitwisser/-sproeier..........48
Achteruitrijcamera.............200
Achteruitrijden................200
Activeringssysteem (alarmsysteem)....23
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
(cruisecontrol)..............189
aan .................189, 192
uit..................189, 192
Additieven, brandstof............310
Afstandsbediening,
startsysteem...............22
Airbag.....................126
Airbagwaarschuwingslampje.....125Airbag,
als een airbag wordt opgeblazen . . .132
Airbag
Event Data Recorder (EDR)......255
Frontairbag...............126
Knie-airbag aan bestuurderszijde . .128
Airbag,
kniebescherming............128
onderhoud................134
onderhoud van uw airbagsysteem . .134
Airbag
Redundant waarschuwingslampje
airbag..................126
Airbag,
uitgebreide ongelukkenrespons. . . .133
Airbag
Versnelde ongevalreactie........255
Vervoer van huisdieren.........148
Werking airbag..............127
Zijairbags.................128
Airbag Lampje..........77, 125, 149
Airco, filter...............57, 281
Airco, koelmiddel..............280
Aircosysteem..............55, 280
Airco, tips voor gebruik...........56Alarm
Alarm opnieuw inschakelen.......24
Alarm,
beveiligingsalarm.............81
Alarm
Het systeem inschakelen......23, 24
Het systeem uitschakelen........23
Alarm (beveiliging)..............23
Alarmknipperlichten............222
Alarmsysteem............23, 24, 81
Alarm inschakelen............23
Alarm uitschakelen............23
Alarmsysteem (beveiliging).......23, 24
Antiblokkeersysteem (ABS).........92
Anti-ongevalsysteem FCW (Forward Colli-
sion Warning)...............106
Antivries (motorkoelvloeistof).......316
assistentie..................222
Assmering..................320
Audio-aansluiting..............350
Automatische portiervergrendelingen . . .30
Automatische temperatuurregeling (ATC) .55
Automatische versnellingsbak.......164
Automatische versnellingsbak,
soort vloeistof..............320
INDEX
397