4-36
Multimediasysteem
Bluetooth
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
Selecteer [Bluetooth].
• Aansluitingen: Regel het koppelen en wissen van en verbinding
maken met en het verbreken van
de verbinding met Bluetooth ®
-
apparaten.
• Prioriteit autom. Verbinding: Stel de verbindingsprioriteit in vanBluetooth ®
-apparaten wanneer de
auto wordt gestart.
• Prioriteit autom. Verbinding: Contacten kunnen worden
gedownload vanaf aangeslotenBluetooth ®
-apparaten.
• Bluetooth-spraakaanwijzigingen: Afspelen of dempen van
gesproken aanwijzingen voor het
koppelen van, verbinding maken
met en storingen in Bluetooth ®
-
apparaten. Informatie
• Wanneer gekoppelde apparaten worden gewist, worden de
oproepgeschiedenis en de contacten
van het apparaat die in het
audiosysteem zijn opgeslagen,
gewist.
• Bij Bluetooth ®
-verbindingen met
een lage verbindingsprioriteit duurt
het mogelijk even voordat de
verbinding tot stand wordt
gebracht.
• Er kunnen alleen contacten worden gedownload van het Bluetooth ®
-
apparaat dat op dat moment is
aangesloten.
• Als er geen Bluetooth ®
-apparaat is
aangesloten, kan de toets
"Contacten actualiseren" niet
worden gebruikt.
• Als Slowaaks of Hongaars de ingestelde taal is, wordt
stembegeleiding via Bluetooth niet
ondersteund.
Systeem
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
van het audiosysteem Selecteer [
systeem].
• Taal/Language: wijzig de taal.
• Standaard: reset het audiosysteem.
Informatie
Het systeem wordt teruggezet naar de
standaardwaarden en alle opgeslagen
gegevens en instellingen gaan
verloren.
Weergave Uit
U kunt het scherm uitschakelen
terwijl het audiosysteem in werking
is, om schitteringen te voorkomen.
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
van het audiosysteem Selecteer
[Weergave Uit].
Informatie
Gebruik 'Screensaver' om de
informatie in te stellen die wordt
weergegeven wanneer het systeem
wordt uitgeschakeld.
i
i
i
5
ISG (Idle stop & go) .............................................5-51Activeren van het ISG-systeem...................................5-51
In de volgende gevallen wordt het automatisch
starten tijdelijk uitgeschakeld......................................5-54
Deactiveren van het ISG-systeem .............................5-55
Storing ISG-systeem ......................................................5-55
Deactiveren van accusensor ........................................5-55
In drive-stand geïntegreerd regelsysteem.......5-57
Blind-spot collision warning-systeem (BCW) .5-60 BCW (Blind-Spot Collision Warning-systeem) .........5-61
RCCW (Waarschuwing botsing kruisend
verkeer achterkant)........................................................5-63
Detectiesensor .................................................................5-65
Beperkingen van het system .......................................5-66
Forward collision-avoidance assist (FCA)- type
met sensorfusie (radar voor + camera voor) .5-68 Systeeminstelling en -activering.................................5-68
FCA-waarschuwingsmelding en systeemregeling...5-70
FCA-sensor .......................................................................5-72
Storing in het systeem...................................................5-74
Beperkingen van het systeem .....................................5-75 Lane keeping assist-systeem (LKA) .................5-81
Werking LKA .....................................................................5-82
Waarschuwingslampje en -melding............................5-86
Beperkingen van het systeem .....................................5-87
Wijzigen functie LKA-systeem ....................................5-88
Driver attention warning-systeem (DAW) .......5-89 Systeeminstelling en -
activering Systeeminstelling .........................................5-89
Resetten van het systeem ............................................5-90
Systeem standby .............................................................5-91
Storing in het systeem...................................................5-91
Snelheidsbegrenzingssysteem ...........................5-93 Bediening snelheidsbegrenzer .....................................5-93
Cruise control .......................................................5-95 Werking cruise control ..................................................5-95
Rijden onder speciale rijomstandigheden ......5-101 Rijden onder moeilijke omstandigheden .................5-101
Op eigen kracht lostrekken van de auto ...............5-101
Vloeiend nemen van bochten ....................................5-102
Rijden in het donker ....................................................5-102
Rijden in de regen ........................................................5-103
Doorwaden van water .................................................5-104
Rijden met hoge snelheden........................................5-104
Verkleinen van de kans op over de kop slaan ......5-104
5-90
Rijden met uw auto
• De bestuurder kan zijn rijgedragbekijken op het LCD-display.
Het DAW-scherm verschijnt als u
de tab ASSIST-modus ( )
selecteert op het LCD-display als
het systeem geactiveerd is. (Zie
voor meer informatie “Instellingen
LCD-display” in hoofdstuk 3.)
• Het aandachtsniveau van de bestuurder wordt weergegeven op
een schaal van 1 - 5. Hoe lager het
niveau, hoe onoplettender de
bestuurder is.
• Het niveau wordt lager als de bestuurder gedurende een
bepaalde periode geen pauzeneemt. • Het niveau wordt hoger als de
bestuurder gedurende een
bepaalde periode oplettend rijdt.
• Als de bestuurder het systeem inschakelt tijdens het rijden,
worden "Vorige pauze" en het
niveau weergegeven.
Neem een pauze
• De melding "Neem een pauze"verschijnt op het LCD-display en er
klinkt een waarschuwingssignaal
om de bestuurder voor te stellen
een pauze te nemen als het
aandachtsniveau van debestuurder lager is dan 1. • Het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) stelt de bestuurder
niet voor een pauze te nemen als
de totale reisduur korter is dan 10
minuten.
Resetten van het systeem
• Het laatste pauzetijdstip wordtingesteld op 00:00 en het
aandachtsniveau van de
bestuurder wordt ingesteld op 5
(zeer oplettend) als de bestuurder
het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) reset.
• Het Driver Attention Warning- systeem (DAW) reset het laatste
pauzetijdstip op 00:00 en het
aandachtsniveau van de
bestuurder op 5 in de volgende
situaties.
- De motor is uitgeschakeld.
- De bestuurder maakt zijnveiligheidsgordel los en opent
vervolgens het bestuurdersportier.
- De auto staat gedurende ten minste.
• Het Driver Attention Warning- systeem (DAW) gaat weer werken
als de bestuurder weer gaat rijden.
OPDE056063
OPDE056062
■Onoplettend rijgedrag
7
Onderhoud
7
Onderhoud
Motorruimte ............................................................7-3
Onderhoudswerkzaamheden ................................7-4Verantwoordelijkheid van de eigenaar ........................7-4
Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud
uitgevoerd door eigenaar................................................7-4
Door de eigenaar uit te voeren
onderhoudswerkzaamheden ................................7-5 Schema voor door de eigenaar uit te
voerenonderhoudswerk-zaamheden ...........................7-6
Uitleg bij onderhoudsschema ...............................7-7
Motorolie ...............................................................7-10 Motoroliepeil controleren (benzinemotor) ...............7-10
Motorolie verversen en filter vervangen..................7-12
Koelvloeistof .........................................................7-12 Controleren van het koelvloeistofpeil........................7-12
Vervangen van de koelvloeistof ..................................7-14
Rem-/koppelingsvloaeistof ................................7-15 Controle van niveau rem-/koppelingsvloeistof .......7-15
Ruitensproeiervloeistof.......................................7-16 Ruitensproeiervloeistofniveau controleren ..............7-16
Parkeerrem ...........................................................7-17 Controleer de parkeerrem ............................................7-17
Luchtfilter .............................................................7-17 Filter vervangen ..............................................................7-17 Interieurfilter ........................................................7-18
Controle filter .....................................................................718
Filter vervangen ..............................................................7-18
Ruitenwisserbladen ..............................................7-19 Controle bladen ...............................................................7-19
Vervangen van bladen ...................................................7-20
Accu .......................................................................7-22 Voor een optimale werking van de accu...................7-23
Accucapaciteitsticker .....................................................7-24
Accu opladen ....................................................................7-24
Te resetten onderdelen .................................................7-26
Banden en velgen ................................................7-26 Aandacht voor de banden ............................................7-27
Aanbevolen bandenspanning bij koude banden .....7-27
Bandenspanning controleren .......................................7-28
Wielen verwisselen .........................................................7-29
Wielen uitlijnen en balanceren ....................................7-29
Banden vervangen ..........................................................7-30
Velgen vervangen............................................................7-31
Grip .....................................................................................7-32
Onderhoud van banden .................................................7-32
Informatie op de wang van de band ..........................7-32
Banden met een kleine hoogte-/
breedteverhouding ..........................................................7-35
7
7-26
Onderhoud
Te resetten onderdelen
De volgende onderdelen moeten nadat de accu is ontladen of na het
weer aansluiten van de accukabels
mogelijk gereset worden. • Ruit automatisch omhoog/omlaag• Schuifdak
• Tripcomputer
• Verwarmings- en ventilatiesysteem• Geheugen bestuurdersstoel• Klok
• Audiosysteem•Controleer bij het controleren
van de bandenspanning ook
altijd die van het reservewiel.
•Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over
de auto en verminderde
tractie veroorzaken.
•Vervang banden ALTIJD door
banden van dezelfde maat als
de originele banden van deze
auto. Het gebruik van eenandere dan de
voorgeschreven bandenmaat
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag en
kan ervoor zorgen dat u de
controle over de auto verliest
of kan invloed hebben op het
antiblokkeersysteem (ABS)
van uw auto, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
BANDEN EN VELGEN
Door bandproblemen kunt u de
controle over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan. Tref de volgende
voorzorgsmaatregelen om dekans op ERNSTIG LETSEL tebeperken:
•Controleer de bandenspan-
ning maandelijks. Controleerde banden daarnaast op
slijtage en beschadigingen.
•De aanbevolen banden-
spanning bij koude bandenstaat in dit instructieboekje enop het bandenspanningslabel
op de middenstijl aan
bestuurderszijde. Gebruikaltijd een bandenspan-ningsmeter om debandenspanning te meten.
Banden met een te hoge of
een te lage spanning slijten
ongelijkmatig, wat een
negatieve invloed op dehandling heeft.
WAARSCHUWING
7-38
Onderhoud
7. Plaats een nieuwe zekering metdezelfde stroomsterkte en
controleer of hij stevig in de
klemmen zit. Neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer als de
zekering niet goed vastzit.
Als u geen reservezekering hebt,
kunt u in een noodgeval de zekering
van een ander circuit gebruiken dat
niet nodig is om te kunnen rijden,
bijvoorbeeld van de aansteker, mits
de zekering dezelfde stroomsterkteheeft.
Controleer de zekeringkast in de
motorruimte wanneer de koplampen
of andere elektrische componenten
niet werken en de zekeringen in orde
zijn. Vervang een doorgebrande
zekering door een zekering voor
dezelfde stroomsterkte.Zekeringschakelaar
Zet de zekeringschakelaar altijd instand ON.
Als u de schakelaar in stand OFF
zet, moeten sommige onderdelen,
zoals het audiosysteem en de
digitale klok, worden gereset en
werkt de Smart Key mogelijk nietgoed. Informatie
Als de zekeringschakelaar in stand
OFF staat, verschijnt de melding
"Schakel de FUSE SWITCH in".
(indien van toepassing)
• Zet de zekeringschakelaar tijdens het rijden altijd in stand ON.
• Beweeg de zekeringschakelaar niet herhaaldelijk. De
zekeringschakelaar kan hierdoor
beschadigd raken.
AANWIJZING
i
OOS077027OPDE046119