Page 417 of 540

6-18
Wat te doen in een noodgeval
Het reservewiel is niet uitgerust
met een bandenspanningssensor.
Controlelampje storing TPMS (bandenspanningsco
ntrolesysteem)
Het controlelampje storing TPMS
gaat branden nadat het ongeveer 1
minuut heeft geknipperd wanneer
er een probleem is met hetbandenspanningscontrolesysteem(TPMS).
We raden u aan het systeem door
een officiële HYUNDAI-dealer na te
laten kijken om het probleem te laten
vaststellen.
In het geval van een storing
in het TPMS gaat het
waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning mogelijk
niet branden, ook al is de
spanning van een band te laag.
AANWIJZING
AANWIJZING
Mogelijk gaat het
waarschuwingslampje lagebandenspanning in de winter of
bij koud weer branden als debanden bij warm weer op de
aanbevolen spanning zijn
gebracht. Het betekent niet dat
het TPMS defect is, omdat de
lagere temperatuur een
evenredig lagere
bandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanning
en stel deze af op de
aanbevolen spanning wanneer
u van een warm gebied naar een
koud gebied of vice versa
rijdt, of wanneer de
buitentemperatuur aanmerkelijktoe- of afneemt.
OPMERKING
Schade door lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt ervoor dat de auto
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle overde auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd. Doorrijden op banden met een
te lage spanning heeft
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.
WAARSCHUWING
Page 418 of 540

6-19
Wat te doen in een noodgeval
6
Een wiel wisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Weadviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken.Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdtmet een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
• Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet op het reservewiel isgemonteerd.
•Het controlelampje storing
TPMS gaat mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut knipperen
en blijft daarna branden als de
auto in de buurt rijdt van
elektriciteitskabels of zenders
zoals in de nabijheid van
politiebureaus, overheidsen
publieke gebouwen,
zendstations, militaire
installaties, luchthavens,
zendmasten, enz. Dit kan de
normale werking van het TPMSstoren.
•Het controlelampje storing
TPMS gaat mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut knipperen
en blijft daarna branden als er
sneeuwkettingen gebruikt
worden of als er in de auto
bepaalde elektronische
apparatuur wordt gebruikt,
zoals een notebook, een lader
voor een mobiele telefoon, een
externe starthulp of een
navigatiesysteem, enz. Dit kan
de normale werking van hetTPMS storen.
OPMERKING
Gebruik NOOIT
bandenreparatiemiddel om de
band met een te lage spanningte repareren.
Het afdichtingsmiddel kan debandenspanningssensoren
beschadigen. In dat geval moet u de bandenspanningssensor
vervangen.
OPMERKING
Page 419 of 540

6-20
Wat te doen in een noodgeval
U kunt de bandenspanning niet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Houd er
rekening mee dat een band die warm
is (door het rijden) een hogerebandenspanning heeft dan een band
die koud is (doordat deze gedurendeten minste 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode).
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
•Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
•Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal geleidelijk en lichtin en breng uw auto op een
veilige plaats naast de weg totstilstand.
WAARSCHUWING
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het bandenspan-
ningscontrolesyste em (TPMS)
verhindert mogelijk dat de
bestuurder door het systeem
wordt gewaarschuwd over een
te lage bandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.
WAARSCHUWING
Page 420 of 540
6-21
Wat te doen in een noodgeval
6
EUROPA
•Voer geen wijzigingen door
aan de auto; deze kunnen de
TPMS-functie beïnvloeden.
•Universele wielen zijn niet
voorzien van een TPMS-
sensor.
Voor uw veiligheid adviseren
we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
•Als u universele wielen onder
uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
HYUNDAI-dealer. Als uw auto
niet voorzien is van TPMS-
sensoren of als het TPMS niet
goed werkt, kunt u problemen
krijgen bij de APK.
❈Alle gedurende de
onderstaande periode op de
EUROPESE markt verkochte
auto's moeten zijn voorzien
van het TPMS. - Nieuw model auto:vanaf 1 november 2012
- Bestaand model auto: vanaf 1 november 2014
(op basis van
voertuigregistraties)WAARSCHUWING
Page 436 of 540

6-37
Wat te doen in een noodgeval
6
- De bandenspanning verhogen:Zet de schakelaar op de
compressor in stand I. Schakel
de compressor even uit om dehuidige bandenspanning-sinstelling te controleren.
- De bandenspanning verlagen: Druk knop (8) op de compressorin.
Gebruik de compressor niet
langer dan 10 minuten, omdat het
apparaat anders oververhit raakt
en beschadigd kan raken. Informatie
De manometer kan een hogere waarde
dan de werkelijke waarde aangeven
als de compressor draait. Om de juiste
waarde te kunnen aflezen, moet de
compressor worden uitgeschakeld. Informatie
Draai bij het plaatsen van de
gerepareerde band met velg op de
auto de wielmoeren aan met 11 - 13
kgm (79 - 94 lbf.ft).
i
i
AANWIJZING
De bandenspanning moet ten
minste 220 kPa (32 psi) zijn. Rijd
niet verder als dat niet het geval
is. Roep in dat geval hulp in.
WAARSCHUWING
Rijd opnieuw een stukje als de
band niet op spanning blijft.
Volg de aanwijzigen in 'Het
dichtmiddel verdelen'. Herhaaldan de stappen 1 tot en met 4.
Het IMS kan mogelijk niet
gebruikt worden bij
bandbeschadigingen groter dan
ongeveer 4 mm.
We adviseren u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer als de band
niet gerepareerd kan worden
met de Tire Mobility Kit.
OPMERKING
Bandenspanningssensor
(indien uitgerust met TPMS)
Het afdichtingsmiddel op de bandenspanningssensor en
velg moet worden verwijderdwanneer de band door een
nieuw exemplaar wordt
vervangen en de bandenspan-ningssensoren moeten door
een officiële HYUNDAI-dealer
worden gecontroleerd.
OPMERKING
Page 443 of 540

6-44
Wat te doen in een noodgeval
2. Sluit slang (3) van de compressoraan op het ventiel van de band.
3. Steek de aansluiting van de compressor in de 12V-aansluiting
van de auto.
4. Breng de band op de aanbevolen spanning.
Schakel het contact in en ga dan
als volgt te werk.
- De bandenspanning verhogen: Schakel de compressor uit.
Schakel de compressor even uitom de huidige bandenspanning
-
sinstelling te controleren.
- De bandenspanning verlagen: Druk knop (9) op de compressor in.
Gebruik de compressor niet
langer dan 10 minuten, omdat het
apparaat anders oververhit raakt
en beschadigd kan raken. Informatie
De manometer kan een hogere waarde
dan de werkelijke waarde aangeven
als de compressor draait. Om de juiste
waarde te kunnen aflezen, moet de
compressor worden uitgescha-keld.
Informatie
Draai bij het plaatsen van de
gerepareerde band met velg op de
auto de wielmoeren aan met 11 - 13
kgm (79 - 94 lbf.ft).
i
i
AANWIJZING
De bandenspanning moet ten
minste 220 kPa (32 psi) zijn. Rijd
niet verder als dat niet het geval
is. Roep in dat geval hulp in.
WAARSCHUWING
Rijd opnieuw een stukje als de
band niet op spanning blijft.
Volg de aanwijzigen in 'Het
dichtmiddel verdelen'. Herhaaldan de stappen 1 tot en met 4.
Het IMS kan mogelijk niet
gebruikt worden bij
bandbeschadigingen groter dan
ongeveer 4 mm.
We adviseren u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer als de band
niet gerepareerd kan worden
met de Tire Mobility Kit.
OPMERKING
Bandenspanningssensor
(indien uitgerust met TPMS)
Het afdichtingsmiddel op de bandenspanningssensor en
velg moet worden verwijderdwanneer de band door een
nieuw exemplaar wordt
vervangen en de bandenspan-ningssensoren moeten door
een officiële HYUNDAI-dealer
worden gecontroleerd.
OPMERKING
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24