Page 161 of 244

Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
1APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel10 Voorbereiding voor treksysteem 19 Verwarmingselement
2 Beschikbaar 11 Timeraccu, centrale eenheid interieur 20Achterruitenwissers,
ruitensproeierpomp, claxon
3 Beschikbaar 12Dagrijlichten, voorste parkeerlichten,
grootlicht rechts, dimlicht links21 Algemene APC-lader
4+ accu voor voertuigen met
elektronische sleutel13 Alarmknipperlichten, richtingaanwijzers 22 Achteruitrijlichten
5 Extra airconditioning 14 Vergrendeling opengaande delen 23 Rempedaalschakelaar
6 Extra interieurverwarming 15Dagrijlichten links, parkeerlichten
achter, grootlicht links, dimlicht rechts24
Inspuiting, ontsteking
(1)
7Elektrische buitenspiegels, extra
centrale regeleenheid16Kentekenplaatverlichting,
mistkoplampen en mistachterlichten25
Airbag, stuurslot(1)
8 Buitenspiegelverwarming 17Alarmen, geluidssignalen, hendels voor
lampen en ruitenwissers26Elektrische ruitbediening
passagierszijde
9Autoradio, multimediasysteem,
achteruitkijkspiegel,
diagnose-aansluiting.18 Instrumentenpaneel 27
Stuurbekrachtiging
(1)
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
159
Page 162 of 244

Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
28 Remlichten 34 Interieurverlichting, airconditioning 40 Extra stopcontact achter
29APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel35Startmotor voor voertuigen met
elektronische sleutel41
Starter BCM
(1)
30 Extra algemeen 36 Ruitenwisser achter 42 Verwarmde stoelen
31Sigarenaansteker,
hulpstopcontact37 Elektromagnetische waarschuwing 43 Snelheidsmeter
32 Verwarmingselement 38 Extra stopcontact in laadruimte 44 Voorruitwisser
33
Remlichten, ABS, zender
(1)39Motor elektrische ruitbediening
bestuurderszijde45 Verwarming en klimaatregeling
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
BELANGRIJK
162)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
163)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
164)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, probeer dan niet eigenhandig
reparaties uit te voeren maar neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
165)Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is van de startschakelaar en of alle stroomverbruikers
uitstaan en/of zijn ontkoppeld.
166)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
30)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
31)Als de motorruimte moet worden gewassen, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast en de motortjes
van de ruitenwissers terechtkomt.
160
NOODGEVALLEN
Page 163 of 244

IN GEVAL VAN EEN
LEKKE BAND
Afhankelijk van het voertuig, kan er een
bandenreparatiekit of een reserveband
in de auto aanwezig zijn (zie de
volgende pagina).
EEN WIEL
VERVANGEN
167) 168) 169) 170) 171) 172)
Gereedschap
Het gereedschap in de
gereedschapstas varieert afhankelijk
van de functie van het voertuig. De
gereedschapstas 2 fig. 249 bevindt zich
onder de bestuurdersstoel. Zet de stoel
naar voren en doe de rugleuning
omlaag, om de gereedschapskist uit te
nemen (raadpleeg de paragraaf
"Voorstoelen” in het hoofdstuk
“Kennismaken met uw voertuig”). Haal
de bevestigingsschroef 1 fig. 249 uit te
tas en draai de tas om hem te
verwijderen.In de gereedschapstas treft u aan
fig. 250:
3: de krik (die naar behoren moet
worden ingeklapt voordat hij terug in de
kist wordt gedaan, waarbij de hendel
moet worden verplaatst);
4: de sleutel voor de
diefstalbeveiligingsschroeven om het
wiel mee te bevestigen;
5: de sleutel voor het verwijderen van
de wieldoppen;
6: de inbussleutel;
7: de wielmoersleutel om de
wielmoeren en de reservebandhouder
mee los en weer vast te schroeven;
8: sleepring (zie de paragraaf "Het
voertuig slepen” in dit hoofdstuk).
Reserveband
Voor voertuigen die hiermee zijn
uitgerust, moet u gereedschap A
fig. 251 gebruiken, bestaande uit:
de wielmoersleutel 2 fig. 251;
249T36718-1250T36692
161
Page 164 of 244

voor bepaalde versies, de specifieke
dop voor de
diefstalbeveiligingsschroeven 1 fig. 251.
Het reservewiel B fig. 252 uitnemen:
draai met gereedschap A
fig. 251 moer 5 fig. 252 (rechterkant)
volledig en moer 3 fig. 252 (linkerkant)
gedeeltelijk los om de holte van de
houder 4 fig. 252 vrij te maken van
moer 3.
Bevrijd het reservewiel.
Afhankelijk van de versie is er
documentatie met de boven
beschreven instructies in de
gereedschapskist.
Ga in omgekeerde volgorde te werk om
reserveband B fig. 252 weer terug te
plaatsen. Controleer of beugel 4 correct
is geplaatst voor het aanspannen van
moeren 3 en 5 fig. 252.BELANGRIJK In bepaalde gevallen
(lekke achterband, voertuig belast met
een treksysteem) moet het voertuig
worden opgeheven (met het hefpunt
dat zich het dichtstbij de betreffende
band bevindt) om toegang te krijgen tot
de reserveband.
Wieldop
Verwijder wieldop 9 met sleutel 5
fig. 253 door de haak in een van de
buitenste openingen in de wieldop te
steken.
Plaats de wieldop, om hem weer terug
te plaatsen, ten opzichte van ventiel 10
fig. 253.
Introduceer de bevestigingshaken,
beginnend aan de ventielzijde A, en dan
B en C, en eindigend met de zijde
tegenover ventiel D fig. 253.Verwijder wieldop 11 fig. 254 met
sleutel 5 door de haak in een van de
buitenste opening in de wieldop te
steken.
Breng de wieldop weer aan door de vijf
bevestigingen van de wieldop ten
opzichte van de vijf bevestigingsmoeren
fig. 254 te plaatsen en hard op het
midden van de wieldop te drukken om
hem op het wiel te haken.
251T36688
252T36689253T36693
254T36694
162
NOODGEVALLEN
Page 165 of 244

Een wiel vervangen
Draai de wielmoeren los met sleutel 1
fig. 255.
Plaats de krik 2 fig. 256 horizontaal
zodat de kop van de krik 3
fig. 256 overeenkomt met de opening
onder het chassis dat zich het dichtstbij
het betreffende wiel bevindt.
Breng de krik dusdanig omhoog dat de
basis van het voertuig er goed op kan
rusten (hij moet enigszins onder het
voertuig staan en zijn uitgelijnd met de
kop van de krik).
Draai de moeren los en verwijder de
band.
Plaats de reserveband in het midden
van de naaf.
Haal de moeren aan en breng de krik
omlaag.
Zet de schroeven stevig vast als de
band op de grond staat en controleer
zo snel mogelijk of ze goed vastzitten.BELANGRIJK Als u
diefstalbeveiligingsschroeven gebruikt,
plaats deze dan zo dicht mogelijk bij het
ventiel (anders loopt u het risico dat u
de wielplaat niet aan kunt brengen).
BELANGRIJK
167)Schakel de alarmknipperlichten in.
Parkeer het voertuig ver uit de buurt van
het verkeer op een bestendige ondergrond
die niet glad is. Trek de handrem omhoog
en schakel een versnelling in. Zorg ervoor
dat alle inzittenden het voertuig verlaten en
uit de buurt van het verkeer blijven.
168)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant van
het voertuig vlak naast een rijbaan: zorg
ervoor dat het voertuig op een voldoende
afstand van de weg staat, om te vermijden
overreden te worden.169)Gebruik de alarmknipperlichten, de
gevarendriehoek enz., om te laten zien dat
uw voertuig stilstaat. Alle inzittenden
moeten het voertuig auto verlaten, vooral
als het zwaar beladen is, en uit de buurt
van gevaarlijk verkeer wachten tot het wiel
is verwisseld.
170)De reserveband heeft niet dezelfde
maat als de overige vier. Breng nooit meer
dan één reserveband aan op hetzelfde
voertuig. De standaard band is breder dan
de reserveband, dus het voertuig ligt lager.
Vervang de reserveband zo spoedig
mogelijk door een band die identiek is aan
het origineel. Uw snelheid mag tijdens
gebruik van de reserveband, wat slechts
tijdelijk is, niet hoger zijn dan de snelheid
aangegeven op het etiket van het wiel. Als
u sneeuwkettingen moet gebruiken,
monteer dan het reservewiel op de
achteras en controleer de spanning.
Gebruik van deze band kan het normale
rijgedrag van het voertuig veranderen.
Vermijd plotseling versnellen of remmen en
verlaag uw snelheid in bochten.
171)Laat nooit gereedschap in uw
voertuig slingeren: als u plotseling remt,
zouden deze over de bodemplaat kunnen
bewegen en een gevaar voor de
inzittenden kunnen vormen. Zet het
gereedschap na gebruik vast in de
gereedschapstas en plaats deze correct in
zijn positie: gevaar voor letsel. De krik mag
alleen worden gebruikt voor het vervangen
van een wiel. Hij mag nooit worden
gebruikt om het voertuig op te hogen om
een reparatie eronder uit te voeren.
255T36695
256T36696
163
Page 166 of 244

172)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer aan de bestuurderszijde liggen: als er
hard moet worden geremd kunnen ze
onder de pedalen terechtkomen en het
gebruik daarvan verhinderen.BANDENOPBLAASKIT
173)
32) 33) 34) 35) 36) 37) 38)
Zet de stoel zover mogelijk naar
achteren en klap de rugleuning neer om
de kit uit te nemen.
Haal de bevestigingsschroef C
fig. 258 uit te gereedschapstas en draai
de tas om hem te verwijderen.Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
van de kit
De kit mag niet meer dan
15 achtereenvolgende minuten worden
gebruikt.
Ga als volgt te werk met draaiende
motor en aangetrokken handrem;
rol de slang van de bus af;
sluit de compressorslang 3
fig. 259 aan op de bus 8;
sluit de bus 8 aan of schroef hem
vast, afhankelijk van de versie, in de
holte 7 fig. 259 van de compressor;
Schroef de ventieldop van de band
los en schroef de opblaasslang 1
fig. 259 vast;
trek alle eerder aangesloten
accessoires uit het stopcontact;
sluit stekker 2 fig. 259 aan op het
stopcontact van het voertuig;
257T32788
258T36718
259T35749
164
NOODGEVALLEN
Page 167 of 244

druk op schakelaar 4 fig. 259 om de
band op te pompen tot de
voorgeschreven spanning (zie paragraaf
"Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Onderhoud en verzorging”);
stop na hooguit 15 minuten met
pompen;
OPMERKING Tijdens het legen van de
bus (ongeveer 30 seconden) geeft de
drukmeter 5 fig. 259 kortstondig een
spanning van max. 6 bar aan en daalt
dan weer.
herstel de spanning: ga verder met
oppompen van de band met de kit als
de spanning moet worden verhoogd;
druk op knop 6 fig. 259 als de spanning
moet worden verlaagd.
Als na 15 minuten nog geen
minimumspanning van 1,8 bar is
bereikt, kan de band niet worden
gerepareerd; rijd niet verder en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Verwijder de kit als de band eenmaal
correct is opgepompt: schroef
langzaam de oppompslang 1
fig. 259 los zodat de inhoud van het
product niet spettert en plaats de bus in
een plastic zak zodat het product niet
kan lekken.
Bevestig het instructielabel op het
dashboard, waar de bestuurder het kan
zien;
plaats de kit weer in de
gereedschapstas en leg hem onder de
bestuurdersstoel;
als de eerste pomphandelingen zijn
verricht, blijft de band leeglopen en
moet eerst met het voertuig worden
gereden om het gat te stoppen.
Vertrek onmiddellijk en rijd met een
snelheid uiteenlopend van 20 tot
60 km/h om het product gelijkmatig
door de band te verdelen en stop na
3 km om de spanning te controleren;
als de spanning hoger is dan 1,3 bar,
maar lager dan voorgeschreven, moet
de spanning hersteld worden (zie het
etiket op het bestuurdersportier);
raadpleeg anders het Fiat
Servicenetwerk: u kunt de band niet
repareren.
BELANGRIJK
173)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer aan de bestuurderszijde liggen: als er
hard moet worden geremd kunnen ze
onder de pedalen terechtkomen en het
gebruik daarvan verhinderen.
BELANGRIJK
32)Met de kit kunnen banden worden
gerepareerd waarvan het profiel A fig. 257
is beschadigd door vreemde objecten
kleiner dan 4 mm. Het kan niet alle soorten
lekke banden repareren, zoals insnijdingen
dieper dan 4 milimeter en die aan zijde B
fig. 257 van de band. Zorg er ook voor dat
de velgen in goede staat verkeren. Als het
vreemde object dat het gat heeft
veroorzaakt nog in de band zit, verwijder
het dan niet.
33)Gebruik de opblaaskit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een gat in de band. Controleer de zijkanten
van de band zorgvuldig voordat enige
werkzaamheden worden verricht. Rijden
met geheel of gedeeltelijk leeggelopen (of
lekke) banden kan gevaarlijk zijn en de band
onherstelbaar beschadigen. Deze reparatie
is tijdelijk. Een lekke band moet zo snel
mogelijk onderzocht (en indien mogelijk
gerepareerd) worden door een specialist.
Als een band wordt vervangen die is
gerepareerd met de kit, breng de
reparateur hier dan altijd van op de hoogte.
Tijdens het rijden kunt u trillingen
waarnemen die worden veroorzaakt door
het product in de band.
165
Page 168 of 244

34)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Voorkom spetters
op de huid als u de reparatiebus gebruikt.
Als het product in contact komt met de
huid, spoel de huid dan grondig af. Houd
de kit buiten bereik van kinderen. Laat lege
bussen niet achter in de omgeving. Lever
deze af bij een Fiat Servicepunt of een
afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
35)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
36)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
37)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.38)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
174) 175) 176) 177) 178)
39)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
260T36708
166
NOODGEVALLEN