Dashboardkastverlichting
Laat de lamp van de
dashboardkastverlichting vervangen bij
een Fiat Servicepunt.
BELANGRIJK
350)Wacht tot de uitlaatleidingen zijn
afgekoeld alvorens de lamp te vervangen:
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!
351)Vervang de lamp alleen als de motor
uit staat en met het voertuig in een veilige
positie die geen gevaar oplevert voor het
verkeer, zodat de lamp veilig kan worden
vervangen. Controleer ook of de motor
koud is, om het risico op brandwonden te
voorkomen.
352)In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk; als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.353)Lampen zijn zeer heet als ze net zijn
uitgezet. Wacht voor het vervangen van
een lamp totdat de lamp voldoende is
afgekoeld, voordat u hem aanraakt. Anders
zou u zich kunnen branden.
354)Ga voorzichtig met halogeenlampen
om. Het gas in halogeenlampen staat
onder druk, dus als u de lamp laat vallen of
krast, kan de lamp breken.
355)Houd een halogeenlamp nooit met
blote handen, vuile handschoenen, enz.
vast. Door het vet van uw handen zou de
lamp de volgende keer dat de koplampen
worden gebruikt, kunnen breken
fig. 0 fig. 423. Als het glasoppervlak vuil is,
moet het worden gereinigd met alcohol,
verfverdunner, enz. en weer worden
teruggezet nadat het grondig is gedroogd.
356)Raadpleeg altijd een specialist voordat
u de lampen van HID-koplampen repareert
of vervangt. Het stroomcircuit, de lampen
en de elektroden genereren namelijk een
hoge spanning waarvan u een elektrische
schok zou kunnen krijgen.
357)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
358)Vervang lampen alleen wanneer de
motor uit is. Controleer ook of de motor
koud is, om het risico op brandwonden te
voorkomen.
359)Installeer geen in de handel
verkrijgbare LED-type lampen. In de handel
verkrijgbare LED-type lampen kunnen de
werking van het voertuig negatief
beïnvloeden, zoals het niet correct werken
van de lampen of andere apparaten van het
voertuig.360)Gebruik voor het vervangen van een
lamp, een nieuwe lamp met hetzelfde
wattage en dezelfde kleur. Wanneer u een
andere lamp installeert, kan de lamp
haperen of niet inschakelen en brand in het
voertuig veroorzaken.
361)Vraag bij het erkende Fiat
Servicenetwerk na wanneer een
HID-koplamp moet worden gerepareerd of
de lamp moet worden vervangen. In de
lamp en de elektroden van de HID-lamp
wordt een hoge spanning gegenereerd, die
een zware stroomschok kan geven als de
lamp en de stekker worden verwijderd of
losgemaakt.
457AHZ101043
263
KATALYSATOR
372)
De spoelinrichtingen voor de
uitlaatgassen die met een katalysator
worden gebruikt, zijn uiterst efficiënt in
de reductie van giftige gassen. De
katalysator wordt in het uitlaatsysteem
geïnstalleerd.
Het is belangrijk dat de motor goed
afgestemd blijft om ervoor te zorgen dat
de katalysator naar behoren werkt en
om eventuele schade aan de
katalysator te voorkomen.
Opmerking Gebruik brandstof van het
type dat wordt aanbevolen in
"Brandstofkeuze".
BELANGRIJK
372)Parkeer of gebruik dit voertuig, net als
ieder ander voertuig, niet in omgevingen
waar brandbare materialen, zoals droog
gras of bladeren, in contact kunnen komen
met een hete uitlaat, aangezien hierdoor
brand kan ontstaan.
MOTOROLIE
De motorolie controleren en
bijvullen
373)
A — Minimumpeil
B — Maximumpeil
C — Markering olieverversing
De gebruikte motorolie heeft een
enorme invloed op de prestaties, de
duurzaamheid en het startvermogen
van de motor. Gebruik altijd olie van de
aanbevolen kwaliteit en met de juiste
viscositeit. Iedere motor verbruikt bij
normale werking een bepaalde
hoeveelheid olie. Het is daarom
belangrijk het oliepeil regelmatig of voor
iedere lange reis te controleren.
1. Parkeer de auto op een horizontale
ondergrond.
2. Zet de motor af.
3. Wacht een paar minuten.4. Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek.
5. Steek de peilstok zo diep mogelijk
terug.
6. Neem de peilstok uit en lees het
oliepeil af, dat binnen het aangegeven
bereik zou moeten staan.
7. Als het oliepeil zich onder de
gespecificeerde limiet bevindt, verwijder
dan de dop op de cilinderkop en vul
olie bij tot het peil zich weer binnen het
gespecificeerde bereik bevindt. Vul niet
teveel olie bij om schade aan de motor
te voorkomen. Gebruik altijd de
gespecificeerde motorolie en meng
nooit verschillende soorten olie.
8. Sluit de dop stevig na het bijvullen.
9. Controleer het oliepeil door de
stappen 4 t/m 6 te herhalen.
Opmerking Controleer of vul de olie als
volgt bij.
Als het oliepeil in bovengenoemde
stap 6 is gecontroleerd, controleer het
dan ook aan de onderkant van de
peilstok, want het oliepeil ziet er anders
uit aan de twee kanten van de peilstok.
Op voertuigen met een dieselroetfilter
(DPF) moet het oliepeil zich tussen (A)
en (B) op de peilstok bevinden.
Op voertuigen met DPF moet het
oliepeil zich tussen (A) en (C) (markering
voor olieverversing) op de peilstok
bevinden. Ververs de olie zo snel
mogelijk, als het oliepeil verder staat
459AHA102654
274
SERVICE EN ONDERHOUD