Opmerking Er zit een
temperatuursensor (A) voor de lucht in
het interieur op de weergegeven plaats.
Plaats nooit iets op de sensor,
aangezien de sensor hierdoor niet naar
behoren werkt.
Opmerking Het scherm van het
bedieningspaneel van de airconditioning
kan in extreme kou traag werken. Dit
duidt niet op een probleem. Dit
verdwijnt als de temperatuur in het
voertuig oploopt tot een normale
temperatuur.
Ventilatorsnelheidsschakelaar
Druk op
van de
ventilatorsnelheidsschakelaar om de
ventilatorsnelheid te verhogen.
Druk op
van de
ventilatorsnelheidsschakelaar om de
ventilatorsnelheid te verlagen. De
geselecteerde ventilatorsnelheid wordt
weergegeven op het display (A).Bedieningspaneel airconditioning
— standaardmodus
Bedieningspaneel airconditioning
— dubbele zone
1 — verhogen
2 — verlagenTemperatuurregelingsschakelaar
Duw
ofvan de
temperatuurregelingsschakelaar naar
de gewenste temperatuur.
De geselecteerde temperatuur wordt
weergegeven op het display (A).
Opmerking De temperatuurwaarde van
de airconditioning wordt op het
multi-informatiedisplay afgewisseld met
de weergave van de buitentemperatuur.
Raadpleeg "De temperatuureenheid
veranderen".
Opmerking Zolang de temperatuur van
de motorkoelvloeistof laag is, is de
temperatuur van de lucht die uit de
verwarming komt, zelfs als u de
schakelaar op warme lucht hebt gezet,
koel/koud tot de motor is opgewarmd.
Als het systeem in de automatische
stand staat, wordt de ventilatormodus
overgeschakeld naar
en wordt de
ventilatorsnelheid verlaagd, om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
124AH3100463M
125AH3100463B
126AA0112354
68
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Opmerking Als de temperatuur zo
hoog of zo laag mogelijk wordt gezet,
worden de luchtselectie en de
airconditioning als volgt aangepast.
Bovendien, als na een automatische
overschakeling de luchtselectie
handmatig wordt bediend, wordt de
handmatige bediening geselecteerd.
Snelle verwarming(Als de
temperatuur op de hoogste stand
wordt gezet): buitenlucht wordt
geïntroduceerd en de airconditioning
gaat uit.
Snelle verkoeling(Als de
temperatuur op de laagste stand wordt
gezet): binnenlucht wordt
gerecirculeerd en de airconditioning
gaat aan.
De bovenstaande instellingen zijn de
fabrieksinstellingen.
De luchtselectie- en
airconditioningsschakelaars kunnen
naar wens worden aangepast (de
functie-instellingen kunnen worden
gewijzigd), en de automatische
inschakeling van buitenlucht en de
airconditioning kan naar wens worden
aangepast. Wendt u voor nadere
informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg "Airconditioningsschakelaar
naar wens aanpassen" en
"Luchtselectie naar wens aanpassen".Gesynchroniseerde modus en
dual-modus
De temperaturen aan de
bestuurderszijde en aan de
passagierszijde kunnen afzonderlijk
worden geregeld. In dit geval wordt
"DUAL" weergegeven op het display
(A).
Gesynchroniseerde modus
Als de temperatuurregelingsschakelaar
aan de bestuurderszijde wordt
ingedrukt, wordt de temperatuur aan de
passagierszijde op dezelfde
temperatuur ingesteld als aan de
bestuurderszijde.
Dual-modus
Als de temperatuurregelingsschakelaar
aan de passagierszijde in de
gesynchroniseerde modus wordt
ingedrukt, schakelt het systeem over
naar de dual-modus. In de dual-modus
kan de temperatuur aan de
bestuurderszijde afzonderlijk wordeningesteld van de temperatuur aan de
passagierszijde door de eigen
temperatuurregelingsschakelaar te
gebruiken. Druk op de schakelaar
AUTO om terug te schakelen naar de
gesynchroniseerde modus.
Luchtselectieschakelaar
Druk op de luchtselectieschakelaar om
de luchtselectie te veranderen.
Buitenlucht(indicatielampje (A) is
UIT): buitenlucht wordt in het interieur
geïntroduceerd.
Gerecirculeerde lucht
(indicatielampje (A) is AAN): lucht wordt
in het interieur gerecirculeerd.
68)
Opmerking Gebruik onder normale
omstandigheden de buitenstand om de
voor- en zijruiten schoon te houden en
condens of ijs van de voorruit te
verwijderen. Gebruik de
recirculatiestand als een hoge
127AA0112367
128AHA101543
69
koeltemperatuur gewenst is of als de
buitenlucht stoffig of anderszins
verontreinigd is. Schakel regelmatig
naar de buitenstand voor meer
ventilatie, zodat de ruiten niet beslaan.
Als de motorkoelvloeistoftemperatuur
tot boven een bepaald niveau stijgt,
schakelt de luchtselectie automatisch
over naar de recirculatiestand en gaat
het indicatielampje (A) aan. In dit geval
schakelt het systeem zelfs niet naar de
buitenstand als de
luchtselectieschakelaar wordt
ingedrukt.
Luchtselectie naar wens aanpassen
De functies kunnen naar wens worden
gewijzigd, zoals hieronder aangegeven.
Automatische luchtregeling
ingeschakeld - Als de schakelaar AUTO
wordt ingedrukt, wordt de
luchtselectieschakelaar ook
automatisch bediend.
Automatische luchtregeling
uitgeschakeld - Zelfs als de schakelaar
AUTO wordt ingedrukt, wordt de
luchtselectieschakelaar niet
automatisch bediend.
Instellingen wijzigen - Houd de
luchtselectieschakelaar ongeveer
10 seconden of langer ingedrukt.
1. Als de instelling wordt gewijzigd van
ingeschakeld naar uitgeschakeld,
worden 3 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje 3 keer
knipperen.2. Als de instelling wordt gewijzigd van
uitgeschakeld naar ingeschakeld,
worden 2 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje 3 keer
knipperen.
Opmerking De fabrieksinstelling is
"Automatische luchtregeling
ingeschakeld".
Als de achterruitverwarmingsschakelaar
wordt ingedrukt, schakelt de ventilator,
zelfs als "Automatische luchtregeling
uitgeschakeld" is ingesteld,
automatisch over naar buitenlucht, om
te voorkomen dat de ruiten beslaan.
AUTO-schakelaar
Als de schakelaar AUTO wordt
ingedrukt, gaat het indicatielampje (A)
aan en worden de aan-/uitstatus van de
modusselectie, regeling van de
ventilatorsnelheid, selectie van
gerecirculeerde/buitenlucht,
temperatuurregeling en airconditioning
automatisch geregeld.Airconditioningsschakelaar
Druk op de schakelaar om de
airconditioning aan te zetten; het
indicatielampje
wordt op het display
(A) weergegeven.
Druk opnieuw op de schakelaar om de
airconditioning uit te schakelen.
Airconditioningsschakelaar naar
wens aanpassen
De functies kunnen naar wens worden
gewijzigd, zoals hieronder aangegeven.
Automatische regeling airconditioning
ingeschakeld - Als de schakelaar AUTO
is ingedrukt of de
temperatuurregelingsschakelaar op de
minimumtemperatuur is ingesteld,
wordt de airconditioningsschakelaar
automatisch geregeld.
Automatische regeling airconditioning
uitgeschakeld - De
airconditioningsschakelaar wordt niet
129AHA101556
130AHA101569
70
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
automatisch geregeld zolang de
airconditioningsschakelaar niet wordt
bediend.
Instellingen wijzigen - Houd de
airconditioningschakelaar ongeveer
10 seconden of langer ingedrukt.
1. Als de instelling wordt gewijzigd van
ingeschakeld naar uitgeschakeld,
worden 3 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje
3 keer
knipperen.
2. Als de instelling wordt gewijzigd van
uitgeschakeld naar ingeschakeld,
worden 2 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje
3 keer
knipperen.
Opmerking De fabrieksinstelling is
"Automatische regeling airconditioning
ingeschakeld".
Opmerking Als de
achterruitverwarmingsschakelaar wordt
ingedrukt, wordt de airconditioning,
zelfs als "Automatische regeling
airconditioning uitgeschakeld" is
ingesteld, automatisch geregeld, om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
OFF-schakelaar
Druk op de schakelaar om het
airconditioningssysteem uit te
schakelen.MODE-schakelaar
Iedere keer als de MODE-schakelaar
wordt ingedrukt, schakelt de modus in
de volgende volgorde over naar de
volgende modus:
>>>>. De geselecteerde modus wordt
weergegeven op het display (A)
(raadpleeg "Modusselectie").Achterruitverwarmingsschakelaar
Als deze schakelaar wordt ingedrukt,
schakelt de modus over naar de modus
. Het indicatielampje (A) gaat
branden. De geselecteerde modus
wordt weergegeven op het display (B)
(raadpleeg "Modusselectie").
Opmerking Als de
achterruitverwarmingsschakelaar wordt
ingedrukt, worden automatisch het
airconditioningssysteem en buitenlucht
(in tegenstelling tot gerecirculeerde
lucht) geselecteerd. Deze automatische
inschakeling, zelfs als "Automatische
regeling airconditioning uitgeschakeld"
of "Automatische luchtregeling
uitgeschakeld" zijn ingesteld, dient om
te voorkomen dat de ruiten beslaan
(raadpleeg "Airconditioningsschakelaar
naar wens aanpassen" en
"Luchtselectie naar wens aanpassen").
131AHA101572
132AHA101585
133AHA101598
71
Bediening van het systeem in de
automatische modus
Gebruik het systeem onder normale
omstandigheden in de automatische
modus en volg de volgende
procedures:
1. Druk op de AUTO-schakelaar.
2. Zet de
temperatuurregelingsschakelaar op de
gewenste temperatuur.
De aan-/uitstatus van de
modusselectie, regeling van de
ventilatorsnelheid, selectie van
gerecirculeerde/buitenlucht,
temperatuurregeling en airconditioning
worden allemaal automatisch geregeld.
Opmerking
Als de
ventilatorsnelheidsschakelaar,
airconditioningsschakelaar,
modusschakelaar of
luchtselectieschakelaar wordt bediend,
terwijl het systeem in de automatische
modus staat, krijgt de geactiveerde functie
prioriteit over de desbetreffende functie
van de automatische regeling. Alle andere
functies blijven automatisch geregeld.
Bediening van het systeem in de
handmatige modus
De ventilatorsnelheid en -modus
kunnen handmatig worden geregeld
door de ventilatorsnelheidsschakelaar
en de MODE-schakelaar op de
gewenste stand te zetten. Druk op de
AUTO-schakelaar om de automatische
werking weer in te schakelen.Ontwasemen van de voor- en
portierruiten
67)
Normaal ontwasemen
1. Zet de luchtselectieschakelaar op de
buitenstand.
2. Zet de MODE-schakelaar op de
stand
.
3. Selecteer de gewenste
ventilatorsnelheid door deventilatorsnelheidsschakelaar in te
drukken.
4. Kies de gewenste temperatuur door
op de temperatuurregelingsschakelaar
te drukken.
5. Druk op de
airconditioningsschakelaar.
Snel ontwasemen
1. Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om
over te schakelen naar de stand
.
135AH3100199
136AH3100203
72
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
2. Zet de ventilator op
maximumsnelheid.
3. Zet de temperatuur op de hoogste
stand.
Opmerking Richt de luchtstroom van
de zijroosters voor een effectieve
ontwaseming naar de portierruiten.
Zet de temperatuur niet op maximale
koeling. De koele lucht blaast tegen de
ruiten en voorkomt condensvorming.
Als de achterruitverwarmingsschakelaar
op voertuigen met een Start&Stop-
systeem wordt ingedrukt, werkt het
Start&Stop-systeem niet en wordt de
motor zelfs niet automatisch afgezet als
het voertuig wordt stilgezet. Dit is om
het goede zicht te behouden.
BELANGRIJKE ADVIEZEN
VOOR GEBRUIK VAN DE
AIRCONDITIONING
Parkeer het voertuig in de schaduw.
Als het voertuig in de hete zon wordt
geparkeerd, wordt het interieur extreem
warm en is meer tijd nodig om het
interieur te koelen. Als toch in de zon
moet worden geparkeerd, zet dan de
ruiten de eerste minuten dat de
airconditioning aanstaat open om de
hete lucht naar buiten te laten.
Sluit de ruiten als de airconditioning
wordt gebruikt. Als buitenlucht door de
ruiten naar binnenkomt, neemt de
koelefficiëntie af.
Teveel koeling is niet goed voor degezondheid. De binnentemperatuur
dient niet meer dan 5 à 6°C lager te zijn
dan de buitentemperatuur.
Zorg er bij gebruik van het systeem
voor dat de luchtinlaat, voor de voorruit,
niet is geblokkeerd door bijvoorbeeld
bladeren of sneeuw. Als bladeren in de
luchtkamer van de luchtinlaat
terechtkomen, kan de luchtstroom
afnemen en kan de waterafvoer van de
luchtkamer verstopt raken.
Aanbevelingen voor het koelmiddel
van het airconditioningssysteem
Als de airconditioning minder effectief
lijkt dan normaal, zou er sprake kunnen
zijn van een koelvloeistoflek. We raden
u aan het systeem na te laten kijken.
Voor het airconditioningssysteem van
uw voertuig moet koelmiddel HFC-134a
(R134a) worden gebruikt.
Gebruik van andere koel- of
smeermiddelen kan ernstige schade
veroorzaken, waardoor het volledige
airconditioningssysteem van uw
voertuig moet worden vervangen. Er
moet voorkomen worden dat het
koelmiddel in de atmosfeer
terechtkomt.
We raden daarom aan het koelmiddel
op te vangen en te recyclen voor verder
gebruik.
Bij lange perioden van onbruik
De airconditioning moet zelfs bij koud
weer minimaal 5 minuten per weekgebruikt worden. Dit is om te
voorkomen dat het smeermiddel van de
interne delen van de compressor
verslechtert en om een optimale
werking van het
airconditioningssysteem te behouden.
VERVANG HET
LUCHTFILTER /
POLLENFILTER VAN HET
INTERIEUR
In deze airconditioning is een luchtfilter
opgenomen, om vuil en stof uit de lucht
te filteren.
Vervang het luchtfilter regelmatig,
aangezien de filterkwaliteit afneemt
naarmate het filter meer pollen en vuil
verzamelt.
Opmerking Gebruik onder bepaalde
omstandigheden, als bijvoorbeeld over
stoffige wegen wordt gereden, en
regelmatig gebruik van de
airconditioning kunnen leiden tot een
minder lange levensduur van het filter.
Vervang het filter als u merkt dat de
luchtstroom minder is dan normaal of
als de ruiten snel beslaan. We raden u
aan het na te laten kijken.
ACHTERRUIT-
VERWARMINGS-
SCHAKELAAR
(indien aanwezig)
De achterruitverwarmingsschakelaar
kan met draaiende motor worden
bediend. Druk op de schakelaar om de
73
ingedrukt. Als de instelling wordt
gewijzigd van ingeschakeld naar
uitgeschakeld, worden
3 geluidssignalen afgegeven en gaat
het indicatielampje 3 keer knipperen.
Als de instelling wordt gewijzigd van
uitgeschakeld naar ingeschakeld,
worden 2 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje 3 keer
knipperen.
Opmerking De fabrieksinstelling is
"Automatische achterruitverwarming
uitgeschakeld".
BELANGRIJK
67)Zorg er in verband met de veiligheid
voor dat u goed zicht door alle ruiten hebt.
68)Door langdurig gebruik van de
recirculatiestand kunnen de ruiten beslaan.
BELANGRIJK
22)De motorsnelheid kan toenemen
wanneer de airconditioning in werking is.
Met een toegenomen motorsnelheid zal
een voertuig met automatische
versnellingsbak in grotere mate wegrollen
dan met een lagere motorsnelheid. Trap het
rempedaal volledig in om te voorkomen dat
het voertuig wegrolt.23)Tijdens gebruik van de airconditioning
kan het stationaire toerental enigszins
toenemen, doordat de aircocompressor
automatisch aan/uit wordt geschakeld.
Trap het rempedaal van stationair
draaiende voertuigen met een
automatische versnellingsbak volledig in,
om te voorkomen dat het voertuig naar
voren rolt.
24)Zet de luchtselectieschakelaar op
buitenlucht, als de
modusselectieschakelaar tussen de
standen
enstaat, om te voorkomen
dat de ruiten beslaan (raadpleeg
"Luchtselectieschakelaar").
25)Door langdurig gebruik van de stand
(recirculatie) kunnen de ruiten
beslaan.
26)Zet de luchtselectieschakelaar op de
stand
(recirculatie) en draai de
temperatuurregelingsschakelaar volledig
naar rechts, als de buitenlucht stoffig of
anderszins verontreinigd is of een hoge
koeling vereist is. Schakel regelmatig naar
de stand
(buiten) voor meer ventilatie,
zodat de ruiten niet beslaan.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a (aangeduid op een
specifiek plaatje in de motorruimte). Het
gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Ook de
compressorkoelmiddelen moeten
compatibel zijn met het aangeduide
koelmiddel.
75
De weergegeven eenheden van het
rijbereik en het gemiddelde
brandstofverbruik worden
overgeschakeld, maar de eenheden
van de snelheidsmeter, de
kilometerteller, de tripmeter en de
herinnering voor onderhoud blijven
ongewijzigd.
Als de accu wordt ontkoppeld, wordt
het geheugen van de instelling van de
eenheid gewist en wordt automatisch
de fabrieksinstelling hersteld.
De eenheden van de afstand worden in
overeenstemming met de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik ook in de
onderstaande volgorde veranderd.
Brandstof-
verbruikAfstand (rijbereik)
km/l km
l/100 km km
mpg mijl(en)
De temperatuureenheid veranderen
De weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur kan worden
gewijzigd.
1. Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van de buitentemperatuur.
Raadpleeg “Informatieweergave”.
2. Iedere keer dat tijdens de weergave
van de buitentemperatuur de knop van
het multi-informatiedisplay 2 seconden
of meer wordt ingedrukt, kunt u de
weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur overschakelen van
°C naar °F of van °F naar °C.
De temperatuurwaarde op het paneel
van de airconditioning wordt op het
multi-informatiedisplay afgewisseld met
de weergave van de buitentemperatuur.
"°C" of "°F" wordt echter niet op het
temperatuurdisplay van een
airconditioning weergegeven.
BELANGRIJK
115)Zelfs als dit symbool niet knippert, zou
er ijs op de weg kunnen liggen, dus rijd
voorzichtig.
116)Als de koelvloeistof oververhit raakt,
gaat "
" knipperen. Het staafdiagram
staat in dit geval in de rode zone. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een veilige
plaats en tref de vereiste maatregelen.
Raadpleeg "Oververhitting van de motor".
117)De bestuurder dient het display niet te
bedienen tijdens het rijden.
118)Zet het voertuig op een veilige plek
stil, voordat u het systeem bedient.
BELANGRIJK
49)Ga niet rijden met een extreem laag
brandstofpeil, een laag brandstofpeil kan
schade aan het brandstofsysteem
veroorzaken.
50)Het is de verantwoordelijkheid van de
klant om ervoor te zorgen dat de periodieke
inspectie en het geprogrammeerde
onderhoud worden verricht. Inspecties en
onderhoud moeten worden verricht om
ongelukken en storingen te voorkomen.
195AHA101367
105