EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
140) 141)
47)
Als een lamp niet functioneert,
controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de
lamp te vervangen. Om de zekeringen
te vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de lichtbundel
van de koplampen;BELANGRIJK De binnenkant van de
koplamp kan licht beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar wordt
veroorzaakt door een lage temperatuur
en de luchtvochtigheidsgraad. De
condens zal snel verdwijnen wanneer
de koplampen ingeschakeld worden.
De aanwezigheid van druppels in de
koplamp duidt daarentegen op infiltratie
van water. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
140)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
141)In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
BELANGRIJK
47)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de lamp per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
158
NOODGEVALLEN
LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
Ga als volgt te werk om de koplampunit
te verwijderen:
open de motorkap zoals uitgelegd in
de paragraaf "Motorkap/Bagageruimte"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
de auto";
maak de stekker A fig. 145 van de
koplamp los;
draai de schroeven B fig. 146 los
waarmee de koplamp aan de
carrosserie is bevestigd, maak de
onderzijde van de koplamp los van zijn
behuizing, zoals te zien is in fig. 146,
verwijder hem en plaats hem op een
werkvlak;
volg onderstaande stappen om de
lampen te vervangen;
monteer de koplamp na de
vervanging door hem met de schroeven
B fig. 146 te bevestigen;
sluit de stekker A fig. 145 op de
koplamp aan.
De lampen zijn als volgt in de lichtunit
opgesteld fig. 147:
A Richtingaanwijzers
B Dimlicht
C Grootlicht
D Stadslichten/dagrijlichtenE Stadslichten/dagrijlichten met leds
(als alternatief voor D)Verwijder de rubberen dop C fig. 148
om een grootlichtlamp te vervangen.
Verwijder de rubberen dop B fig. 148
om een dimlichtlamp te vervangen.
Verwijder de rubberen dop A fig. 148
om een lamp van de richtingaanwijzers
of stadslichten/dagrijlichten te
vervangen (indien niet voorzien van
ledden).
Breng de rubberen doppen weer aan
na de lampen te hebben vervangen en
controleer of ze goed vastzitten.
STADSLICHT/
DAGRIJLICHTEN (LEDS)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor het
vervangen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
145F1A0337
146F1A0338
147F1A0313
148F1A0314
161
BELANGRIJK
142)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDIFUSE) doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
143)Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uitstaan en/of zijn
ontkoppeld.
144)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
145)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
48)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
179
GATEWAY
FMS-MODULE
De Gateway FMS-module vormt de
interface tussen het gegevensnetwerk
van het voertuig en de FMS-standaard.
FMS: De Fleet Management Systems
Interface (FMS) is een
standaardinterface waarmee de
signalen van de digitale elektronische
regeleenheid van het voertuig gelezen
kunnen worden. De informatie in deze
signalen kan gebruikt worden om de
personalisering van het voertuig of
de speciale uitrusting ervan te
vergemakkelijken. De Gateway
FMS-module ondersteunt de volgende
FMS-standaarduitvoeringen:
FMS - Standaardinterface
beschrijving Vers. 02 (beschikbaar op
http://www.fms-standard.com/
Truck/index.htm)
Bus FMS - Standaardinterface
beschrijving Vers. 02 (beschikbaar op
http://www.fms-standard.com/Bus/
index.htm)Wij adviseren de Gateway FMS-module
te laten installeren door het Fiat
Servicenetwerk of deskundige
monteurs. De aanwijzingen voor de
montage zijn vermeld in de Handleiding
voor Carrosseriebouwers/Installateurs
op de website HYPERLINK "http://
www.fiatprofessional-converters.com"
www.fiatprofessional-converters.com.
In de volgende tabelzijn alle signalen die
beschikbaar zijn voor de regeleenheden
die aangesloten zijn op de Gateway
FMS Module.
180
NOODGEVALLEN
Bericht Signaal Beschrijving
CCVSParkeerremschakelaar Geeft aan dat de parkeerrem is ingeschakeld
Wheel based speed Geeft de voertuigsnelheid aan
Clutch switch Geeft aan dat het koppelingspedaal is ingetrapt
Brake switch Geeft aan dat het rempedaal is ingetrapt.
Cruise control active Geeft aan dat de Cruise Control actief is
EEC2Gaspedaalstand 1 Geeft de stand van het gaspedaal aan
Motorbelastingspercentage bij huidig toerentalGeeft de percentuele verhouding aan tussen
motorkoppel en het maximumkoppel aangegeven bij
het huidige motortoerental
LFC Engine total fuel usedGeeft het totale brandstofverbruik aan tijdens de
werking van het voertuig
DD Fuel LevelGeeft de verhouding van het brandstofvolume t.o.v. de
totale tankinhoud aan
EEC1 Motortoerental Geeft het motortoerental aan
VDHR High resolution total vehicle distanceGeeft de totale door het voertuig afgelegde afstand
aan
ET1 Engine coolant temperature Geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan
AMB Ambient Air Temperature Geeft de temperatuur buiten het voertuig aan
LFEBrandstofdebietGeeft de hoeveelheid brandstof aan die door de motor
per tijdseenheid gebruikt wordt
Instantaneous Fuel EconomyGeeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid
gebruikte brandstof en de huidige voertuigsnelheid
SERV Service distanceGeeft de afstand aan die gereden kan worden tot de
volgende geprogrammeerde onderhoudsbeurt
HOURS Total engine hours Geeft de totale werkingstijd van de motor aan
DC1 Positie van portieren Geeft de huidige status van de portieren aan
AS Dynamostatus 1 Geeft de huidige dynamostatus aan
181
Bericht Signaal Beschrijving
FMS1(2)
High beam, main beam Geeft de actieve status van het grootlicht aan
Dimlicht Geeft de actieve status van het dimlicht aan
Richtingaanwijzers Geeft de actieve status van de richtingaanwijzers aan
Hazard warning Geeft de actieve status van de alarmknipperlichten aan
Parkeerrem Geeft aan dat de parkeerrem is ingeschakeld
Remfout/storing remsysteem Geeft een storing in het remsysteem aan
Hatch open Geeft aan dat het achterportier niet gesloten is
Fuel level Geeft aan dat het brandstofreservelampje brandt
Engine coolant temperatureGeeft aan dat het lampje oververhitting
motorkoelvloeistof brandt
Battery charging conditionGeeft aan dat het lampje onvoldoende acculading
brandt
MotorolieGeeft aan dat het lampje onvoldoende motoroliedruk
brandt
Position lights, side lights Geeft de actieve status van de positielichten aan
Mistvoorlichten Geeft de actieve status van de mistlampen aan
Mistachterlicht Geeft de actieve status van de mistachterlichten aan
Engine / Mil indicatorGeeft aan dat het lampje storing EOBD/inspuitsysteem
brandt
Service, call for maintenanceGeeft aan dat de melding geprogrammeerd
onderhoud is weergegeven
Transmissiefout/storing Geeft een storing in het transmissiesysteem aan
Anti-lock brake system failure Geeft aan dat het lampje storing ABS brandt
(2) De signaalwaarden komen van informatie op het instrumentenpaneel
183
Voor een preciezere aflezing wordt
geadviseerd om bij uitgeschakelde
compressor de druk op de drukmeter F
fig. 195 te controleren, zonder de
schakelaar uit de reparatiestand te
verplaatsen;
als het na 10 minuten nog steeds
niet mogelijk is om minstens 3 bar
te krijgen, maak dan de doorzichtige
vulleiding van het ventiel los, neem de
12V-stekker uit en verplaats vervolgens
het voertuig ongeveer 10 meter naar
voren, zodat de afdichtvloeistof zich
gelijkmatig in de band kan verdelen;
pomp de band vervolgens weer op;
als het na deze handeling na 10
minuten nog steeds niet mogelijk is om
minstens 3 bar te krijgen, rijd dan niet
verder omdat de band te ernstig
beschadigd is en de bandenreparatiekit
niet de vereiste afdichting kan
garanderen en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk;
als de bandenspanning vermeld in
de paragraaf "Bandenspanning" in
het hoofdstuk "Technische gegevens" is
bereikt, rijd dan onmiddellijk weg;
stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de handrem aan
te trekken;
als een spanning van minstens 3 bar
wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij draaiende
motor en aangetrokken handrem)
vermeld in de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", ga weer rijden
en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van een Fiat
dealer.
BELANGRIJK
158)Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de met de snelle
reparatiekit behandelde band moet
repareren.
159)Lekken en beschadigingen in de
flanken kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de reparatiekit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een lege band.
160)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van
de groef dat er lucht weglekt). Verwijder
niet het eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp (schroef of
spijker).
194F1A0182
195F1A0183
196F1A0335
191
161)Bedien de compressor nooit langer
dan 20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. Banden gerepareerd met
de snelle bandenreparatiekit mogen slechts
tijdelijk gebruikt worden, aangezien de kit
niet geschikt is voor een definitieve
reparatie.
162)De bus bevat ethyleenglycol. Bevat
latex dat een allergische reactie kan
veroorzaken. Schadelijk bij inslikken.
Irriterend voor de ogen. Kan irritatie
veroorzaken bij inademing of contact.
Vermijd contact met huid, ogen en kleding.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water. Wek het braken niet op bij inslikken.
Spoel de mond uit, drink veel water en
raadpleeg onmiddellijk een arts. Buiten
bereik van kinderen bewaren. Het product
mag niet gebruikt worden door
astmapatiënten. Adem de dampen niet in
tijdens het inbrengen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts bij
allergische reacties. Bewaar het busje in
zijn houder, uit de buurt van
warmtebronnen. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum. Vervang het
busje als de houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken.
163)Doe de beschermende
handschoenen aan die bij de snelle
bandenreparatiekit zijn geleverd.
164)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.165)Rijd niet verder als de
bandenspanning onder 3 bar is gedaald:
de snelle bandenreparatiekit Fix & Go
automatic kan de vereiste afdichting niet
garanderen omdat de band te ernstig
beschadigd is. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
166)Informeer het servicepunt dat de
band gerepareerd is met de snelle
bandenreparatiekit. Overhandig de
informatiefolder aan het personeel dat de
met de snelle reparatiekit behandelde band
moet repareren.
167)Als andere banden worden gebruikt
dan de banden die bij het voertuig geleverd
zijn, kan de reparatie waarschijnlijk niet
mogelijk zijn. Bij vervanging van de banden
is het raadzaam de door de fabrikant
goedgekeurde banden te monteren. Wend
u tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
49)Als de band door vreemde voorwerpen
lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
voor beschadigingen in het loopvlak of
de schouder met een diameter van max. 4
mm.
BELANGRIJK
3)Vervang het busje als de
houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken. Laat het busje
en het afdichtmiddel niet in het milieu
achter. Zorg dat ze worden weggegooid
overeenkomstig de nationale en plaatselijke
voorschriften.
192
NOODGEVALLEN