Page 158 of 316

43)Om correcte werking van het systeem
te garanderen, periodiek alle vuilaanslag
verwijderen die zich op de kogelkop, de
trekstang en de montagepijp kan hebben
verzameld. De mechanische onderdelen
moeten op de aangegeven intervallen een
onderhoudsbeurt krijgen. Het slot mag
alleen behandeld worden met grafiet.
44)Smeer de koppelingen, de glijvlakken
en de kogels regelmatig met vet zonder
hars of olie. Smering vormt ook een betere
bescherming tegen corrosie.
45)Als het voertuig gewassen wordt met
waterstralen onder hoge druk, dan moet de
trekstang met kogelkop verwijderd worden
en moet de speciale dop gemonteerd
zijn. De trekstang met kogelkop mag nooit
behandeld worden met stoomstralen.
46)Bij de verwijderbare trekstang
met kogelkop worden twee sleutels
geleverd. Noteer het sleutelnummer op het
slot voor eventuele nabestelling en bewaar
het.LANGDURIGE
STILSTAND
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
parkeer het voertuig in een
overdekte, droge en indien mogelijk
goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
koppel de minpool van de accu los,
als de auto is uitgerust met een
"accu-cut-of"-functie (scheider), zie
voor de beschrijving van de werkwijze
de paragraaf "Bedieningselementen" in
"Dashboard en bedieningselementen";
maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
reinig en bescherm de glanzende
metalen delen met speciale middelen
die in de handel verkrijgbaar zijn;
bestrooi de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser met
talkpoeder en til ze van de ruit op;
zet de ruiten iets open;
dek het voertuig af met een doek of
een geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie aanwezige
vocht dan niet kan verdampen;
pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met regelmatige
tussenpozen;
tap het koelsysteem van de motor
niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, moet dit met de
afstandsbediening worden
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
156
STARTEN EN RIJDEN
Page 159 of 316

NOODGEVALLEN
EEN LAMP VERVANGEN ................158
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................161
BINNENLAMPEN VERVANGEN ......166
ZEKERINGEN VERVANGEN ............167
GATEWAY FMS-MODULE ...............180
EEN WIEL VERVANGEN .................185
SNELLE BANDENREPARATIEKIT
FIX & GO AUTOMATIC ....................190
STARTEN MET HULPACCU ............193
ACCU OPLADEN ............................194
AFSLUITER
BRANDSTOFTOEVOER .................195
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........196
157
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
De website www.fiatprofessional.com
of www.fiatcamper.com voor de
eigenaars van campers levert informatie
over het dichtstbijzijnde Fiat
Servicenetwerk en een heleboel andere
nuttige informatie.
Page 160 of 316

EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
140) 141)
47)
Als een lamp niet functioneert,
controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de
lamp te vervangen. Om de zekeringen
te vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de lichtbundel
van de koplampen;BELANGRIJK De binnenkant van de
koplamp kan licht beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar wordt
veroorzaakt door een lage temperatuur
en de luchtvochtigheidsgraad. De
condens zal snel verdwijnen wanneer
de koplampen ingeschakeld worden.
De aanwezigheid van druppels in de
koplamp duidt daarentegen op infiltratie
van water. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
140)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
141)In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
BELANGRIJK
47)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de lamp per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
158
NOODGEVALLEN
Page 162 of 316
Lampen
Lampen Type Vermogen Figuur
Grootlicht H7 55W D
Dimlicht H7 55W D
Stadslichten voor / dagrijlichten
W21/5W - LED
(#)--
Mistvoorlichten
(*)H11 55W -
Richtingaanwijzers voor WY21W 21W B
ZijrichtingaanwijzerW16WF
(**) / WY5W
(***)16W(**) / 5W (***)A
Richtingaanwijzers achter PY2IW 21W B
Stadslicht W5W 5W A
Stadslicht achter P21/5W 21/5W B
Parkeerlichten achter/Remlichten P21W 21W B
Derde remlicht W5W 5W B
Achteruitrijlicht W16W 16W B
Mistachterlicht W16W 16W B
Kentekenverlichting C5W 5W A
Plafondverlichting voor (beweegbaar lampenglas) 12V10W 10W C
Plafondverlichting achterin 12V10W 10W C
(#) indien van toepassing, in plaats van een W21/5W-lamp
(*)voor bepaalde versies/markten
(**)XL en Tempo Libero versie
(***)alle overige versies
160
NOODGEVALLEN
Page 164 of 316

STADSLICHT/
DAGRIJLICHTEN
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het rubberen
beschermdeksel A fig. 148;
draai de lamphouder B fig. 149
linksom;
verwijder de lamp door hem weg te
trekken en vervang hem;
duw voorzichtig op de lamp en draai
hem linksom ("bajonetsluiting") om
hem te verwijderen;
monteer de lamphouder B door hem
rechtsom te draaien en controleer of
hij goed vastzit.
breng het rubberen beschermdeksel
A fig. 148 weer aan.GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het rubberen
beschermdeksel C fig. 148;
maak de lamphouder A fig. 150 uit
de zijclips B los en verwijder hem;
maak de stekker los;
monteer de nieuwe lamp, waarbij
het profiel van het metalen gedeelte in
de uitsparing in de reflector moet vallen;
oefen druk uit om de lamp aan de
clips opzij te bevestigen;
sluit de stekker weer aan;
monteer het rubberen
beschermdeksel C fig. 148.DIMLICHT
Met gloeilampen
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
monteer het rubberen
beschermdeksel B fig. 148;
maak de lamphouder A fig. 151 uit
de zijclips B los en verwijder hem;
maak de stekker los;
monteer de nieuwe lamp, waarbij
het profiel van het metalen gedeelte in
de uitsparing in de reflector moet vallen;
oefen druk uit om de lamp aan de
clips opzij te bevestigen;
sluit de stekker weer aan;
monteer het rubberen
beschermdeksel B fig. 148.
149F1A0386
150F1A0315
151F1A0316
162
NOODGEVALLEN
Page 166 of 316

ACHTERLICHTUNITS
De lampen zijn als volgt in de lichtunit
opgesteld fig. 156:
A remlichten/stadslicht achter
B stadslicht achter
C richtingaanwijzers
D achteruitrijlichten
E mistachterlichten
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen fig. 157, fig. 158:
open de achterdeur.
draai de 7 bevestigingsschroeven A
van het plastic deksel los;
draai de twee
bevestigingsschroeven B los;
trek de unit naar buiten en maak de
stekker los;
draai de schroeven C los met de
bijgeleverde schroevendraaier en
verwijder de lamphouder;
verwijder de lamp D, E, F door er
voorzichtig op te drukken en linksom te
draaien ("bajonetsluiting) en vervang
hem; verwijder de lamp G, H door hem
naar buiten te trekken;
plaats de lamphouder en draai de
schroeven C vast;
sluit de stekker weer aan, monteer
de lichtunit op de juiste wijze op de
carrosserie en draai de
bevestigingsschroeven B vast.
breng het plastic deksel aan en
bevestig het met de 7
bevestigingsschroeven A.
Pick-up- en chassis/cabine-versies:
Draai de vier schroeven H fig. 159 los
en vervang de lampen:
I lamp van het mistachterlicht
L lamp van het achteruitrijlicht
M lamp van het stadslicht achter
N lamp van het remlicht
O lamp van het stadslicht achter
156F1A0318
157F1A0319158F1A0320
164
NOODGEVALLEN
Page 168 of 316

chassis/cabine-versies met
laadbak:
– verwijder de lamphouder aan de
achterkant van de lichtunit door hem
1/4 slag te draaien;
– verwijder de lamp met
klembevestiging en vervang hem.BINNENLAMPEN
VERVANGEN
Zie, voor het type lamp en het
vermogen, “Een lamp vervangen".
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder het plafondlampje A fig.
164 door aan de door de pijl
aangegeven punten te trekken;
open het beschermklepje B fig. 165;
vervang de lampen C fig. 165 door
ze uit de zijcontacten los te maken;
controleer of de nieuwe lampen correct
tussen de contacten worden
geblokkeerd;
sluit klepje B fig. 165, monteer het
plafondlampje A fig. 164 in de zitting en
controleer of het goed bevestigd is.PLAFONDVERLICHTING
ACHTERIN
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder het plafondlampje D fig.
166 op de punten die worden
aangegeven door de pijlen;
open het beschermklepje E fig. 167;
vervang de lamp F fig. 167 door
deze uit de zijcontacten los te maken;
controleer of de nieuwe lamp correct
tussen de contacten wordt
geblokkeerd;
sluit het beschermklepje E fig. 167,
monteer het plafondlampje D fig. 166 in
zijn zitting en controleer of hij goed
bevestigd is.
164F1A0208
165F1A0209
166
NOODGEVALLEN
Page 169 of 316
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
142) 143) 144) 145)
48)
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door. Controleer
eerst de toestand van de zekering
wanneer een onderdeel niet meer
werkt: de geleidende band A fig. 168
moet intact zijn. Als dit wel het geval is,
dan moet de zekering worden
vervangen door een nieuw exemplaar
met dezelfde stroomsterkte (zelfde
kleur).
B intacte zekering.
C zekering met doorgebrande
geleidende band.PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen van het voertuig zijn in
drie zekeringenkasten opgenomen;
deze bevinden zich in het dashboard, in
het interieur in de rechter stijl en in de
motorruimte.
ZEKERINGENKAST DASHBOARD
166F1A0210
167F1A0211
168F1A0212
169F1A0214
167