KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren wij u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt
u met eigen ogen onmiddellijk zien wat
hier beschreven is.DASHBOARD................8
SLEUTELS..................9
CONTACTSLOT..............11
GEAVANCEERD KEYLESS ENTRY
SYSTEEM.................15
BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG . .15
PORTIEREN................17
STOELEN..................20
HOOFDSTEUNEN............23
STUURWIEL................23
SPIEGELS.................24
BUITENVERLICHTING..........26
RUITENWISSERS/SPROEIER
VOORRUIT................32
KLIMAATREGELING...........34
ELEKTRISCHE RUITEN.........40
INTERNE APPARATUUR........41
ACHTERKLEP...............42
MOTORKAP................45
CABRIOLETKAP (ZACHTE KAP) . . .46
7
SLEUTELS
SLEUTELS
1)
Er staat een codenummer op het
plaatje van de sleutelset; maak dit
plaatje los en bewaar dit op een veilige
plek (niet in het voertuig) voor
raadpleging bij het maken van een
vervangende sleutel (extra sleutel).
Noteer tevens het codenummer en
bewaar dit op een afzonderlijke veilige
plek, niet in het voertuig.
Als u uw sleutel (extra sleutel) fig. 2 bent
verloren, raadpleegt u het Fiat
Servicenetwerk en houd u uw
codenummer bij de hand(1 = extra
sleutel/2=zender/3=plaatje met
codenummer van sleutel).
BELANGRIJK Zorg voor een
reservesleutel voor het geval u uw
sleutel verliest. Neem bij een verloren
sleutel zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK De bestuurder moet de
sleutel bij zich dragen zodat alle
systeemfuncties goed werken.
KEYLESS
INVOERSYSTEEM
Dit systeem maakt gebruik van de
sleutelknoppen om de portieren,
achterklep en tankdop op afstand te
vergrendelen en ontgrendelen en opent
de achterklep.
Via het systeem kan de motor worden
gestart zonder dat de sleutel uit uw
sleuteldrager of zak hoeft te worden
gehaald.
Opmerking
De werking van het keyless
invoersysteem kan variëren door lokale
omstandigheden.
Het keyless invoersysteem is volledig
operationeel (portier/achterklep/
tankdop vergrendelen/ontgrendelen) als
het contact is uitgeschakeld. Het
systeem werkt niet als het contact op
een andere stand staat dan UIT.
Als de sleutel niet werkt bij het
indrukken van een knop of als het
werkingsbereik te klein wordt, kan debatterij leeg zijn.
De levensduur van de batterij is
ongeveer een jaar. Vervang de batterij
als het waarschuwingslampje (groen)
knippert op het
instrumentenpaneel. Het wordt
aanbevolen de batterij eenmaal per jaar
te vervangen aangezien het
waarschuwingslampje/indicatielampje
wellicht niet gaat branden of knipperen
als de batterij leegraakt.
Aanvullende sleutels zijn te verkrijgen
via het Fiat Servicenetwerk. Per voertuig
kunnen maximaal 6 sleutels met
keyless-functies worden gebruikt.
Breng alle sleutels mee naar het Fiat
Servicenetwerk als u aanvullende
sleutels nodig heeft.
ZENDAPPARATUUR
ToetsenVergrendeltoets: druk op de toets
om de deuren, de achterklep en de
tankdop te vergrendelen. De
waarschuwingslichten knipperen
eenmaal. De deuren, de achterklep en
de tankdop kunnen niet worden
vergrendeld met de vergrendeltoets als
een van de portieren geopend is. De
waarschuwingslichten knipperen dan
niet.
Ontgrendeltoets: druk op de toets
om de deuren en de achterklep te
ontgrendelen. De waarschuwingslichten204010100-361-002
9
CONTACTSLOT
STANDEN STARTKNOP
Het systeem werkt alleen als de sleutel
zich binnen het werkingsbereik bevindt.
Elke keer dat de startknop fig. 3 wordt
ingedrukt, schakelt het contact van OFF
(UIT), naar ACC en naar ON (AAN).
Door nogmaals op de startknop te
drukken vanuit ON (AAN), schakelt het
contact uit.
Opmerking
De motor start door de startknop in
te drukken terwijl het koppelingspedaal
(handmatige versnelling) of het
rempedaal (automatische versnelling)
wordt ingedrukt. Om de stand van het
contact te schakelen, drukt u op de
startknop zonder het pedaal in te
drukken.
Laat het contact niet op ON (AAN)
staan terwijl de motor niet loopt. Dit kan
leiden tot een lege accu. Als het
contact op ACC blijft staan (voor
automatische versnelling staat de
selectiehendel op P en het contact op
ACC), schakelt het contact na ongeveer
25 minuten automatisch uit.
UIT
3)
De stroom naar de elektrische
instrumenten schakelt uit en het
indicatielampje (oranje) van de
startknop gaat tevens uit. In deze stand
wordt het stuurwiel vergrendeld.
Vergrendeld stuurwiel
Als het indicatielampje (groen) van de
startknop knippert en de pieptoon
hoorbaar is, geeft dit aan dat het
stuurwiel niet is ontgrendeld. Om het
stuurwiel te ontgrendelen drukt u op de
startknop terwijl u het stuurwiel naar
links en rechts draait.
ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
werken niet en het indicatielampje
(oranje) gaat branden. In deze stand is
het stuurwiel ontgrendeld. Het keyless
invoersysteem functioneert niet als de
startknop is ingedrukt naar ACC; deportieren vergrendelen/ontgrendelen
niet, zelfs niet als ze handmatig zijn
afgesloten.
AAN
Dit is de normale stand nadat de motor
is gestart. Het indicatielampje (oranje)
schakelt uit (het oranje indicatielampje
gaat branden als het contact op ON
staat en de motor niet loopt).
DE MOTOR STARTEN
4)
Ga als volgt te werk:
controleer of u de sleutel bij u draagt;
laat inzittenden hun veiligheidsgordel
vastmaken;
controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld. Blijf het rempedaal stevig
indrukken totdat de motor volledig is
gestart;
handmatige versnellingsbak: blijf
het rempedaal stevig indrukken totdat
de motor volledig is gestart.
Automatische versnellingsbak:
plaats het voertuig in parkeren (P). Als u
de motor opnieuw moet starten terwijl u
rijdt, schakelt u naar neutraal (N);
controleer of het indicatielampje
(groen)
op het instrumentenpaneel
fig. 4 en het indicatielampje van de
startknop (groen) branden;
druk op de startknop nadat zowel
het indicatielampje (groen)
op het
305010101-L12-001
11
instrumentenpaneel als het
indicatielampje van de startknop (groen)
branden;
laat de motor na het starten
10 seconden stationair draaien.
Handmatige versnellingsbak:de
startmotor werkt niet als het
koppelingspedaal niet ver genoeg is
ingedrukt.
Automatische versnellingsbak:de
startmotor werkt niet als de
selectiehendel niet in P of N staat en als
het rempedaal niet ver genoeg is
ingedrukt.
BELANGRIJK Als het
waarschuwingslampje (rood)
brandt, of als het indicatielampje
van de startknop (oranje) knippert, kan
dit duiden op een probleem met het
motorstartssysteem en is het wellicht
niet mogelijk de motor te starten of hetcontact op ACC of AAN te zetten.
Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Onder volgende omstandigheden
knippert het waarschuwingslampje
(rood)
nadat de startknop is
ingedrukt om de bestuurder te
informeren dat de startknop niet op
ACC kan worden gezet, zelfs niet vanuit
de uitgeschakelde stand:
de accu is leeg;
de sleutel bevindt zich buiten het
werkingsgebied;
de sleutel bevindt zich op een plek
waar het systeem het signaal niet kan
detecteren;
er bevindt zich binnen het
werkingsgebied een gelijksoortige
sleutel van een andere fabrikant;
geforceerde startmethode motor:
als het waarschuwingslampje (rood)
brandt, of het indicatielampje
(oranje) van de startknop knippert, kan
dit aangeven dat de motor niet start via
de gebruikelijke startmethode. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk. Als dit optreedt, kan de
motor geforceerd worden gestart. Houd
de startknop ingedrukt totdat de motor
start. Overige procedures voor het
starten van de motor, zoals nabijheid
van de sleutel en het indrukken van de
koppeling (handmatige versnelling) of
het rempedaal (automatischeversnelling) zijn vereist;
als de motor geforceerd wordt
gestart, blijft het
waarschuwingslampje (rood) van
de sleutel (KEY) branden en het
indicatielampje (oranje) van de
startknop knipperen;
automatische versnellingsbak: als
de selectiehendel op neutraal (N) staat,
branden de
indicatielampjes (groen)
van de sleutel en van de startknop
(groen) niet.
OPMERKING De motor kan, ongeacht
of deze koud of warm is, worden
gestart zonder gebruik van het
gaspedaal.
OPMERKING Als de motor de eerste
keer niet start, raadpleegt u de
paragraaf "Verzopen motor starten"
onder "Starten in noodsituaties". Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet start.
Motor starten bij lege sleutelbatterij
Als de motor wordt gestart door de
zender boven de startknop te houden
vanwege een lege sleutelbatterij of een
slecht functionerende sleutel, let dan op
het volgende omdat het signaal van de
sleutel anders niet goed wordt
ontvangen en de motor niet zou kunnen
starten: metalen onderdelen van andere
sleutels of metalen voorwerpen die de
sleutel/reservesleutels of sleutels van
405020106-12A-001
12
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
GEAVANCEERD
KEYLESS ENTRY
SYSTEEM
(indien aanwezig)
6)
Met de geavanceerde keyless-functie
kunt u de portieren, de achterklep en
de tankdop vergrendelen/ontgrendelen
of de achterklep openen als u de sleutel
bij u draagt.
BELANGRIJK Radiogolven van de
sleutel kunnen effect hebben op
medische apparaten zoals pacemakers:
alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van mensen met dergelijke
medische apparaten, vraagt u bij de
fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect
zullen hebben op het apparaat.
BELANGRIJK De functies van het
geavanceerde keyless entry systeem
kunnen worden gedeactiveerd om
mogelijke nadelige effecten voor
personen met een pacemaker of ander
medisch apparaat te voorkomen. Als
het systeem wordt uitgeschakeld, kunt
u de motor niet starten door de sleutel
bij u te dragen. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk voor meer
informatie. Als het geavanceerdekeyless entry systeem is uitgeschakeld,
kunt u de motor via de volgende
procedure starten in het geval de
batterij van de sleutel leeg is.
BELANGRIJK
6)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid
van metalen voorwerpen in de buurt van de
sleutel of het voertuig. In die gevallen is het
nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
BEVEILIGINGSALARM
VOERTUIG
(indien aanwezig)
STARTONDERBREKINGS
SYSTEEM
Door het startonderbrekingssysteem
kan de motor alleen worden gestart met
een sleutel die door het systeem wordt
herkend. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als u problemen heeft
met het startonderbrekingssysteem of
de sleutel.
Het systeem activeren: het systeem
wordt geactiveerd als het contact van
AAN naar UIT wordt gezet. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert om de
2 seconden totdat het systeem wordt
gedeactiveerd.
Het systeem deactiveren: het
systeem wordt gedeactiveerd als het
contact op AAN wordt gezet met de
correct geprogrammeerde sleutel. Het
waarschuwingslamp
brandt
ongeveer 3 seconden en schakelt dan
uit.
Als de motor niet start met de juiste
sleutel en als het waarschuwingslampje
blijft branden of knipperen,
probeert u het volgende:
controleer of de sleutel zich binnen
het werkingsbereik bevindt voor
15
signaalverzending;
schakel het contact uit en start de
motor opnieuw. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk als de motor
niet start na 3 of meer pogingen.
Als het waarschuwingslampje
continu blijft knipperen terwijl u
rijdt, schakelt u de motor uit. Laat het
systeem controleren door het Fiat
Servicenetwerk. Als de motor wordt
uitgeschakeld terwijl het
waarschuwingslampje knippert, dan
kan de motor niet meer worden gestart.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM(indien aanwezig)
Inbraaksensor
(indien aanwezig)
De inbraaksensor fig. 6 maakt gebruik
van ultrasone golven om beweging in
het voertuig te detecteren en een alarm
te activeren bij inbraak in het voertuig.
De inbraaksensor detecteert bepaalde
bewegingen in het voertuig. De sensor
kan echter ook reageren op beweging
buiten het voertuig, zoals trillingen, hard
lawaai, wind en luchtstromen.
Let op het volgende om de
inbraaksensor goed te laten werken:
hang geen kleding of voorwerpen
aan de hoofdsteun;
duw de zonnekleppen terug naar de
oorspronkelijke stand;
blokkeer de inbraaksensor niet door
deze te bedekken of door het
voorwerpen op te plaatsen;
laat de inbraaksensor niet vuil
worden of afvegen met een vloeistof;
stel de inbraaksensor en de
omlijsting ervan niet bloot aan schokken
of impact van enige soort;
installeer geen stoelen of
stoelbekleding die niet afkomstig zijn
van FCA;
plaats ter voorkoming van obstructie
van de inbraaksensor geen voorwerpen
of lading die boven de hoofdsteun
uitsteekt, in de buurt van de
inbraaksensor.Het systeem activeren
Ga als volgt te werk:
sluit de ruiten en de kap goed,
schakel het contact uit en zorg ervoor
dat de motorkap, de kap, de portieren
en de achterklep gesloten zijn;
druk op de vergrendeltoets op de
zender of sluit het portier aan
bestuurderszijde van buitenaf met de
extra sleutel. De waarschuwingslichten
knipperen eenmaal.Met de
geavanceerde keyless functie: druk
op een verzoekschakelaar. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert twee maal
om de 20 seconden. Na 20 seconden
is het systeem volledig geactiveerd.
Met de inbraaksensor:de
inbraaksensor kan alleen worden
geactiveerd als de kap is gesloten. Het
systeem kan zelfs worden geactiveerd
met een geopend ruit. Het open laten
van ruiten, zelfs gedeeltelijk, werkt
echter uitnodigend op eventuele dieven
en de wind die in het voertuig
terechtkomt, kan het alarm tevens
activeren. De inbraaksensor kan ook
worden geannuleerd.
604080300-12A-001
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
U kunt het systeem tevens activeren
door de “vergrendel” knop op de
zender tweemaal binnen 3 seconden in
te drukken.
Met de geavanceerde keyless
functie: u kunt het systeem tevens
activeren door de verzoekschakelaar
tweemaal binnen 3 seconden in te
drukken.
OPMERKING Het systeem kan niet
worden geactiveerd bij een geopend
portier.
Uitschakeling van het systeem
Ontgrendel het bestuurdersportier of
schakel het contact in (AAN). Als de
stroom wordt onderbroken (gesprongen
zekering of losgekoppelde accu), dan
kan het systeem alleen worden
gedeactiveerd door een portier te
ontgrendelen met de extra sleutel.
PASSIVE ENTRY(met geavanceerde keyless functie)
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld door te
drukken op de knop
“portiervergrendeling” op de greep
fig. 9 als u de sleutel bij u draagt.
Vergrendelen
Druk op de “portiervergrendeling”
schakelaar om de portieren, achterklep
en brandstoftankklep te vergrendelen;
de waarschuwingslichten knipperen een
maal.
Ontgrendelen
Druk op de “portiervergrendeling”
schakelaar om de portieren, achterklep
en brandstoftankklep te ontgrendelen;
de waarschuwingslichten knipperen
twee maal.
OPMERKING Controleer of beideportieren, de achterklep en de
brandstoftankklep goed zijn afgesloten.
OPMERKING Beide portieren, de
achterklep en de brandstoftankklep
kunnen niet worden vergrendeld als een
van de portieren geopend is.
OPMERKING Het kan na het indrukken
van de “portiervergrendeling”
schakelaar enkele seconden duren
voordat de portieren ontgrendelen.
De instelling kan worden gewijzigd
zodat een pieptoon hoorbaar is ter
bevestiging als de portieren, de
achterklep, de brandstoftankklep
worden vergrendeld/ontgrendeld met
een “portiervergrendeling” schakelaar.
Het volume van de pieptoon kan tevens
worden aangepast. Volg de volgende
procedure om de instelling te wijzigen:
schakel het contact uit en sluit beide
portieren en de achterklep;
open het portier aan
bestuurderszijde;
houd binnen 30 seconden na het
openen van het portier aan
bestuurderszijde, de knop
5 seconden of langer ingedrukt.
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep worden vergrendeld
en de pieptoon wordt geactiveerd
volgens het ingestelde volume (als de
pieptooninstelling is uitgeschakeld,
wordt deze niet geactiveerd). De
804030102-12A-001
904000098-121-555
18
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
instelling wijzigt elke keer dat de knop
op de sleutel wordt ingedrukt en de
pieptoon activeert volgens het
ingestelde volume (als de
pieptooninstelling is uitgeschakeld,
wordt deze niet geactiveerd);
Het instellen van de wijziging wordt
voltooid, door een van de volgende
handelingen uit te voeren:
– het schakelen van het contact naar
ACC of AAN;
– het sluiten van het portier aan
bestuurderszijde;
– het openen van de achterklep;
– de sleutel gedurende 10 seconden
niet gebruiken;
– het indrukken van een knop, met
uitzondering van de knop
op de
sleutel;
– Het drukken op de
“portiervergrendeling” schakelaar.
Met antidiefstalsysteem
De waarschuwingslichten knipperen bij
in- en uitschakeling van het
antidiefstalsysteem (zie
“Antidiefstalsysteem” in de paragraaf
“Beveiligingsalarm voertuig”).
Met Dead Lock voorziening
Als u de “portiervergrendeling”
schakelaar tweemaal indrukt binnen
3 seconden, dan wordt het dubbele
vergrendelsysteem geactiveerd. De
instelling kan worden gewijzigd zodatde portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep automatisch worden
vergrendeld zonder de
“portiervergrendeling” schakelaar in te
drukken.
Automatische hervergrendelfunctie
Er is een pieptoon te horen wanneer
beide portieren gesloten zijn terwijl u de
geavanceerde sleutel bij u draagt.
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep worden na ongeveer
drie seconden automatisch vergrendeld
als de geavanceerde sleutel zich buiten
het werkingsgebied bevindt.
Tevens knipperen de
waarschuwingslichten eenmaal (ook als
de bestuurder zich binnen het
werkingsgebied bevindt worden beide
portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep automatisch
vergrendeld na ongeveer 30 seconden).
Als u zich buiten het werkingsgebied
bevindt voordat de portieren en de
achterklep volledig zijn gesloten, of als
er een andere sleutel in het voertuig ligt,
dan werkt de automatische
vergrendelfunctie niet.
Controleer altijd of beide portieren en
de achterklep gesloten en vergrendeld
zijn alvorens het voertuig te verlaten. De
elektrische ruiten kunnen niet worden
gesloten met de automatische
vergrendelfunctie.Automatische hervergrendelfunctie
Na ontgrendeling met de
“portiervergrendeling” schakelaar
vergrendelen beide portieren, de
achterklep en de brandstoftankklep
automatisch indien een van de
volgende handelingen niet binnen
30 seconden wordt uitgevoerd:
Een portier of de achterklep openen.
Het contact in een andere stand
zetten dan OFF (UIT).
Als uw voertuig over een
antidiefstalsysteem beschikt, knipperen
de waarschuwingslichten ter
bevestiging.
De tijd die nodig is om de portieren, de
achterklep en de brandstoftankklep
automatisch te vergrendelen, kan
worden gewijzigd (zie de paragraaf
“Personalisatiefuncties” in het
hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
VERGRENDELEN /
ONTGRENDELEN MET
ZENDER
Beide deuren, de achterklep en de
brandstoftankklep kunnen worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
zender van het Keyless Entry-systeem:
zie “Keyless Entry-systeem” in de
paragraaf “Sleutels”.
19