Page 203 of 400

201
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:Bij een storing in het systeem 
gaat dit lampje op het 
instrumentenpaneel knipperen.
Het lampje van deze knop 
knippert en er wordt een melding 
weergegeven in combinatie met een 
geluidssignaal. Laat het systeem controleren door een 
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt, 
kan de auto afslaan.
Alle lampjes op het instrumentenpaneel gaan 
branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast 
een waarschuwingsmelding verschijnen, 
waarbij verzocht wordt om de keuzeschakelaar 
in de stand N te zetten en opnieuw het 
rempedaal in te trappen.
U moet, bij stilstaande auto, het contact 
uitzetten en de motor opnieuw starten.
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een getint 
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld 
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet 
van de weg hoeft af te wenden.
Informatie op het head-up 
display
A.
De rijsnelheid.
B. De informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
C. Indien uw auto met deze systemen is 
uitgerust: informatie van de Distance 
Alert, de waarschuwingen van het 
automatische noodremsysteem en de 
aanwijzingen van het navigatiesysteem.
D. Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: 
informatie van de snelheidsbegrenzer.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit 
wanneer u over een overstroomde weg 
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer rijadviezen
, met name over het 
rijden op overstroomde wegen.
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft 
het de volgende informatie weer:
6 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 204 of 400

202
Raadpleeg voor meer informatie over het 
navigatiesysteem de rubriek "Audio en 
telematica ".
Knoppen
Inschakelen / uitschakelen
1.Aan.
2. Uit (lang indrukken).
3. Instellen van de lichtsterkte.
4. Instellen weergavehoogte.
Hoogteverstelling
F Stel het display bij draaiende motor op de 
gewenste hoogte af met de knoppen 4:
-
 
o
 mhoog om het display hoger af te 
stellen,
-
 
o
 mlaag om het display lager af te stellen.
Helderheid instellen
F Stel bij een draaiende motor de helderheid van het informatiedisplay in met toets 3 :
-
 
"
 zon" om de lichtsterkte te verhogen,
-
 
"
 maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Leg nooit voorwerpen rondom het scherm 
(of in de uitsparing) zodat het uitklappen 
en de goede werking van het scherm niet 
verhinderd worden.
F Druk bij draaiende motor op de knop 1  o m het 
systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.
F Houd de knop 2   ingedrukt om 
het systeem uit te schakelen en 
het scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van 
het head-up display blijft behouden als de 
motor opnieuw wordt gestart. 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 205 of 400

203
Bij bepaalde weersomstandigheden 
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...) 
kan de informatie op het head-up display 
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen 
van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek 
(bijvoorbeeld een brillendoekje of 
microvezeldoekje) om het projectiescherm 
te reinigen. Gebruik nooit een droge doek, 
een schuurspons, of een schoonmaak- 
of oplosmiddel om te voorkomen dat er 
krassen ontstaan op het scherm of de 
anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en 
de instellingen worden opgeslagen bij het 
afzetten van het contact.Snelheden opslaan
Via deze functie kunnen snelheden worden 
opgeslagen die vervolgens worden gebruikt 
ter configuratie van twee systemen: 
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
U kunt voor elke functie zes snelheden opslaan 
in het geheugen van het systeem.
Instellingen
U kunt de snelheden programmeren via het 
touchscreen.F
 
S
 electeer in het menu 
" Rijden/Auto " de optie 
" Instellen snelheidslimieten ".
F
 
S
 electeer de functie waar voor u de nieuwe 
snelheden wilt opslaan:
•
 
snelheidsbegrenzer
of •
 
snelheidsregelaar. F
 
V
 oer de nieuwe waarde in met de 
nummertoetsen en bevestig.
F  B evestig het opslaan van de wijzigingen en 
sluit het menu af.
U kunt de opgeslagen snelheden 
weergeven door op deze toets te 
drukken.
F
 
D
 ruk op de toets van de snelheid die u wilt 
wijzigen.
6 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 207 of 400

205
Om er zeker van te zijn dat de informatie 
over snelheidslimieten afkomstig van het 
navigatiesysteem adequaat is, dienen de 
kaartgegevens	 geregeld 	 te 	 worden 	 geüpdatet.
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
1.Weergave van de snelheidslimiet.
Weergave van de snelheid Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld 
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu 
"Persoonlijke instelling –  
configuratie " de functie 
" Snelheidsadviezen ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in 
het menu "Rijden/Auto " de 
functie " Weergave van de 
adviessnelheid. ".
Grenzen van het systeem
De regelgeving met betrekking tot 
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere 
snelheidslimieten die in de volgende gevallen 
van kracht kunnen zijn:
-
 
s
 lecht weer (regen, sneeuw),
-
 
luchtvervuiling,
-
 t
rekken van een aanhanger, caravan,
-
 r
ijden met sneeuwkettingen,
-
 
r
 ijden met een band die met een 
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
 b
eginnende bestuurders,
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt 
geen informatie over de snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet 
wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde 
w e e r.
De bestuurder kan, als hij dat wil, 
zijn snelheid aanpassen op basis 
van de door het systeem geleverde 
gegevens.
6 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 208 of 400

206
Het systeem werkt in de volgende situaties 
mogelijk minder goed of helemaal niet:
- 
s
 lecht zicht (slecht verlichte weg, 
sneeuwval, regen, mist),
-
 
a
 fgeschermde of onleesbare borden (door 
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
 
s
 nelheidslimietborden die niet aan de norm 
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
Zorg dat het gedeelte van de voorruit voor 
de camera regelmatig wordt gereinigd.
Opslaan van de ingestelde 
snelheid
Deze functie vormt een aanvulling op de 
weergave van de snelheidslimietherkenning .Raadpleeg de desbetreffende 
rubriek voor meer informatie over de 
snelheidsbegrenzer
, de snelheidsregelaar  
of de adaptieve snelheidsregelaar .
Stuurwieltoetsen
De bestuurder kan er voor kiezen de ingestelde 
snelheid af te stemmen op de door de 
snelheidslimietherkenning aangegeven 
snelheidslimiet door op de knop voor het opslaan 
van de schakelaar van de snelheidsbegrenzer of 
de adaptieve snelheidsregelaar te drukken.
Deze snelheid ver vangt dan de op dat moment 
ingestelde snelheid voor de snelheidsbegrenzer 
en/of de snelheidsregelaar.
Weergave op het instrumentenpaneel
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2. Opslaan van de ingestelde snelheid.
Head-up display
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Opslaan van de snelheid.
5. Huidige snelheidsinstelling. 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 209 of 400

207
Snelheidsbegrenzer 
("LIMIT")
Dit systeem voorkomt dat de auto 
de door de bestuurder ingestelde 
snelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, 
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal 
geen effect.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten 
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende 
rubriek voor meer informatie 
over deze toets en de adaptieve 
snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende 
rubriek voor meer informatie over 
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over de snelheidslimietherkenning  
en in het bijzonder het opslaan van de 
weergegeven snelheidslimiet.
F Druk  eerst  op deze knop om 
de voorgestelde snelheidslimiet 
weer te geven.
Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, 
geeft het systeem de snelheidslimiet weer. U 
kunt dan deze snelheid als nieuwe ingestelde 
snelheid opslaan.
De letters "
MEM" knipperen enkele seconden 
op het display. F  Druk 
nogmaals  op deze knop 
om deze nieuwe ingestelde 
snelheid te bevestigen.
Opslaan
F Als de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar wordt ingeschakeld, 
worden de desbetreffende gegevens 
weergegeven.
6 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 210 of 400

208
Stuurkolomschakelaars. Weergave op het instrumentenpaneel
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Inschakelen/onderbreken van de 
snelheidsbegrenzing.
5. Afhankelijk van de uitvoering van 
uw auto, weergave van het overzicht 
van de opgeslagen snelheden of 
opslaan van de snelheid die door 
de snelheidslimietherkenning is 
aangegeven.
Head-up display
6.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen / Onderbreken
De snelheidsbegrenzer werkt  met een 
ingestelde snelheid vanaf minimaal 30  km/h.
Het onderbreken  van de snelheidsbegrenzer 
geschiedt eveneens via de hendel.
F
 
D
 raai de rolknop 1   in de stand LIMIT: de 
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar 
niet ingeschakeld (Pause).
F
 
S
 chakel de snelheidsbegrenzer opnieuw 
in door op toets 4
  te drukken als de 
getoonde snelheid geschikt is (standaard de 
geprogrammeerde snelheid die als laatste 
werd gebruikt).
F
 
U k
 unt de werking van de 
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken 
door nogmaals op toets 4
  te drukken: het 
onderbreken wordt bevestigd op het display 
(Pause). 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 213 of 400

211
Stuurkolomschakelaars.Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen 
Het inschakelen  van de snelheidsregelaar 
geschiedt handmatig: daar voor moet de auto 
met een snelheid van minstens 40
  km/h rijden.
Bij een auto met handgeschakelde 
versnellingsbak moet minimaal de derde of 
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie 
moet minimaal de tweede versnelling zijn 
ingeschakeld.
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Instellen van een snelheid / Verlagen van 
de ingestelde snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen 
van de ingestelde snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de 
snelheidsregeling.
5. Afhankelijk van de uitvoering van 
uw auto, weergave van het overzicht 
van de opgeslagen snelheden of 
opslaan van de snelheid die door 
de snelheidslimietherkenning is 
aangegeven. F
 
D
 raai de rolknop 1   in de stand CRUISE: de 
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar 
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
 
D
 ruk op toets 2   of 3: de actuele rijsnelheid 
van uw auto wordt de ingestelde 
kruissnelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
6 
Rijden